Einde inhoudsopgave
Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht
Artikel 45 [Vergunning Wte]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Bronpublicatie:
20-11-2006, Stb. 2006, 605 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken: 30658)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2006, Stb. 2006, 664 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Een vergunning die is verleend op grond van artikel 6, tweede lid, of 10, tweede lid, van de Wet toezicht effectenverkeer berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:99 van laatstgenoemde wet.
2.
Beleggingsondernemingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht worden geacht op grond van artikel 60, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 een vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van die wet te hebben, worden vanaf dat tijdstip geacht een vergunning te hebben op grond van artikel 2:99, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht.
3.
Ten aanzien van beleggingsondernemingen met zetel in een andere lidstaat die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht een vergunning hebben op grond van artikel 6, tweede lid, of 10, tweede lid, van de Wet toezicht effectenverkeer wordt geacht te zijn voldaan aan artikel 2:98, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht.