Hof 's-Hertogenbosch, 28-05-2014, nr. 20-002690-13
ECLI:NL:GHSHE:2014:1684, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
28-05-2014
- Zaaknummer
20-002690-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2014:1684, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 28‑05‑2014; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1019, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
art. 311 Wetboek van Strafrecht
Uitspraak 28‑05‑2014
Inhoudsindicatie
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002690-13
Uitspraak : 28 mei 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 13 augustus 2013 in de strafzaak met parketnummer 03-704691-12 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag],
wonende te [adres 1].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 (telkens: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de eerste rechter beslist over de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 1].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] geheel zal worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd en de vordering van de benadeelde partij betwist.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [straatnaam 1], heeft weggenomen onder meer een aantal horloges, munten en sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.hij in de periode van 20 oktober 2012 tot en met 31 oktober 2012 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [straatnaam 2], heeft weggenomen een juwelenkistje, inhoudende juwelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 12 oktober 2012 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [straatnaam 1], heeft weggenomen een aantal horloges, munten en sieraden, toebehorende aan [aangever 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
2.hij in de periode van 27 oktober 2012 tot en met 31 oktober 2012 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [straatnaam 2], heeft weggenomen een juwelenkistje, inhoudende juwelen, toebehorende aan [aangever 2] en [aangever 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De hierna volgende bewijsmiddelen zijn afkomstig uit het proces-verbaal van de regiopolitie Limburg, District Parkstad, Woninginbrakenteam Heerlen/Kerkrade, met proces-verbaalnummer 2012117784, afgesloten op 17 juli 2013, aantal doorgenummerde pagina’s 1-167.
Ten aanzien van feit 1
1.
Het ambtsedig proces-verbaal van aangifte, met proces-verbaalnummer PL2435 2012117784-1, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 13 oktober 2012 gesloten en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van politie, pagina’s 28-29, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van [aangever 1]:
De woning, [straatnaam 1] te Heerlen, is mijn eigendom. Vandaag 12 oktober 2012 ben ik samen met mijn vrouw omstreeks 13:00 uur van huis gegaan. Alvorens weg te gaan, hebben wij alle ramen en deuren gesloten middels de aanwezige sloten. Toen wij omstreeks 23:30 uur thuiskwamen, zag ik dat het dubbelglas van de schuifpui stuk was. Toen ik verder keek, zag ik dat de gehele woning was doorzocht. Ik mis goederen uit de woning. Ik zal een lijst van de gestolen goederen opmaken en aan de politie geven.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Opmerking verbalisant:
Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag dat bedoelde woning was voorzien van houten ramen,
deuren en kozijnen. Ik zag dat de achterzijde van de woning was voorzien van een
houten schuifpui voorzien van dubbele beglazing. De beglazing was verbroken en een aantal fragmenten waren door de dader(s) op het gras gelegd. Deze fragmenten zijn door mij onder de overkapping gelegd ten behoeve van het forensisch onderzoek.
Verder was er ter hoogte van het slot van bedoelde pui gestoken en gebroken met een
voorwerp.
MO-gegevens
Dader aanduiding: Verbreken glas
Hoe gepleegd: Indrukken/-slaan/-gooien/verwijderen/uitnemen, ruit
Met als goederenbijlage d.d. 27 juni 2013 (pag. 30-35):
Gestolen goederen:
horloge, merk: Splendit met zilveren bandjes;
2 horloges, 2 double armband horloges met vaste double bandjes;
horloge, merk: Pulsar, armband horloge;
horloge, merk: Pontiac;
horloge, merk: Prisma, zelf opwindend;
horloge, met passende armband;
15 horloges, verschillende dameshorloges;
135 horloges, diverse prijsklassen, verzameling;
munten, Nederlandse verzameling (veel munten);
20 munten, verzameling Byzantijnse en Romeinse munten;
munten, album met Juliana munten compleet;
munten, cassette met 10 en 5 euro munten en div. andere munten;
sieraden, 10 halskettingen
wit gouden ring met 13 briljantjes model markies;
gouden heren ring met wit goud en 1 briljantje;
zilveren ring met 2 parels en 2 zirkonia’s;
zilveren broche ovaal met witte steentjes;
gouden en witgouden broche met parel;
ketting, Swarowski;
zilveren ketting met parels en markizet steentjes;
2 oorsieraden;
ketting, zoetwaterparels met gouden slotje 1,2 meter;
ketting, barnstenen halsketting;
zilveren armband met smaragdjes;
zilveren halsketting met 5 witte steentjes;
zilveren halsketting met hanger met grijze steen;
gouden halsketting met gouden kruisje;
double armband;
zilveren armband met 3 dikke Zeeuwse knoppen;
korte ketting India zilver;
zilveren ketting lang met speciaal schakelmotief;
ketting, zilveren zilverdraad halsband;
korte kralen ketting wit met blauw;
1 oorbel, vorm bloem, goed groene blaadjes, midden steentjes;
gouden ketting lang met donkerblauw leer erdoor;
ketting leren bandjes blauw;
Eigenaar: [aangever 1], [straatnaam 1] te Heerlen.
2.
Een ambtsedig proces-verbaal sporenonderzoek, proces-verbaalnummer PL2400 2012117784-4, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 18 oktober 2012 ondertekend door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden buitengewoon opsporingsambtenaar van politie (aktenummers 6007611/1 en 6017834/1), pagina’s 49-52, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als relaas van voornoemde verbalisanten:
Op zaterdag 13 oktober 2012 te 10:00 uur, werd door ons verbalisanten, op verzoek van
Politie Regio Limburg Zuid, een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband
met een gekwalificeerde diefstal in/uit [een] woning, gepleegd op vrijdag 12 oktober 2012 tussen 13:00 uur en 23:30 uur.
Onderzoekslocatie
Het onderzoek is verricht in een woning (hoekwoning) bij [aangever 1], [straatnaam 1] Heerlen.
Opmerking verbalisant
Het forensisch onderzoek naar sporen werd door mij, verbalisant [verbalisant 3], uitgevoerd. Verbalisant [verbalisant 4] was tijdens het vervolgonderzoek, samen met mij, verbalisant [verbalisant 3], aanwezig.
Sporenonderzoek
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij (het hof begrijpt: [verbalisant 3]) het navolgende bevonden en waargenomen. Ik zag dat:
- -
er getracht is de schuifpui, die aan de binnenzijde voorzien is van een extra bijzetslot, middels een niet bekend werktuig open te breken;
- -
op het grootste stuk uitgenomen glas (het hof begrijpt: van de schuifpui) trof ik een op bloed gelijkende substantie aan. Deze substantie werd door mij op geëigende wijze middels een wattenstaafje veiliggesteld. Middels een Tetra-Base test welke een positieve uitslag gaf, stelde ik vast dat het daadwerkelijk bloed betrof. Er naar gevraagd deelde aangever mij mede dat dit bloed niet van hem of van één van zijn familieleden was. Ook de politieambtenaren welke het glas hadden verplaatst van het gras naar de plaats onder de overkapping hadden zich niet verwond aan het glas. Het bloed moest volgens aangever wel van de dader zijn. Het bloed is door mij veiliggesteld en voorzien van SIN AAEX1313NL Spoor: 42811.
Vervolgonderzoek
Op 13 oktober 2012, omstreeks 11:55 uur, deelde aangever mij telefonisch mede dat
hij op een deur in de woning mogelijk bloed had aangetroffen. Ik, [verbalisant 3], ben
samen met verbalisant [verbalisant 4] naar de woning gegaan. Aangever toonde ons op een
deur op de begane grond een bloedvlek. Het betrof de deur welke vanuit de
hobbyruimte toegang biedt tot de hal. Het aangetroffen bloed bevond zich op de kopse
kant van de deur, ter hoogte van de slotplaat. Dit bloedspoor is door verbalisant
[verbalisant 4] middels een wattenstaafje op geëigende wijze veiliggesteld. Een door haar
uitgevoerde Tetra-base test gaf een positief resultaat waarmee zij vaststelde dat
het daadwerkelijk bloed betrof. Voornoemd bloed is veiliggesteld en voorzien
SIN AAEX1314NL Spoor: 42813.
Veiliggestelde sporen
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Biologische sporen:
Spoor: 42811
SIN: AAEX1313NL
Soort: bloed
Tijdstip veiligstellen: 13/10/2012 om 10.40 uur
Plaats veiligstellen: Op uitgenomen stuk glas van de schuifpui.
Spoor: 42813
SIN: AAEX1314NL
Soort: bloed
Tijdstip veiligstellen: 13/10/2012 om 12:15 uur
Plaats veiligstellen: Op kopse kant binnendeur ter hoogte van de slotplaat.
