GiEA Aruba, 20-05-2019, nr. AUA201901097
ECLI:NL:OGEAA:2019:294
- Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Datum
20-05-2019
- Zaaknummer
AUA201901097
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGEAA:2019:294, Uitspraak, Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 20‑05‑2019; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 20‑05‑2019
Inhoudsindicatie
verzoek ex artikel 54 Lar - Niet is gebleken dat verweerder hierna nog handhavend, al dan niet conform het handhavingsprotocol, heeft opgetreden, door bijvoorbeeld verzoekster schriftelijk te sommeren om binnen een bepaalde tijd het te grote bouwwerk af te breken/te verwijderen, dan wel haar te beboeten of te schorsen. Ter zitting heeft verzoekster gesteld dat zij op de andere locatie nog geen verkooppunt heeft. Onduidelijk is dan ook gebleven waarom deze aanvraag voor het jaar 2019 is afgewezen.
Partij(en)
Uitspraak van 20 mei 2019
L.A.R. nr. AUA201901097
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
De naamloze vennootschap OCEAN FAITH N.V.,
gevestigd in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. L.J. Pieters,
gericht tegen:
De minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de advocaten mrs. A.F. Kuster en I.N. Fräser.
1. PROCESVERLOOP
Bij beschikking van 20 maart 2019 (hierna de bestreden beschikking) heeft de Directeur van de Directie Infrastructuur en Planning (DIP), verzoekster (kennelijk) namens verweerder bericht, dat haar verzoek voor verlening van precario voor het jaar 2019, niet kan worden ingewilligd. Daarbij is verzoeker tevens opgedragen “voornoemde perceel” onmiddellijk te ontruimen.
Hiertegen heeft verzoekster op 4 april 2019 een bezwaarschrift ingediend.
Op 5 april 2019 heeft verzoekster onderhavig verzoekschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting op 29 april 2019, waar zijn verschenen de heer [naam directeur], directeur van verzoekster, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd, en namens de verweerder ambtenaren werkzaam bij de DIP, bijgestaan door de gemachtigden voornoemd.
Uitspraak is hierna bepaald op heden.
2. OVERWEGINGEN
2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Voor zover de toetsing aan het in artikel 54, eerste lid, van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
De bestreden beschikking
2.3
Aan de bestreden beschikking is ten grondslag gelegd dat verzoekster de precario voorwaarden niet heeft nageleefd en dat sprake is van schending van de openbare orde. Dit, gelet op de gedane waarschuwingen en aanschrijvingen ten aanzien van het opereren van verzoekster in strijd met de precario voorwaarden alsmede andere illegale praktijken, en op de diverse klachten in verband met incidenten, mutaties en politierapporten waarbij de openbare orde, rust en veiligheid op het strand is verstoord.
Verzoek en standpunt verzoekster
2.4
Verzoekster is het hier niet mee eens en heeft verweerder verzocht de bestreden beschikking te heroverwegen. Bij onderhavig verzoekschrift heeft verzoekster verzocht de bestreden beschikking te schorsen totdat op het bezwaar zal zijn beslist, waarbij de ontruiming dan wel het afbreken van het bouwwerk niet onmiddellijk zal moeten plaatsvinden, en als voorlopige voorziening te bepalen dat verzoekster haar werkzaamheden mag voortzetten totdat onherroepelijk op het bezwaar zal zijn beslist.
2.5
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat de bestreden beschikking onduidelijkheden bevat, en gebrekkig en onvoldoende gemotiveerd is. Ter onderbouwing hiervan heeft zij het volgende aangevoerd.
2.5.1
Zij heeft op 14 november 2018 drie vergunningsaanvragen voor drie verschillende locaties voor het jaar 2019 ingediend en het is haar niet duidelijk welke aanvraag bij de bestreden beschikking wordt afgewezen.
