Procestaal: Duits.
HvJ EG, 10-09-2009, nr. C-199/08
ECLI:EU:C:2009:538
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
10-09-2009
- Magistraten
C.W.A. Timmermans, J.-C. Bonichot, J. Makarczyk, P. Kūris, C. Toader
- Zaaknummer
C-199/08
- LJN
BJ8048
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2009:538, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 10‑09‑2009
Uitspraak 10‑09‑2009
C.W.A. Timmermans, J.-C. Bonichot, J. Makarczyk, P. Kūris, C. Toader
Partij(en)
In zaak C-199/08,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) bij beslissing van 23 april 2008, ingekomen bij het Hof op 15 mei 2008, in de procedure
Erhard Eschig
tegen
UNIQA Sachversicherung AG,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),
samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, J.-C. Bonichot, J. Makarczyk, P. Kūris en C. Toader (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: V. Trstenjak,
griffier: K. Malacek, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 11 maart 2009,
gelet op de opmerkingen van:
- —
Eschig, vertegenwoordigd door E. Salpius, Rechtsanwalt,
- —
UNIQA Sachversicherung AG, vertegenwoordigd door M. Paar, Rechtsanwalt,
- —
de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door C. Pesendorfer en J. Bauer als gemachtigden,
- —
de Tsjechische regering, vertegenwoordigd door M. Smolek als gemachtigde,
- —
de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door N. Yerrell en G. Braun als gemachtigden,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 14 mei 2009,
het navolgende
Arrest
1
Het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering (PB L 185, blz. 77).
2
Dit verzoek is ingediend in een geding tussen Eschig en de verzekeringsmaatschappij UNIQA Sachversicherung AG (hierna: ‘UNIQA’), betreffende de dekking van bepaalde advocatenkosten en de geldigheid van een beding van de algemene voorwaarden van de rechtsbijstandverzekering volgens hetwelk de verzekeraar gerechtigd is om zijn prestatie te beperken tot het voeren van proefprocessen of, in voorkomend geval, tot collectieve rechtsvorderingen of andere collectieve vormen van belangenbehartiging door rechtshulpverleners die door hem zijn gekozen, wanneer de belangen van meerdere verzekeringnemers op grond van een gelijke of gelijksoortige oorzaak tegen dezelfde wederpartijen gericht zijn.
Toepasselijke bepalingen
Gemeenschapsregeling
3
De elfde en de twaalfde overweging van de considerans van richtlijn 87/344 luiden als volgt:
‘Overwegende dat het belang van de voor rechtsbijstand verzekerde inhoudt dat deze zelf zijn advocaat moet kunnen kiezen of elke andere persoon met de kwalificaties die door het nationale recht worden toegestaan in het kader van gerechtelijke of administratieve procedures en telkens wanneer er zich een belangenconflict voordoet;
Overwegende dat aan de lidstaten de mogelijkheid dient te worden verleend om de ondernemingen te ontheffen van de verplichting de verzekerde deze vrije keuze van advocaat te bieden, wanneer de rechtsbijstandverzekering beperkt is tot zaken die voortvloeien uit het gebruik van wegvoertuigen op hun grondgebied en wanneer andere limitatieve voorwaarden vervuld zijn.’
4
Artikel 3 van richtlijn 87/344 bepaalt:
- ‘1.
Voor de rechtsbijstandverzekering moet een afzonderlijke overeenkomst worden opgemaakt, die los staat van overeenkomsten die andere branches betreffen, of moet in de polis een afzonderlijk hoofdstuk worden opgenomen waarin de inhoud van de rechtsbijstandsdekking en, indien de lidstaat zulks verlangt, de daarmee overeenkomende premie worden vermeld.
- 2.