3.
Een schriftelijk bescheid, als bedoeld in artikel 344, eerste lid onder 4, zijnde een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, aanvullend rapport naar aanleiding van een DNA-databank match, d.d. 23 november 2012, door ing. [ing.], met bijlage (pagina’s 69-72) voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Aan het bloedspoor AAEX1314NL#01 is DNA-onderzoek verricht.
Van het DNA in het sporenmateriaal AAEX1314NL#01 is een DNA-profiel verkregen dat op 19 november 2012 is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en sindsdien wordt vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is tot op heden één match gevonden. Deze matchende DNA-profielen zijn bij het Nederlands Forensisch Instituut geregistreerd onder DNA-profielcluster 8293.
Het DNA in het sporenmateriaal met het identiteitszegel AAEX1314NL#01, uit DNA-profielcluster 8293, kan afkomstig zijn van [verdachte].
De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel, wordt per spoor aangegeven in de bijlage (het hof begrijpt: in de bijlage DNA-profielcluster 8293).
Bijlage DNA-profielcluster 8293
Omschrijving onderzoeksmateriaal: bloedspoor
DNA-identiteitszegel: AAEX1314NL#01
Soort DNA-profiel: enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA profiel: kleiner dan één op één miljard.
Omschrijving onderzoeksmateriaal:
Een referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte], geboren op [geboortedag].
Ten aanzien van feit 2
4.
Het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [aangever 2], met proces-verbaalnummer PL2432 2012124631-1, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 31 oktober 2012 gesloten en ondertekend door verbalisant [verbalisant 5], buitengewoon opsporingsambtenaar van politie (aktenummer 5695687), pagina’s 75-77, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op woensdag 31 oktober 2012 deed [aangever 2] aangifte namens zichzelf en de benadeelde [aangever 3] ([adres 2]) en verklaarde het volgende:
Ik doe aangifte van inbraak in de vrijstaande woning aan de [straatnaam 2] te Heerlen. De woning is eigendom van mijn moeder, [moeder]. Tot zaterdag 20 oktober 2012 heeft ze daar gewoond. Die dag is ze overleden. Mijn broer, [broer], en ik zijn de enige nabestaanden en erfgenamen.
Dinsdag 30 oktober 2012, omstreeks 21:00 uur, heeft de buurvrouw van
nummer [nummer], toevallig uit het raam aan de achterkant gekeken. Ze zag toen aluminium
lamellen in de achtertuin liggen. Vanochtend 31 oktober 2012, omstreeks 07:30 uur, zag buurvrouw ook nog een kapot vaasje in de tuin liggen en ze zag een raam openstaan.
Tot nu toe is alleen een juwelenkistje met goedkope juwelen weggenomen.
De vernielingen aangericht om het huis binnen te kunnen komen zijn:
een vernield rolluik aan het woonkamerraam;
een vernield rolluik aan het raam van de garage;
een vernield glas van het woonkamerraam;
een beschadigd kozijn van het raam dat opengebroken is.
Door het hele huis, in alle vertrekken, is alles doorzocht. Alles is opengetrokken: kasten, kastjes, lades. Alles is overhoop gehaald en ligt door het huis.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Opmerking verbalisant
Wij, verbalisanten, [verbalisant 6] en de [verbalisant 7], zagen dat het voornoemde adres een
vrijstaande woning betrof. Wij, verbalisanten, zag dat er geen schade te zien was
aan de voorzijde van de woning. Wij, verbalisanten, zijn vervolgens aan de
achterzijde van de woning gaan kijken. Wij, verbalisanten zagen dat [het] rolluik, wat
voor het woonkamerraam hing, weg was gebroken. Wij zagen dat de stukken van het
vernielde rolluik op het gras lagen. Wij, verbalisanten, zagen dat het raam van de
woonkamer ingeslagen was en het kozijn beschadigd was. Wij, verbalisanten, zagen
dat er moeten in het kozijn zaten. Wij zagen dat binnen in de woonkamer alle laden
en kasten waren opengemaakt. Wij zagen tevens dat er verschillende goederen op de
grond lagen.
5.