2.5.2
Verder, dat uit de bestreden beschikking niet valt op te maken welke precariovoorwaarden zij niet zou hebben nageleefd, noch welke incidenten, klachten, mutatie en politierapporten er bestaan waaruit zou blijken dat zij de openbare orde, rust en veiligheid op het strand zou hebben verstoord.
2.5.3
Verzoekster vermoedt dat gedoeld wordt op een - naar haar mening onterecht - gegeven schriftelijke waarschuwing van 8 november 2018 van de Task Force Beach Policy, op de aanzegging tot bestuursdwang van 3 juli 2018 - waartegen zij een bezwaarschrift heeft ingediend en een voorlopige voorziening heeft verzocht en gekregen - en op een incident uit januari 2018 in verband met onenigheid met de buren. Na dit incident is de precariovergunning voor het jaar 2018 nog afgegeven, zodat dit incident haar nu niet kan worden tegengeworpen. Aldus verzoekster.
De feiten
2.6
In dit geval is het volgende gebleken.
2.6.1.
Verzoekster exploiteert al jarenlang (vanaf het jaar 1992, volgens verzoekster) een watersportbedrijf op twee locaties op het strand, namelijk ten westen van het Hyatt Hotel en ten westen van de Marriott Ocean Club.
2.6.2.
De overheid heeft in het jaar 2014 aangekondigd dat een nieuw strandbeleid zou worden ingevoerd. De Richtlijn Ruimtelijke Inrichting Stranden (RRIS) is vervolgens in het jaar 2016 geïmplementeerd.
2.6.3
Aan verzoekster zijn op 19 juli 2016 een tweetal precariovergunningen verleend:
i. vergunning nr. 23L/16, DIP/4126 voor het gedurende het jaar 2016 innemen van 80 m2 domeingrond op het strand ten westen van Hyatt Hotel, voor het plaatsen van een verwijderbare schaduwvoorziening waar vanuit watersportmaterialen, 10 strandstoelen en 5 parasols verhuurd zullen worden, en
ii. vergunning nr. 39P/16, DIP/4140 voor het gedurende het jaar 2016 innemen van 25 m2 domeingrond ten westen van Marriott ten behoeve van het aanbieden en verkopen van watersportactiviteiten.
2.6.4
Tegen de vergunning nr. 23L/16, DIP/4126 heeft verzoekster een bezwaarschrift ingediend. Op 18 juli 2017 heeft de Bezwaaradviescommissie LAR geadviseerd het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te handhaven.
2.6.5
Aan verzoekster zijn op 14 augustus 2018, afgegeven op 15 november 2018, een zestal precariovergunningen verleend, namelijk:
a. vergunning nr. 23L/17, DIP3992/18 voor het gedurende het jaar 2017 innemen van 80 m2 domeingrond op het strand ten westen van Hyatt Hotel, voor het plaatsen van een verwijderbare schaduwvoorziening van maximaal 40 m2 waar vanuit watersportmaterialen, 12 strandstoelen en 6 parasols verhuurd zullen worden;
b. vergunning nr. 25C-P/17, DIP3982/18 voor het gedurende het jaar 2017 innemen van domeingrond op het strand ten westen van Hyatt Hotel voor het plaatsen van een verwijderbare schaduwvoorziening van maximaal 9 m2 ten behoeve van het aanbieden en verkopen van watersportactiviteiten;
c. vergunning nr. 37-B-P/17, DIP3987/18 voor het gedurende het jaar 2017 innemen van domeingrond op het strand ten westen van Marriott Ocean Club voor het plaatsen van een verwijderbare schaduwvoorziening van maximaal 9 m2 ten behoeve van het aanbieden en verkopen van watersportactiviteiten;
d. vergunning nr. 23L/18, DIP3993/18 voor het gedurende het jaar 2018 innemen van 80 m2 domeingrond op het strand ten westen van Hyatt Hotel, voor het plaatsen van een verwijderbare schaduwvoorziening van maximaal 40 m2 waar vanuit watersportmaterialen, 12 strandstoelen en 6 parasols verhuurd zullen worden;
e. vergunning nr. 25C-P/18, DIP3983/18 voor het gedurende het jaar 2018 innemen van domeingrond op het strand ten westen van Hyatt Hotel voor het plaatsen van een verwijderbare schaduwvoorziening van maximaal 9 m2 ten behoeve van het aanbieden en verkopen van watersportactiviteiten;
f. vergunning nr. 37-B-P/17, DIP3988/18 voor het gedurende het jaar 2018 innemen van domeingrond op het strand ten westen van Marriott Ocean Club voor het plaatsen van een verwijderbare schaduwvoorziening van maximaal 9 m2 ten behoeve van het aanbieden en verkopen van watersportactiviteiten;
waarbij wat betreft de ligging telkens is bepaald dat dit is “conform de aanwijzingen van het Korps Politie Aruba en de Directie Infrastructuur en Planning”.
