V-N 2015/28.17
Mogelijk prejudiciële vragen over verzekeringsplicht van Rijnvarende met Cypriotische werkgever
HR (A-G) 21-04-2015, ECLI:NL:PHR:2015:548, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
21 april 2015
- Zaaknummer
14/05262
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS277400:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Internationale sociale zekerheid (V)
Europees belastingrecht (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
Premieheffing (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:2904, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑10‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑05‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:548, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑04‑2015
- Wetingang
art. 7 lid 2 onderdeel a en art. 14 lid 2 onderdeel a Verordening (EEG) nr. 1408/71; art. 16 en 87 lid 8 Verordening (EEG) nr. 883/2004
Essentie
A-G Wattel is van mening dat prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU moeten worden gesteld omdat met name onzeker is of Cyprus wel aan het Rijnvarendenverdrag is gebonden.
Samenvatting
X woont in 2009 in Nederland en werkt op een Nederlands binnenvaartschip waarvoor medio 2007 een Rijnvaartverklaring is afgegeven. X staat van 1 januari tot en met 30 september 2009 op de loonlijst van het Luxemburgse C sarl. Daarna staat hij op de loonlijst van een Cypriotisch bedrijf. De Rijnvaartverklaring vermeldt B bv als eigenaar van het schip en C sarl als de exploitant. Op 24 juli 2009 heeft de Staatssecretaris ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.