Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/
Verhandeling
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS363295:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie onder andere: Rapport van de Commissie Samenwerkingsverbanden in de omzetbelasting, Geschriften van de Vereniging voor Belastingwetenschap, nr. 214, Kluwer, Deventer, 2000, blz. 31, G.B. Markink en P.F. Zijlstra, BTW bij samenwerking, BTW-bulletin 2003, nr. 2, blz. 11, Gj. van Norden, De personenvennootschap ten opzichte van enige andere samenwerkingsvormen in de BTW, TFO 2005, nr. 77, blz. 39.
Conclusie van A-G Overgaauw van 12 september 2002, nr. 37 800, BNB 2004/66.
G.B. Markink en P.F. Zijlstra, BTW bij samenwerking, BTW-bulletin 2003, nr. 2, blz. 11, D.B. Bijl, noot onder HR 17 januari 2003, nr. 37 914, BNB 2003/110 en Gj. van Norden, De personenvennootschap ten opzichte van enige andere samenwerkingsvormen in de BTW, TFO 2005, nr. 77, blz. 30.
Uit de jurisprudentie van de Tariefcommissie valt op te maken dat van een (stille) partageovereenkomst sprake is, indien de in partage handelende partijen voor gezamenlijke rekening en risico handelen en de vruchten van hun samenwerking delen. Aldus kunnen twee eisen worden onderscheiden:
De in partage handelende partijen moeten voor gezamenlijke rekening en risico handelen;
De in partage handelende partijen moeten de vruchten van hun samenwerking delen.
Na het arrest van 5 juni 1991 zijn er geen gevallen meer geweest waarin de Hoge Raad het leerstuk van partage van toepassing heeft geacht. Het lijkt erop dat het leerstuk in de literatuur1 een eigen leven is gaan leiden en dat er drie nadere criteria zijn geëxpliciteerd die de Tariefcommissie en de Hoge Raad impliciet hadden gesteld aan het feitencomplex voor partage:
De in partage handelende partijen moeten kunnen worden aangemerkt als belastingplichtigen voor de btw;
De in partage handelende partijen dienen zich niet naar buiten toe voor te doen als een entiteit.
In zijn conclusie van 12 december 2002 formuleerde A-G Overgaauw een criterium dat tot dan toe niet (expliciet) in de jurisprudentie en de literatuur was terug te vinden.2 Dit criterium is vervolgens terug te vinden in de (schaarse) literatuur over partage van na 12 december 2002.3
De in partage handelende partijen dienen gezamenlijk een prestatie te verrichten die de afnemer ervaart als één onsplitsbare prestatie.
In het navolgende ga ik nader op deze criteria in.