2.6.6
Aan de precariovergunningen zijn algemene en bijzondere voorwaarden verbonden.
2.6.7
Tegen deze vergunningen heeft verzoekster op 21 december 2018 bezwaarschriften ingediend.
2.6.8
Verzoekster heeft op 14 november 2018 drie vergunningsaanvragen precario voor het jaar 2019 ingediend voor:
(1) een stuk domeingrond van 25 m2 ten westen van Hyatt Hotel voor het aanbieden van watersportactiviteiten,
(2) een stuk domeingrond van 80 m2 ten westen van Hyatt Hotel voor het plaatsen van een verwijderbare schaduwvoorziening, waar vanuit watersportmaterialen, 50 strandstoelen en 30 parasols verhuurd zullen worden en
(3) een stuk domeingrond van 25 m2 ten westen van Marriott Ocean Club, voor het plaatsen van een verwijderbare schaduwvoorziening, waar vanuit watersportmaterialen, 30 strandstoelen en 20 parasols verhuurd zullen worden.
2.6.9
Bij beschikking van 8 juli 2018 is verzoekster gesommeerd het houten bouwwerk van ongeveer 36m2 dat hij op de locatie ten westen van Marriott Ocean Club (nr. 37B-P) heeft geplaatst, te ontruimen, bij gebreke waarvan het Land over zal gaan tot het wegnemen ervan. Bij uitspraak van 10 augustus 2018 (zaak LAR nr. AUA201802548) heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat verweerders in redelijkheid de ontruiming voor het gehele bouwwerk niet kunnen handhaven, en de beschikking geschorst ter voorkoming van onevenredig nadeel aan de zijde van verzoekster.
2.6.10
Tijdens diverse controles van politieambtenaren en ambtenaren van de DIP in januari 2019 is geconstateerd dat verzoekster op de locatie ten westen van Marriott Ocean Club handelt in strijd met haar vergunning door strandstoelen en parasols te verhuren, niet op de aangewezen plek te staan en een bouwwerk te hebben geplaatst die groter is dan de toegestane 9 m2. In januari 2019 is de bestuursdwang geëffectueerd en is het bouwwerk weggehaald.
2.6.11
Bij brief van 17 januari 2018, met kenmerk Alg.22-2018, is aan verzoekster naar aanleiding van twee incidenten die op 14 en 15 januari 2018 hebben plaatsgevonden in verband met een conflict met betrekking tot het gebruik van het aan verzoekster uitgegeven perceel ten westen van het Hyatt Hotel, een eerste waarschuwing gegeven ter zake van het onrechtmatig gebruik van domeingrond en de niet naleving van de voorwaarden geldend bij de precario ten westen van het Hyatt Hotel, te weten locatie nr. 23L.
2.6.12
Volgens de ongedateerde verklaringen van de controleurs van de DIP, hebben zij tijdens diverse controles “ter plaatse” in de periode tussen augustus 2018 en januari 2019 de directeur van verzoekster mondeling erop gewezen dat hij in strijd met, dan wel zonder precariovergunning opereerde en is hem mondeling aangezegd de illegale exploitatie van zijn bedrijf te herstellen. Volgens de ongedateerde verklaring van de team coördinator van de afdeling Toezicht, Controle en Handhaving van de DIP, heeft hij in januari en maart 2018 de directeur van verzoekster mondeling te kennen gegeven dat hij zich aan de precariovoorwaarden moet houden, dat het bouwwerk op de locatie te Marriott een gevaar vormde en dat hij op de locatie te Hyatt buiten de toegestane oppervlakte opereerde.