Een ambtsedig proces-verbaal sporenonderzoek, proces-verbaalnummer PL2400 2012124631-3, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 31 oktober 2012 ondertekend door [verbalisant 8], buitengewoon opsporingsambtenaar van politie (aktenummer 6017855/1), pagina’s 84-87, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als relaas van voornoemde verbalisant:
0p woensdag 31 oktober 2012 te 14:45 uur, werd door mij verbalisant als forensisch
technisch medewerker op verzoek van Politie Regio Limburg Zuid een forensisch
onderzoek naar sporen verricht in verband met een gekwalificeerde diefstal in/uit
woning, gepleegd tussen zaterdag 27 oktober 2012 omstreeks 17:30 uur en woensdag 31
oktober 2012 omstreeks 09:30 uur.
Betrokkene
[echtgenote aangever 3], [adres 2].
Onderzoekslocatie
Het onderzoek is verricht in een vrijstaande woning bij [aangever 3] gelegen
aan de [straatnaam 2] Heerlen.
Informatie betrokkene
Tijdens het onderzoek was de betrokkene (het hof begrijpt: de echtgenote van één van de rechthebbenden, te weten: [aangever 3]) aanwezig. Betrokkene deelde mij mede dat:
betrokken woning eigendom van haar overleden schoonmoeder was;
zij samen met haar man op 27 oktober 2012, omstreeks 17:30 uur, de rolluiken van de gehele woning naar beneden hadden gedaan en de woning hadden afgesloten en verlaten.
Onderzoek plaats delict
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en
waargenomen. Ter plaatse zag ik dat:
uit de geleiderail van het rolluik voor het woonkamerraam, gelegen in de
achtergevel, een stuk ontbrak;
er lijnen in de achtergebleven geleiding zichtbaar waren welke duidden op het gebruik van een zaag;
in voornoemde geleiding tevens een afdruk van een platte schroevendraaier
zichtbaar was;
de lamellen van het rolluik eruit waren gehaald en in het gras van de achtertuin
lagen;
er, ter hoogte van de vernielde geleiding, op het kozijn en de ruit bloed zichtbaar was. Dit bloed werd door mij veiliggesteld AAEX1461NL;
in het houten kozijn diverse sporen van braak zichtbaar waren;
in de sluitnaad van het woonkamerraam was gewrikt waardoor de ruit van het woonkamerraam was vernield;
door middel van handreiking de ruit geopend kon worden;
op de vensterbank, gelegen in de woonkamer onder voornoemd raam, modder lag;
de gehele bungalow was doorzocht.
Modus operandi
Met behulp van vermoedelijk een zaag en een platte schroevendraaier werd de geleiding van het rolluik voor het woonkamerraam vernield. Gezien het bloed ter hoogte van de vernielde geleiding is het zeer aannemelijk dat de dader zich bij voornoemde handelingen tot bloedens toe heeft verwond. De lamellen werden uit de geleiding gehaald en op het gras in de achtertuin neergelegd. Er werd gepoogd het woonkamerraam open te breken. Daar dit niet lukte werd, vermoedelijk met behulp van een platte schroevendraaier, de ruit onder spanning gezet waardoor de ruit barstte. Door middel van handreiking werd het woonkamerraam geopend en werd de woning door middel van inklimming betreden.
Veiliggestelde sporen
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Biologische spoor:
Spoor: 42949
SIN: AAEX1461NL
Soort: bloed
Bijzonderheden: Achterzijde woning
Tijdstip veiligstellen: 31/10/2012 om 15:15 uur
Plaats veiligstellen: Ruit kozijn buitenzijde woonkamerraam.
6.
Een schriftelijk bescheid, als bedoeld in artikel 344, eerste lid onder 4, zijnde een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, rapport resultaten DNA-onderzoek, d.d. 12 december 2012, door ing. [ing.], met bijlage (pagina’s 100-102) voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Het aangeleverde sporenmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek.
Identiteitszegel AAEX1461NL#01
Spoor: bloed
DNA-profiel: Ja
DNA-databank opname: Ja
Aantal matchende DNA profielen: 1
DNA-profiel cluster 8293.
Matches met sporen en/of personen zijn in de vorm van genummerde DNA-profielclusters als bijlagen aan deze batchrapportage toegevoegd.
Bijlage DNA-profielcluster 8293
Overzicht van de matchende DNA-profielen die bij het NFI zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 8293.
Omschrijving onderzoeksmateriaal: bloedspoor
DNA-identiteitszegel: AAEX1461NL#01
Soort DNA-profiel: enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans van het DNA profiel: kleiner dan één op één miljard.