Elke lidstaat doet het nodige om ervoor te zorgen dat de op zijn grondgebied gevestigde ondernemingen, overeenkomstig de door de lidstaat gemaakte keuze, of naar eigen keuze indien de lidstaat zulks toestaat, ten minste een van de volgende alternatieve oplossingen aannemen:
- a)
de onderneming draagt er zorg voor dat geen enkel lid van het personeel dat zich bezighoudt met de rechtsbijstandschaderegeling of met het geven van juridische adviezen met betrekking tot deze regeling, terzelfder tijd een soortgelijke werkzaamheid uitoefent:
- —
voor een door dezelfde onderneming beoefende andere branche, indien het om een meerbrancheonderneming gaat,
- —
in een andere onderneming die met de eerste onderneming financiële, commerciële of administratieve banden heeft en die één of meer andere branches van richtlijn 73/239/EEG uitoefent, ongeacht of het om een meerbranche- dan wel een gespecialiseerde onderneming gaat;
- b)
de onderneming vertrouwt de schaderegeling van de branche rechtsbijstand toe aan een juridisch zelfstandige onderneming. Deze onderneming wordt vermeld in de afzonderlijke overeenkomst of het afzonderlijke hoofdstuk bedoeld in lid 1. Wanneer deze juridisch zelfstandige onderneming banden heeft met een onderneming die één of meer andere branches genoemd onder A van de bijlage van richtlijn 73/239/EEG beoefent, mogen de medewerkers van deze onderneming die zich bezighouden met de regeling van schadegevallen of met het geven van juridische adviezen betreffende de regeling van schadegevallen, niet terzelfder tijd voor de andere onderneming dezelfde of een soortgelijke werkzaamheid uitoefenen. De lidstaten kunnen voorts dezelfde beperking opleggen aan de leden van het leidinggevend orgaan;
- c)
de onderneming neemt in de overeenkomst de bepaling op dat de verzekerde, zodra hij uit hoofde van de polis het recht heeft het optreden van de verzekeraar te eisen, de behartiging van zijn belangen mag toevertrouwen aan een advocaat van zijn keuze of, voor zover het nationale recht zulks toestaat, een ander gekwalificeerd persoon.
- 3.
Ongeacht de gekozen oplossing worden personen die voor rechtsbijstand zijn verzekerd, geacht gelijkwaardige dekking uit hoofde van deze richtlijn te genieten.’
5
Artikel 4 van richtlijn 87/344 luidt als volgt:
- ‘1.
In elke overeenkomst inzake rechtsbijstandverzekering moet uitdrukkelijk worden bepaald dat:
- a)
indien een advocaat of andere persoon die volgens het nationaal recht gekwalificeerd is, wordt gevraagd de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, de verzekerde vrij is om deze advocaat of andere persoon te kiezen;
- b)
de verzekerde vrij is om een advocaat of, indien hij daar de voorkeur aan geeft en voor zover het nationale recht zulks toestaat, een andere gekwalificeerde persoon te kiezen om zijn belangen te behartigen wanneer zich een belangenconflict voordoet.
- 2.
Onder ‘advocaat’ wordt verstaan ieder die gerechtigd is zijn beroepswerkzaamheden uit te oefenen onder een van de benamingen bedoeld in richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten.’
6
Artikel 5 van richtlijn 87/344 bepaalt:
‘Elke lidstaat kan de rechtsbijstandverzekering van de toepassing van artikel 4, lid 1, vrijstellen indien aan elk van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
- a)
de verzekering is beperkt tot zaken die voortvloeien uit het gebruik van wegvoertuigen op het grondgebied van de betrokken lidstaat;
- b)
de verzekering is verbonden met een overeenkomst voor hulpverlening in geval van een ongeval of pech waarbij een wegvoertuig betrokken is;
- c)
noch de rechtsbijstandverzekeraar noch de verzekeraar van hulpverlening verzekeren een aansprakelijkheidsbranche;
- d)
er worden maatregelen genomen om te verzekeren dat de rechtsbijstand en de vertegenwoordiging van elk van de partijen bij een geschil door volkomen onafhankelijke advocaten geschiedt indien deze partijen door dezelfde verzekeraar voor rechtsbijstand zijn verzekerd.
- 2.
De door een lidstaat krachtens lid 1 aan een onderneming verleende vrijstelling laat de toepassing van artikel 3, lid 2, onverlet.’
7
Artikel 6 van richtlijn 87/344 bepaalt:
‘De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om te verzekeren dat er, onverminderd de eventueel bij het nationale recht geboden mogelijkheid om een rechtsvordering in te stellen, wordt voorzien in een scheidsrechterlijke procedure of een andere procedure welke vergelijkbare garanties inzake objectiviteit biedt, om te bepalen welke gedragslijn er bij verschil van mening tussen de rechtsbijstandverzekeraar en zijn verzekerde, zal worden gevolgd voor de regeling van het geschil.
De verzekeringsovereenkomst moet het recht van de verzekerde vermelden om van een dergelijke procedure gebruik te maken.’
8
Artikel 7 van richtlijn 87/344 luidt als volgt:
‘Telkens wanneer zich een belangenconflict voordoet of er een verschil van mening bestaat over de regeling van het geschil, moet de rechtsbijstandverzekeraar, of in voorkomend geval het schaderegelingskantoor de verzekerde op de hoogte brengen van:
Nationale regeling
9
De regel van de vrije keuze van de rechtshulpverlener door de rechtsbijstandverzekerde is neergelegd in § 158k van de Oostenrijkse wet van 2 december 1958, zoals gewijzigd bij de wet van 11 februari 1993 op de verzekeringsovereenkomst (Versicherungsvertragsgesetz; hierna: ‘VersVG’), die is vastgesteld ter uitvoering van artikel 4 van richtlijn 87/344.
10
§ 158k VersVG bepaalt:
- ‘1.
De verzekeringnemer is gerechtigd om voor zijn vertegenwoordiging in een gerechtelijke of administratieve procedure vrijelijk een tot de beroepshalve vertegenwoordiging van partijen bevoegde persoon te kiezen. Bovendien kan de verzekeringnemer voor de verdere behartiging van zijn juridische belangen vrijelijk een advocaat kiezen, wanneer bij de verzekeraar een belangenconflict is ontstaan.
- 2.
In de verzekeringsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de verzekeringnemer voor zijn vertegenwoordiging in een gerechtelijke of administratieve procedure enkel een tot de beroepshalve vertegenwoordiging van partijen bevoegde persoon mag kiezen die kantoor houdt in de plaats van de gerechtelijke of administratieve instantie die in eerste aanleg bevoegd is voor de te voeren procedure. Ingeval niet ten minste vier van deze personen in die plaats kantoor houden, dient de keuzevrijheid zich uit te strekken tot personen binnen het rechtsgebied van het gerecht van eerste aanleg waarin de genoemde instantie zich bevindt.
- 3.
De verzekeringnemer wordt gewezen op het hem krachtens lid 1, eerste volzin, toekomende recht, wanneer hij verzoekt om de bijstand van een rechtshulpverlener voor een gerechtelijke of administratieve procedure; in geval van een belangenconflict wordt hij gewezen op het hem krachtens lid 1, tweede volzin, toekomende recht. Indien de verzekeraar een andere onderneming heeft belast met de schaderegeling […], gaan deze mededelingsverplichtingen over op die onderneming.’
Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen
11
Eschig, een Oostenrijks staatsburger, heeft bij UNIQA een rechtsbijstandverzekering afgesloten waarbij is overeengekomen dat de algemene bepalingen van de rechtsbijstandverzekering (‘Allgemeine Bedingungen für die Rechtsschutz Versicherung’; hierna: ‘ARB 1995’) van toepassing zijn.
12
Artikel 6.7.3 van de ARB 1995 bepaalt:
‘Indien meerdere verzekeringnemers voor de behartiging van hun juridische belangen verzekeringsbescherming genieten uit hoofde van een of meer verzekeringsovereenkomsten, en hun belangen op grond van een gelijke of gelijksoortige oorzaak tegen dezelfde wederpartij(en) gericht zijn, is de verzekeraar gerechtigd om zijn prestatie in eerste instantie te beperken tot de buitengerechtelijke behartiging van de juridische belangen van de verzekeringnemers en tot het voeren van noodzakelijke proefprocessen door rechtshulpverleners die door hem zijn gekozen.
Wanneer of zodra de verzekeringnemers door deze maatregelen niet voldoende worden beschermd tegen verlies van hun aanspraken, in het bijzonder door dreigende verjaring, draagt de verzekeraar bovendien de kosten van collectieve rechtsvorderingen of andere collectieve vormen van buitengerechtelijke en gerechtelijke belangenbehartiging door rechtshulpverleners die door hem zijn gekozen.’
13
Eschig en enkele duizenden andere beleggers, van wie een deel een rechtsbijstandverzekering heeft gesloten bij UNIQA, hebben geld belegd bij de beleggingsmaatschappijen AMIS Financial Consulting AG en AMIS Asset Management Investment Services AS, die vervolgens insolvent zijn geworden.