Relevante wet- en regelgeving
2.7
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 2, aanhef en onder sub c van de Landsverordening openbare wateren en stranden, dat ter verzekering van het veilig en doelmatig gebruik van de openbare wateren onder beheer van het Land en van de daarbij behorende stranden, bij landsbesluit houdende algemene maatregelen door straffen te handhaven bepalingen worden vastgesteld betreffende het gebruik maken van stranden onder beheer van het Land.
Ingevolge artikel 2, eerste lid van het Landsbesluit openbare wateren en stranden is dit landsbesluit – voor zover hier van toepassing – van toepassing op de openbare wateren en de daartoe behorende stranden, voor zover onder beheer van het Land.
Artikel 27 van dit landsbesluit bepaalt – voor zover hier van belang – dat onverminderd het bepaalde in de Algemene Politieverordening, het verboden is zonder ontheffing van de Minister op de openbare stranden en oevers zich heen en weer te bewegen of post te vatten met het kennelijk doel voorwerpen, dienst of gelegenheden, hoe ook genaamd, aan het publiek te huur, te koop of anderszins aan te bieden.
Ingevolge artikel 3, eerste lid van het Retributie- en legesbesluit Directie Infrastructuur en Planning, mag zonder vergunning, verleend door of namens de minister, belast met infrastructuur, geen openbare grond of openbaar water, worden ingenomen. Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat een vergunning kan worden geweigerd in verband met de handhaving van de openbare orde en veiligheid, alsmede ter bescherming van het milieu.
De RRIS is een beleidsrichtlijn die door de DIP wordt toegepast bij toetsing van aanvragen voor het gebruik van openbare stranden in het district Westkust Aruba. Het district Westkust loopt vanaf Bushiri tot aan Arashi. Uitgangspunt in de RRIS is dat de stranden van Aruba behoren tot het publieke domein en voor iedereen op gelijke basis toegankelijk moeten zijn en blijven. Met betrekking tot watersport operatoren is in de RRIS (pag. 10) bepaald dat degenen die begin 2013 op het strand operationeel waren, een standplaats kunnen aanvragen en dat zij niet worden uitgesloten op grond van hun eerdere agressieve en incidentrijk gedrag of het niet betalen van precario belasting. De RRIS wordt geïntroduceerd als een start met een schone lei. Vanaf de afkondiging geldt strenge handhaving, die uiteindelijk kan leiden tot intrekking van de vergunning en verwijdering van het strand. Het een en ander conform een protocol.
De beoordeling
2.8
Voor honorering van een verzoek als het onderhavige is onder meer vereist dat een aanmerkelijke kans bestaat dat de bestreden beschikking in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.
2.9
De voorzieningenrechter stelt voorop dat verweerder bevoegd is een vergunning tot het innemen van openbare grond te weigeren in verband met handhaving van de openbare orde en veiligheid. Beoordeeld dient dan te worden of verweerder in dit geval in redelijkheid gebruik heeft mogen maken van deze bevoegdheid.
2.10
De voorzieningenrechter constateert ten eerste dat de bestreden beschikking een deugdelijke motivering ontbeert, nu uit die beschikking niet kan worden afgeleid welke van de drie door verzoekster ingediende precario-aanvragen wordt afgewezen. De beschikking leidt dus aan een motiveringsgebrek. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dit gebrek in de bezwaarfase nog worden geheeld, zodat de bestreden beschikking niet reeds daarom voor vernietiging in aanmerking komt. Dit klemt temeer daar uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat met de bestreden beschikking is beoogd alle aanvragen van verzoekster voor het jaar 2019 af te wijzen.