Omschrijving onderzoeksmateriaal:
Een referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte], geboren op [geboortedag].
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De raadsman heeft bepleit dat de verdacht van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat het aantreffen van het bloed van de verdachte, niet buiten redelijke twijfel bewijst dat het daadwerkelijk verdachte is geweest die de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde inbraak in de woning gelegen aan de [straatnaam 1] te Heerlen heeft de verdediging nog aangevoerd dat het in de woning aangetroffen bloedspoor mogelijk op indirecte wijze (via een zogenaamde “secondary transfer”) op de (binnen)deur terecht kan zijn gekomen. Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde inbraak in de woning gelegen aan de [straatnaam 2] te Heerlen heeft de raadsman nog aangevoerd dat - gelet op de ruime ten laste gelegde pleegperiode - niet kan worden vastgesteld hoe en wanneer het spoor is aangebracht. De aangiftes en het aantreffen van het DNA van de verdachte is onvoldoende om de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te kunnen bewijzen. Daarbij heeft de raadsman verwezen naar twee arresten van het gerechtshof Leeuwarden van 26 mei 2011 en 15 februari 2011 (ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6234 en ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4646) en een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 8 september 2010 (ECLI:NL:GHAMS:2010:BN6408).
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van feit 1
Naar het oordeel van het hof staat vast dat het aangetroffen bloedspoor in de woning gelegen aan de [straatnaam 1] te Heerlen, zoals hiervoor genoemd, een daderspoor is. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat, zoals blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen, dit bloed kort na de inbraak werd aangetroffen en dat het bloed zich bevond op de kopse kant van een binnendeur, derhalve op een niet verplaatsbaar object, welke deur vanuit de hobbyruimte toegang biedt tot de hal. Daarnaast stelt het hof vast dat niet alleen in de woning een bloedspoor overeenkomend met het DNA-profiel van de verdachte is aangetroffen, maar dat ook een bloedspoor is aangetroffen op een stuk glas afkomstig van de schuifpui. Dit bloedspoor is weliswaar niet forensisch onderzocht, maar naar het oordeel van het hof staat vast dat de dader bij het forceren van de schuifpui een bloedende wond moet hebben opgelopen en dat ook dit spoor – gelet op de plaats waar dit spoor is aangetroffen – een daderspoor is.
De door de raadsman genoemde alternatieve mogelijkheid waardoor bloed van de verdachte op de binnendeur van de woning zou zijn gekomen, is niet aannemelijk geworden. Het dossier bevat voorts geen enkele aanwijzing dat het bloedspoor daar terecht is gekomen op een andere manier en/of op een ander tijdstip dan door het optreden van de dader ten tijde van de inbraak.
Ten aanzien van feit 2
Naar het oordeel van het hof staat eveneens vast dat het aangetroffen bloedspoor aan de buitenzijde van de woning gelegen aan de [straatnaam 2] te Heerlen, zoals hiervoor genoemd, een daderspoor is. Het bloedspoor werd aangetroffen op het kozijn en de ruit van het woonkamerraam, ter hoogte van de vernielde geleiding van het rolluik voor het woonkamerraam aan de achterzijde van de woning. Zoals blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen, waren er tevens lijnen in de in de achtergebleven geleiding zichtbaar welke duidden op het gebruik van een zaag en was tevens een afdruk van een platte schroevendraaier zichtbaar. Ook in het houten kozijn waren diverse sporen van braak zichtbaar. De stelling van de raadsman dat dit bloedspoor daar op een ander moment terecht is gekomen, dan ten tijde van de inbraak, welke stelling overigens niet door de verdachte is geponeerd, vindt geen enkele steun in andere verklaringen of in enig ander bescheid in het procesdossier. Nu het bloed ter hoogte van de vernielde geleiding van het rolluik van het woonkamerraam is aangetroffen, staat naar het oordeel van het hof vast dat de dader bij het forceren van het (rolluik van het) woonkamerraam een bloedende wond moet hebben opgelopen.
Ten aanzien van feit 1 en 2
Een aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van de aangetroffen bloedsporen, die zou kunnen leiden tot het oordeel dat het bloed niet van verdachte afkomstig is, dan wel dat het bloed geen verband houdt met de inbraken, is door de verdediging niet gegeven, noch anderszins aannemelijk geworden. Verdachte heeft ervoor gekozen om zich bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg alsook ter terechtzitting in hoger beroep juist op vragen met betrekking tot de aangetroffen DNA-sporen te beroepen op zijn zwijgrecht.
