Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Japan tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 22 Vermijden van dubbele belasting
Geldend
Geldend vanaf 29-12-2011
- Bronpublicatie:
25-08-2010, Trb. 2011, 84 (uitgifte: 16-05-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
29-12-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2011, Trb. 2011, 271 (uitgifte: 23-12-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Onverminderd de bepalingen van de wetgeving van Japan inzake het toestaan een verrekening met de Japanse belasting van belasting die in een ander land dan Japan verschuldigd is, indien een inwoner van Japan inkomen verkrijgt uit Nederland dat in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag in Nederland mag worden belast, mag het bedrag aan verschuldigde Nederlandse belasting ter zake van dat inkomen worden verrekend met de over die inwoner geheven Japanse belasting. Het verrekende bedrag mag echter niet hoger zijn dan het deel van de Japanse belasting ter zake van dat inkomen.
2.
Indien het inkomen afkomstig uit Nederland bestaat uit dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van Nederland aan een lichaam dat inwoner is van Japan en dat gedurende het tijdvak van zes maanden onmiddellijk voor de dag waarop de verplichting tot het betalen van dividend is vastgesteld ten minste 10 percent bezat van de door het lichaam dat de dividenden betaalt uitgegeven aandelen met stemrecht of van het totale aantal door dat lichaam uitgegeven aandelen, worden deze dividenden uitgesloten van de grondslag van de Japanse belastingheffing. Op deze uitsluiting zijn de bepalingen van toepassing, niet zijnde de bepalingen ter zake van de eisen omtrent de eigendom van aandelen uit de wetgeving van Japan ter zake van de uitsluiting van dividenden van de grondslag van de Japanse belastingheffing.
3.
Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag in Japan mogen worden belast of uitsluitend in Japan mogen worden belast.
4.
Indien echter een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen verkrijgt die volgens artikel 6 eerste, derde en vierde lid, artikel 7, eerste lid, artikel 10, zevende lid, artikel 11, vijfde lid, artikel 12, derde lid, artikel 13, eerste, tweede, derde en vierde lid, artikel 14, eerste en derde lid, artikel 17, eerste en tweede lid, artikel 18, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, en artikel 20, tweede lid, in Japan mogen worden belast of uitsluitend in Japan mogen worden belast en die in de in het derde lid bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze bestanddelen van het inkomen vrij door een vermindering van zijn belasting toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te dien einde worden bedoelde bestanddelen van het inkomen geacht te zijn begrepen in het bedrag van de bestanddelen van het inkomen die ingevolge die bepalingen van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
5.
Nederland verleent voorts een aftrek op de aldus berekende Nederlandse belasting voor de bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 10, tweede en tiende lid, artikel 11, tweede lid, artikel 13, zevende lid, artikel 15, artikel 16, eerste en tweede lid, en artikel 17, derde lid, in Japan mogen worden belast, in zoverre deze bestanddelen in de in het derde lid bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in Japan over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting, maar bedraagt, indien de bepalingen van de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting daarin voorzien, niet meer dan het bedrag van de aftrek die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen bestanddelen van het inkomen de enige bestanddelen van het inkomen zouden zijn geweest die uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting in vermindering zijn toegelaten.
Dit lid zal een tegemoetkoming nu of in de toekomst verleend uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting niet beperken, echter uitsluitend voor zover het de berekening van het bedrag van de aftrek op de Nederlandse belasting betreft met betrekking tot de som van inkomsten afkomstig uit meer dan een land en de voortwenteling van de belasting betaald in Japan op bedoelde bestanddelen van het inkomen naar de volgende jaren.
6.
Niettegenstaande de bepalingen van het vierde lid, verleent Nederland een aftrek op de Nederlandse belasting voor de in Japan betaalde belasting op bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 7, eerste lid, artikel 10, zevende lid, artikel 11, vijfde lid, artikel 12, derde lid, en artikel 20, tweede lid, in Japan mogen worden belast, voor zover deze bestanddelen in de in het derde lid bedoelde grondslag zijn begrepen en voor zover Nederland uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting een aftrek verleent op de Nederlandse belasting voor de in een ander land over die bestanddelen van het inkomen geheven belasting. Voor de berekening van deze aftrek zijn de bepalingen van het vijfde lid van dit artikel van overeenkomstige toepassing.
7.
Voor de toepassing van de voorgaande leden van dit artikel wordt inkomen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat die de uiteindelijk gerechtigde is dat in overeenstemming met dit Verdrag mag worden belast of uitsluitend mag worden belast in de andere verdragsluitende staat geacht afkomstig te zijn uit bronnen in die andere verdragsluitende staat.