14
Daarop heeft Eschig het advocatenkantoor Salpius Rechtsanwalts GmbH opdracht gegeven hem te vertegenwoordigen in verschillende procedures, onder meer in de tegen deze ondernemingen ingeleide faillissementsprocedure, in de tegen de organen van deze ondernemingen ingestelde strafrechtelijke procedure alsook in een procedure tegen de Republiek Oostenrijk, die hij verweet te zijn tekortgeschoten in het toezicht op de financiële markten.
15
Eschig verzocht UNIQA om de toezegging dat het optreden van zijn advocaten in het verleden en in de toekomst onder de dekking van zijn rechtsbijstandverzekering viel.
16
UNIQA heeft dit verzoek afgewezen op grond van artikel 6.7.3 van de ARB 1995.
17
Eschig heeft bij het Landesgericht Salzburg beroep ingesteld. Hij verzocht de rechtbank vast te stellen, ten eerste, dat UNIQA verplicht was de kosten te vergoeden van het optreden van zijn advocaten in de afgelopen en in toekomstige procedures, en, ten tweede, dat artikel 6.7.3. van de ARB 1995 nietig was en bijgevolg geen bestanddeel vormde van de rechtsbijstandverzekeringsovereenkomst.
18
De rechtbank heeft het beroep verworpen, stellende dat artikel 6.7.3 van de ARB 1995 geen inbreuk maakt op § 158k VersVG, uitgelegd in het licht van artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344, maar deze bepaling integendeel aanvult en een oplossing verschaft voor massaschadegevallen.
19
Eschig heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld, dat is verworpen door het Oberlandesgericht Linz. De appelrechter heeft met name vastgesteld dat de in artikel 6.7.3 van de ARB 1995 vastgestelde beperking in overeenstemming is met richtlijn 87/344.
20
Het Oberste Gerichtshof, waarbij beroep tot ‘Revision’ tegen deze laatste beslissing is ingesteld, vraagt zich af hoe artikel 4 van richtlijn 87/344 dient te worden uitgelegd.
21
22
Anderzijds is deze rechter van oordeel dat op basis van een teleologische uitlegging van artikel 4 verschillende redenen kunnen worden aangehaald waarom de verzekeraar gerechtigd is om namens de verzekerden een rechtshulpverlener te kiezen wanneer een groot aantal onder hen schade lijdt door hetzelfde feit.
23
Aangezien de kosten van een collectief beroep aanzienlijk lager zijn dan die van meerdere individuele beroepen, bestaat het risico dat de verzekeringsmaatschappijen slechts bereid zullen zijn massaschadegevallen te dekken indien zij zelf de rechthulpverlener voor alle verzekerden mogen aanwijzen.
24
Bovendien vormt artikel 6.7.3 van de ARB 1995 een aanvulling op het in richtlijn 87/344 neergelegde beginsel van vrije keuze van de rechtshulpverlener.
25
De verwijzende rechter vraagt zich eveneens af aan de hand van welke criteria dient te worden vastgesteld of er sprake is van massaschade. Een clausule volgens welke de betrokkenheid van ‘meerdere verzekerden’ volstaat om de verzekeraar de bevoegdheid te verlenen om de rechtshulpverlener te kiezen, lijkt hem in strijd met de doelstellingen en de vereisten van richtlijn 87/344.
26
In deze omstandigheden heeft het Oberste Gerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:
- ‘1)
Moet artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344 […] aldus worden uitgelegd dat daarmee in strijd is een clausule in de algemene verzekeringsvoorwaarden van een rechtsbijstandverzekeraar die bepaalt dat de verzekeraar in verzekeringsgevallen waarin een groter aantal verzekeringnemers schade lijdt door hetzelfde feit (bijvoorbeeld de insolventie van een onderneming die beleggingsdiensten verricht), gerechtigd is om een rechtshulpverlener te kiezen, en die zodoende het recht op vrije keuze van de rechtshulpverlener van de individuele verzekeringnemer beperkt?
- 2)
Bij ontkennende beantwoording van de eerste vraag: onder welke voorwaarden is er sprake van een massaschade op grond waarvan conform (of in aanvulling op) genoemde richtlijn het recht om de rechtshulpverlener te kiezen, aan de verzekeraar kan worden toegekend in plaats van aan de verzekeringnemer?’
Beantwoording van de prejudiciële vragen
De eerste vraag
27
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344 aldus dient te worden uitgelegd dat de rechtsbijstandverzekeraar zich het recht mag voorbehouden, zelf de rechtshulpverlener voor alle betrokken verzekerden te kiezen wanneer een groot aantal verzekeringnemers schade lijdt door hetzelfde feit.
Bij het Hof ingediende opmerkingen
28
Volgens Eschig en de Oostenrijkse en de Tsjechische regering moet artikel 4, lid 1, sub a, van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een uitlegging van de nationale regeling volgens welke de verzekeraar zich het recht mag voorbehouden, de rechtshulpverlener te kiezen wanneer meerdere verzekerden schade lijden door hetzelfde feit.
29
Artikel 4, lid 1, sub a, van de richtlijn heeft een algemene strekking en voorziet in een bijzondere garantie voor rechtsbijstandverzekerden, los van het doel belangenconflicten te voorkomen of op te heffen. Een teleologisch geïnspireerde of op de financiële belangen van de verzekeraars gebaseerde beperking, zoals in het hoofdgeding aan de orde is, is dus ontoelaatbaar.
30
UNIQA en de Commissie van de Europese Gemeenschappen zijn de tegenovergestelde mening toegedaan.
31
Zij zijn in wezen van mening dat artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344 de rechtsbijstandverzekerde geen autonoom recht verleent om vrij zijn rechtshulpverlener te kiezen. Dit recht kan dus worden beperkt, met name wanneer een groot aantal verzekerden schade lijdt door hetzelfde feit. Zij baseren hun betoog op het doel en de context van richtlijn 87/344 en op de artikelen 4, lid 1, sub a, 3, lid 2, en 5 van deze richtlijn, in hun onderling verband beschouwd in het licht van de considerans van de richtlijn.
32
Zo stellen UNIQA en de Commissie dat richtlijn 87/344 voornamelijk beoogt, belangenconflicten tussen de rechtsbijstandverzekerden en de verzekerden te voorkomen of op te heffen, en de lidstaten te dien einde de keuze laat tussen drie mogelijkheden. Zij kunnen opteren voor een stelsel van verplichte specialisatie, zoals vermeld in de achtste overweging van de considerans van richtlijn 87/344, de overeenkomsten opmaken overeenkomstig artikel 3, lid 1, van deze richtlijn of opteren voor een van de in artikel 3, lid 2, van deze richtlijn bedoelde oplossingen.
33
Het in artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344 neergelegde beginsel van de vrije keuze van de rechtshulpverlener is enkel van toepassing op het in artikel 3, lid 2, sub c, van deze richtlijn bedoelde geval.
34
De Commissie is van mening dat, indien artikel 4, lid 1, sub a, van de richtlijn van toepassing was op alle in artikel 3, lid 2, bedoelde oplossingen, de twee eerste oplossingen irrelevant zouden zijn en slechts louter aanvullende bepalingen zouden vormen, aangezien de in artikel 3, lid 2, sub c, van de richtlijn genoemde oplossing steeds zou worden toegepast.
35
UNIQA baseert haar betoog eveneens op de formulering van de elfde overweging van de considerans van richtlijn 87/344, waarin het recht wordt erkend om vrij zijn rechtshulpverlener te kiezen telkens wanneer zich een belangenconflict voordoet. Hieruit dient volgens haar te worden afgeleid dat bij het ontbreken van een belangenconflict geen recht op vrije keuze van de rechtshulpverlener bestaat.
36
UNIQA stelt voorts dat in 1987, het jaar waarin richtlijn 87/344 is vastgesteld, enkel aandacht was besteed aan individuele schadegevallen en aan de bescherming van de slachtoffers daarvan, zodat massaschadegevallen niet worden gedekt door de richtlijn.
37
Bovendien toont de afwijking waarin artikel 5 van richtlijn 87/344 voorziet aan dat het mogelijk en geoorloofd is, af te wijken van het beginsel van de vrije keuze van de rechtshulpverlener. Volgens UNIQA vormt dit artikel geen absolute uitzondering, maar een louter voorbeeld. Doordat geen rekening is gehouden met massaschadegevallen, dient artikel 5 van de richtlijn dus in het belang van de rechtsbijstandverzekerden naar analogie te worden toegepast.
