NJ 2014/240
Beoordeling strafrechter van rechtmatigheid ontruiming kraakpand. Wederrechtelijk vertoeven door krakers cfm art. 138a Sr.
HR 10-12-2013, ECLI:NL:HR:2013:1753, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 december 2013
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma
- Zaaknummer
11/03074
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Noot
P.A.M. Mevis
- JCDI
JCDI:ADS127843:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:1753, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑12‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:1021, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑06‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑12‑2011
- Wetingang
Essentie
De strafrechter moet beoordelen of een cfm art. 551a Sv verrichte ontruiming rechtmatig is geschied. Het verzuim van het OM de verdachte gelegenheid te geven tegen een voorgenomen ontruiming een kort geding aan te spannen, is geen vormverzuim cfm art. 359a Sv. Als de strafrechter zo’n verzuim constateert en tot het oordeel komt dat de rechter in kort geding de ontruiming alleen tegen een later tijdstip of in het geheel niet zou hebben toegestaan, dan kan hij een schending van art. 8 EVRM constateren en eventueel, indien de ernst van de schending dit ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.