Anders dan de raadsman is het hof ten slotte van oordeel dat aan het bewijsminimum is voldaan. Het verband tussen het handelen van de verdachte en de aangetroffen sporen wordt immers gelegd door de aangiftes, de genoemde processen-verbaal van politie en de NFI-rapporten.
De verweren van de raadsman worden verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan twee woninginbraken. Door zijn handelwijze heeft de verdachte heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen. Daarnaast heeft hij voor de betrokkenen overlast en financiële schade veroorzaakt. Voorts brengen feiten als het onderhavige in de regel ook bij burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 maart 2014, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van een woninginbraak. Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf, indien sprake is van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Nu het in casu echter niet gaat om één woninginbraak, maar om twee woninginbraken acht het hof in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden gerechtvaardigd. Echter, gelet op de omstandigheid dat het bewezen verklaarde betrekking heeft op feiten uit oktober 2012 en verdachte, naar het zich laat aanzien, sindsdien niet ter zake van een nieuw strafbaar feit met justitie in aanraking is gekomen, ziet het hof evenwel aanleiding om voornoemd uitgangspunt enigszins te matigen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat in geen geval kan worden volstaan met een straf zoals door de eerste rechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd nu die straf geen recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde.
Alles overziende acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij [aangever 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 3.773,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het schadeveroorzakende feit. De vordering bestaat uit materiële schade ad EUR 3.498,81 en immateriële schade ad EUR 275,--. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep geheel toegewezen, zodat zij van rechtswege in hoger beroep voortduurt.
De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij betwist. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade dient te worden afgewezen, nu de gestelde psychische gevolgen onvoldoende zijn onderbouwd waardoor niet voldaan is aan het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat – bij gebrek aan een nadere onderbouwing en gelet op het ontbreken van foto’s – de gestelde materiële schade ten aanzien van de horloges eveneens moet worden afgewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 1] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het totaal gevorderde bedrag van EUR 3.773,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Evenals de rechtbank en anders dan de raadsman acht het hof de verzochte immateriële schade geheel toewijsbaar. In aanmerking genomen de aard en ernst van het bewezen verklaarde alsmede de onderbouwing van de immateriële schade in het schade-onderbouwingsformulier, acht het hof de gevorderde schade ad EUR 275,--, aannemelijk en alleszins redelijk en billijk. Hiertoe overweegt het hof dat verdachte de woning van de benadeelde partij op onrechtmatige wijze is binnengedrongen en die woning vervolgens geheel is doorzocht. In het schade-onderbouwingsformulier heeft de benadeelde partij ook nader toegelicht dat hij door het delict heel erg is geschrokken en wekenlang slecht heeft geslapen, omdat hij zich erg onveilig voelde. Juist de woning behoort een veilige plaats te zijn waarin de benadeelde partij ongestoord van zijn privéleven kan genieten. Met de inbraak heeft verdachte dan ook een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. Anders dan door de raadsman is bepleit, is daarmee naar het oordeel van het hof voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek nu de benadeelde partij ‘op andere wijze in zijn persoon is aangetast.’
Tevens acht het hof, evenals de rechtbank, de gevorderde materiële schade toewijsbaar. Anders dan de raadsman acht het hof de gevorderde materiële schade ten aanzien van de horloges, mede gelet op de bij het voegingsformulier gevoegde bijlage, voldoende onderbouwd. Het feit dat de benadeelde partij geen foto’s van de ontvreemde horloges heeft overgelegd doet daar niet aan af. Verdachte is dan ook tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 3.773,81 (drieduizend zevenhonderddrieënzeventig euro en eenentachtig cent) bestaande uit EUR 3.498,81 (drieduizend vierhonderdachtennegentig euro en eenentachtig cent) materiële schade en EUR 275,00 (tweehonderdvijfenzeventig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 1], een bedrag te betalen van EUR 3.773,81 (drieduizend zevenhonderddrieënzeventig euro en eenentachtig cent) bestaande uit EUR 3.498,81 (drieduizend vierhonderdachtennegentig euro en eenentachtig cent) materiële schade en EUR 275,00 (tweehonderdvijfenzeventig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 (zevenenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. M. Rutgers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.W. van der Linden, griffier,
en op 28 mei 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.