Beantwoording door het Hof
38
Om te beginnen zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak van het Hof voor de uitlegging van een gemeenschapsrechtelijke bepaling niet enkel rekening moet worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context en de doelstellingen die de regeling waarvan zij deel uitmaakt, nastreeft (zie arresten van 17 november 1983, Merck, 292/82, Jurispr. blz. 3781, punt 12; 21 februari 1984, St. Nikolaus Brennerei und Likörfabrik, 337/82, Jurispr. blz. 1051, punt 10; 14 oktober 1999, Adidas, C-223/98, Jurispr. blz. I-7081, punt 23; 14 juni 2001, Kvaerner, C-191/99, Jurispr. blz. I-4447, punt 30, en 7 juni 2005, VEMW e.a., C-17/03, Jurispr. blz. I-4983, punt 41).
39
Richtlijn 87/344 beoogt blijkens de considerans ervan enerzijds de vrije vestiging van verzekeringsmaatschappijen te vergemakkelijken door het opheffen van de barrières die voortvloeien uit de nationale regelingen die verbieden om de rechtsbijstandverzekering met andere verzekeringsbranches te cumuleren, en anderzijds de belangen van de verzekeringsnemers te beschermen door met name eventuele belangenconflicten zoveel mogelijk te voorkomen en de oplossing van geschillen tussen verzekeraars en verzekerden mogelijk te maken.
40
Daartoe voorziet de richtlijn in een aantal organisatorische en contractuele maatregelen en in een aantal specifieke garanties voor de verzekerden.
41
Wat de organisatorische en contractuele maatregelen betreft, biedt artikel 3, lid 2, van richtlijn 87/344 de verzekeraars de mogelijkheid om schadegevallen te laten regelen door afzonderlijk personeel binnen dezelfde onderneming of de regeling van de schadegevallen uit te besteden aan een juridisch onderscheiden onderneming. Voorts biedt artikel 3, lid 2, sub c, van de richtlijn de mogelijkheid om belangenconflicten te voorkomen door de verzekerde het recht te verlenen zijn rechtshulpverlener vrij te kiezen zodra een gedekt schadegeval wordt aangegeven.
42
Volgens artikel 3, lid 3, van richtlijn 87/344 wordt elk van deze oplossingen geacht de rechtsbijstandverzekerden gelijkwaardige dekking te bieden. Elke lidstaat moet ervoor zorgen dat de op zijn grondgebied gevestigde verzekeringsmaatschappijen ten minste een van deze alternatieve oplossingen toepassen. De lidstaat kan evenwel een van deze oplossingen opleggen of de ondernemingen de vrije keuze laten tussen verschillende alternatieve oplossingen.
43
Voorts moet volgens artikel 3, lid 1, van richtlijn 87/344 voor de rechtsbijstandverzekering een afzonderlijke overeenkomst worden opgemaakt die los staat van overeenkomsten die andere branches betreffen, of moet in de polis een afzonderlijk hoofdstuk worden opgenomen waarin de inhoud van de verzekering wordt vermeld. De lidstaten kunnen de verzekeraars verplichten om eveneens de met de rechtsbijstandverzekering overeenkomende premie te vermelden.
44
Wat de specifieke garanties betreft, verleent de richtlijn de verzekerden het recht om vrij een rechtshulpverlener te kiezen in de in artikel 4, sub a, bedoelde procedures of, krachtens artikel 4, sub b, wanneer zich een belangenconflict voordoet.
45
Zoals blijkt uit de artikelen 4, 6 en 7 van richtlijn 87/344, in hun geheel beschouwd, strekken de bij deze artikelen aan de verzekerden verleende rechten ertoe de belangen van de verzekerde ruim te beschermen, zonder dat zij zich beperken tot situaties waarin zich een belangenconflict voordoet.
46
Voorts blijkt uit de formulering van de artikelen 3 tot en met 5 van richtlijn 87/344 en de context van deze richtlijn dat aan iedere verzekeringnemer een algemeen en autonoom recht is verleend om, binnen de door elk van deze artikelen vastgestelde grenzen, zijn rechtshulpverlener vrij te kiezen.
47
Zo verleent in de eerste plaats artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344 aan de verzekerde het recht om zijn rechtshulpverlener te kiezen, maar beperkt het dit recht tot gerechtelijke of administratieve procedures, behoudens in gevallen waarin zich een belangenconflict voordoet. Het gebruik van het adjectief ‘elke’ in combinatie met de tijd van het werkwoord ‘bepalen’ wijzen op de algemene strekking en het bindende karakter van deze regel.
