Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/4.7.5:4.7.5 Verschil in rechtsgevolgen tussen essentialia en resterende aspecten
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/4.7.5
4.7.5 Verschil in rechtsgevolgen tussen essentialia en resterende aspecten
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS503468:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Als het scheidsgerecht tevens fundamentele beginselen van procesrecht schendt, kan het arbitraal vonnis ook wegens schending van de openbare orde worden vernietigd (art. 1065 lid 1 (e) Rv) (HR 17 januari 2003 (IMS/Modsaf Iran), NJ 2004, 384, m.nt. HTS).
HR 9 januari 1981 (De Raad/Wagemaker), NJ 1981, 203, m.nt. WHH.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het onderscheid tussen de essentialia van de arbitrageovereenkomst en de resterende aangelegenheden betreffende de arbitrage is van groot belang.
Voor de overeenkomst die voorziet in de resterende aangelegenheden betreffende de arbitrage gelden niet de (additionele) eisen die voor de overeenkomst tot arbitrage gelden. Ook het bewijsvoorschrift van art. 1021 Rv geldt voor de overeenkomst betreffende de resterende aangelegenheden niet.
Ook het verschil in mogelijkheden tot vernietiging van een arbitraal vonnis is illustratief. De wet kent geheel eigen gronden voor de vernietiging van een arbitraal vonnis in het geval dat een arbitrageovereenkomst ontbreekt en in het geval dat de overeengekomen benoemingsregeling of de overeengekomen regels betreffende de gedingvoering zijn geschonden. Bij schending van de benoemingsregeling en de regels betreffende de gedingvoering zal vernietiging van een arbitraal vonnis wegens onregelmatige samenstelling van het scheidsgerecht (art. 1065 lid 1 (b) Rv) respectievelijk schending van de opdracht van het scheidsgerecht (art. 1065 lid 1 (c) Rv) worden gevorderd.1 Bij schending van de benoemingsregeling en de wijze van gedingvoering zal geen vernietiging van het arbitraal vonnis worden gevorderd op de grond dat een geldige arbitrageovereenkomst ontbreekt (art. 1065 lid 1 (a) Rv), dit ook niet als de benoemingsregeling en de wijze van gedingvoering in de arbitrageovereenkomst zijn opgenomen. Hieraan doet geenszins af dat de wet zelf bepaalt dat een arbitragereglement deel uitmaakt van de arbitrageovereenkomst (art. 1020 lid 6 Rv). De wet is daarom in dit opzicht enigszins misleidend. Als gezegd, dient art. 1020 lid 6 Rv te worden geschrapt (zie 4.6 in fine).
Het onderscheid tussen de essentialia van de arbitrageovereenkomst en de resterende aangelegenheden komt ten slotte ook tot uiting in de mogelijkheden tot uitleg daarvan. Partijen kunnen de uitleg van hun regeling betreffende de genoemde resterende aspecten aan de toetsing van de gewone rechter onttrekken.2 Voorzover het de uitleg van de essentialia van de arbitrageovereenkomst betreft, heeft de gewone rechter juist het hoogste woord (art. 1052 lid 4 Rv en art. 1065 lid 1 (a) Rv).