48
In de tweede plaats stelt deze bepaling de minimale vrijheid vast die aan de verzekerde dient te worden verleend, ongeacht voor welke optie van artikel 3, lid 2, van de richtlijn de verzekeringsmaatschappij kiest.
49
Dienaangaande moet worden vastgesteld dat de werkingssfeer van de in artikel 3, lid 2, sub a en b, van richtlijn 87/344 bedoelde maatregelen ongewijzigd blijft, zelfs indien uit artikel 4, lid 1, sub a, van deze richtlijn een autonoom recht van de rechtsbijstandverzekerde op vrije keuze van zijn rechtshulpverlener wordt afgeleid.
50
De oplossing van artikel 3, lid 2, sub c, van richtlijn 87/344 verleent de verzekerden immers ruimere rechten dan artikel 4, lid 1, sub a, van deze richtlijn. Zo voorziet deze laatste bepaling slechts in een recht om vrij zijn rechtshulpverlener te kiezen voor het geval dat een gerechtelijke of administratieve procedure wordt ingesteld. Volgens de oplossing van artikel 3, lid 2, sub c, van de richtlijn daarentegen mag de verzekerde de behartiging van zijn belangen toevertrouwen aan een rechtshulpverlener zodra hij uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst het recht heeft het optreden van de verzekeraar te eisen, dus ook voordat er sprake is van enige gerechtelijke of administratieve procedure.
51
Voorts heeft de door UNIQA en de Commissie voorgestelde uitlegging tot gevolg dat de werkingssfeer van artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344 tot nul wordt herleid. Indien voor de in artikel 3, lid 2, sub c, van de richtlijn bedoelde optie zou worden gekozen, zou het recht om zijn rechtshulpverlener vrij te kiezen immers zelfs vóór elke administratieve of gerechtelijke procedure bestaan. Indien artikel 4, lid 1, sub a, van de richtlijn slechts van toepassing was in het geval dat daadwerkelijk werd gekozen voor deze oplossing, zou artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344 volkomen worden uitgehold.
52
Voorts bevestigt de elfde overweging van de considerans van richtlijn 87/344 dat het recht op vrije keuze van de rechtshulpverlener in het kader van een gerechtelijke of administratieve procedure niet afhangt van het bestaan van een belangenconflict.
53
De woorden ‘und zwar immer’ in de Duitse versie van deze overweging van de considerans van richtlijn 87/344 zouden weliswaar aldus kunnen worden uitgelegd dat het recht op vrije keuze van de rechtshulpverlener afhangt van het bestaan van een belangenconflict, maar een dergelijke uitlegging kan geen steun bieden aan een strikte uitlegging van artikel 4, lid 1, sub a, van de richtlijn.
54
In de eerste plaats is het vaste rechtspraak dat het vereiste van een uniforme uitlegging van de gemeenschapsrichtlijnen meebrengt dat de tekst van een bepaling in geval van twijfel niet op zichzelf kan worden beschouwd, maar integendeel moet worden uitgelegd en toegepast in het licht van de tekst in de andere officiële talen (zie in die zin arresten van 2 april 1998, EMU Tabac e.a., C-296/95, Jurispr. blz. I-1605, punt 36; 17 juni 1998, Mecklenburg, C-321/96, Jurispr. blz. I-3809, punt 29, en 26 mei 2005, Kingscrest Associates en Montecello, C-498/03, Jurispr. blz. I-4427, punt 26).
55
Zoals de advocaat-generaal in punt 71 van haar conclusie opmerkt, blijkt uit de vergelijking van deze verschillende taalversies dat het recht op de vrije keuze van de rechtshulpverlener in het kader van gerechtelijke of administratieve procedures bestaat ongeacht of er sprake is van een belangenconflict.
56
In de tweede plaats zou artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344, zoals de Commissie heeft opgemerkt, worden uitgehold indien de woorden ‘und zwar immer’ werden uitgelegd in de door UNIQA voorgestelde zin, aangezien de normatieve inhoud van deze bepaling reeds vervat zou zijn in artikel 4, lid 1, sub b, van deze richtlijn.
57
In de derde plaats wijzen noch het oorspronkelijke voorstel van de Commissie voor een richtlijn, noch de andere tot de wetgevingsprocedure behorende documenten, zoals de advocaat-generaal in punt 73 van haar conclusie heeft opgemerkt, erop dat de gemeenschapswetgever met artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344 enkel een aanvullend instrument ter vermijding van belangenconflicten en geen zelfstandig recht op keuze van de rechtshulpverlener heeft willen scheppen.
58
Uit de ontstaansgeschiedenis van de richtlijn kan integendeel worden afgeleid dat het oorspronkelijke doel om in alle rechtsbijstandpolissen de vrije keuze van de rechtshulpverlener te garanderen, die niet afhangt van het bestaan van een belangenconflict, is gehandhaafd, zij het beperkt tot gerechtelijke of administratieve procedures.
59
In de vierde plaats kunnen de lidstaten weliswaar krachtens artikel 5 van richtlijn 87/344 bepaalde zaken die voortvloeien uit het gebruik van wegvoertuigen van de toepassing van artikel 4, lid 1, van deze richtlijn vrijstellen, maar deze uitzondering op het recht op vrije keuze van de rechthulpverlener dient strikt te worden uitgelegd en kan dus geen steun bieden aan een redenering bij analogie.
60
Bovendien staat vast dat de gemeenschapswetgever niet in een afwijkende regeling heeft voorzien voor het geval dat een groot aantal verzekeringnemers schade lijdt door hetzelfde feit.
61
UNIQA en de Commissie stellen dienaangaande dat het fenomeen van de massaschadegevallen ten tijde van de vaststelling van richtlijn 87/344 nog niet bekend was. Om die reden kan volgens hen het recht op vrije keuze van de rechtshulpverlener krachtens artikel 4, lid 1, sub a, van deze richtlijn niet worden uitgeoefend wanneer zich een massaschadegeval voordoet.
62
Dit betoog kan niet worden aanvaard.
63
Gebeurtenissen die een groot aantal personen op dezelfde wijze schade berokkenen, vormen immers geen nieuw fenomeen. Zoals Eschig heeft opgemerkt, waren er vóór de vaststelling van richtlijn 87/344 meerdere gevallen geteld.
64
En ook al zouden nieuwe omstandigheden binnen de lidstaten leiden tot een verveelvoudiging van de collectieve beroepen ter bescherming van de belangen van de leden van een groep personen, zouden dergelijke omstandigheden in de huidige stand van het gemeenschapsrecht niet kunnen leiden tot een beperking van de vrijheid van de rechtsbijstandverzekerden om al dan niet aan een dergelijk beroep deel te nemen en in voorkomend geval een rechtshulpverlener te kiezen.
65
Ten slotte dient te worden opgemerkt dat richtlijn 87/344 geen volledige harmonisatie van de rechtsbijstandpolissen van de lidstaten beoogt en dat deze laatsten in de huidige stand van het gemeenschapsrecht vrij blijven om de op deze overeenkomsten toepasselijke regeling vast te stellen.
66
De lidstaten moeten evenwel hun bevoegdheden op dit gebied uitoefenen met inachtneming van het gemeenschapsrecht en in het bijzonder van artikel 4 van richtlijn 87/344.
67
Voorts dient de nationale rechter de bepalingen van het VersVG zoveel mogelijk uit te leggen in het licht van de bewoordingen en het doel van richtlijn 87/344, rekening houdend met de uitlegging die hierboven is gegeven van artikel 4, lid 1, van deze richtlijn, teneinde het met deze richtlijn beoogde resultaat te bereiken en aldus aan artikel 249, derde alinea, EG te voldoen (zie in die zin met name arrest van 5 oktober 2004, Pfeiffer e.a., C-397/01–C-403/01, Jurispr. blz. I-8835, punt 113).
68
Bijgevolg dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/334 aldus moet worden uitgelegd dat de rechtsbijstandverzekeraar zich niet het recht kan voorbehouden zelf de rechtshulpverlener voor alle betrokken verzekerden te kiezen wanneer een groot aantal verzekeringnemers schade lijdt door eenzelfde feit.
Tweede vraag
69
Gelet op het antwoord op de eerste vraag hoeft de tweede vraag niet te worden beantwoord.
Kosten
70
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof van Justitie (Tweede kamer) verklaart voor recht:
Artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering, moet aldus worden uitgelegd dat de rechtsbijstandverzekeraar zich niet het recht kan voorbehouden zelf de rechtshulpverlener voor alle betrokken verzekerden te kiezen wanneer een groot aantal verzekeringnemers schade lijdt door eenzelfde feit.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 10‑09‑2009