Locatie nr. 23L
2.11
Nu in de bestreden beschikking ontruiming van “voornoemd perceel” wordt opgedragen, en uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat thans alleen op de locatie ten westen van Hyatt (nr. 23L) een bouwwerk staat, zal de voorzieningenrechter beoordelen of een aanmerkelijke kans bestaat dat de bestreden beschikking, voor zover het betreft de afwijzing van de precariovergunning voor deze locatie en de sommatie tot ontruiming, in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.
2.12
In dit geval staat vast dat verzoeker op bedoelde locatie een schaduwvoorziening (een ‘shack’) heeft gebouwd die even groot, dan wel groter is dan het haar reeds in 2016 bij vergunning verleende perceel van 80 m2. Uit de vergunningen (2016, 2017 en 2018) als ook de RRIS volgt dat op het perceel van 80 m2, een verwijderbare schaduwvoorziening van maximaal 40 m2 mag staan en dat de rest van het perceel gebruikt moet worden voor de uitstalling van watersportmaterialen en de strandstoelsectie. Vast staat dan ook dat verzoekster op bedoelde locatie handelt in strijd met de hem verleende precariovergunning, nu hij meer domeingrond in gebruik neemt dan hem is toegestaan. Dat hij in december 2018 tegen die vergunning(en) in bezwaar is gegaan, maakt dit niet anders.
2.13
Uit de overgelegde stukken blijkt echter dat verzoekster ‘slechts’ eenmaal, namelijk in januari 2018, een schriftelijke waarschuwing heeft gekregen ter zake van het onrechtmatig gebruik van domeingrond en het niet naleven van de precariovoorwaarden. Deze waarschuwing heeft er echter niet toe geleid dat hem voor het jaar 2018 geen vergunning is verleend. Niet is gebleken dat verweerder hierna nog handhavend, al dan niet conform het handhavingsprotocol, heeft opgetreden, door bijvoorbeeld verzoekster schriftelijk te sommeren om binnen een bepaalde tijd het te grote bouwwerk af te breken/te verwijderen, dan wel haar te beboeten of te schorsen. In het licht hiervan is het onduidelijk gebleven waarom deze enige schriftelijke waarschuwing het verlenen van een vergunning in het jaar 2019 in de weg zou staan.
Locatie nr. 37-B-P
2.14
Ten aanzien van de locatie ten westen van Marriott is gebleken dat verweerder – ondanks de voorlopige voorziening getroffen bij uitspraak van 10 augustus 2018 – in januari 2019 de aangezegde bestuursdwang heeft geëffectueerd. Op die locatie staat nu, naar de voorzieningenrechter aanneemt, geen bouwwerk (meer).
Ten aanzien van deze locatie heeft verzoekster voor het jaar 2019, net als de voorgaande jaren, een aanvraag ingediend voor het innemen van 25 m2 domeingrond. Bij de vergunning voor het jaar 2016 was haar ook toegestaan 25 m2 domeingrond in te nemen. Tegen de vergunningen voor de jaren 2017 en 2018, waarbij haar het innemen van 9 m2 domeingrond is toegestaan, loopt nog een bezwaarprocedure.
Locatie 25 C-P
2.15
Ter zitting heeft verzoekster gesteld dat zij op deze locatie nog geen verkooppunt heeft. Onduidelijk is dan ook gebleven waarom deze aanvraag voor het jaar 2019 is afgewezen.
2.16
Gelet op het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de bestreden beschikking onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd en niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Bij de beoordeling weegt de voorzieningenrechter ook mee dat de precariovergunningen, zoals verzoekster dat heeft gesteld, voor haar “de kurk zijn waarop de zaak drijft” en dat de onmiddellijke uitvoering van de met de afwijzing van de aanvraag samenhangende ontruiming, het einde van haar zaak - haar bron van inkomen - zal betekenen.
2.17
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat een aanmerkelijke kans bestaat dat de bestreden beschikking in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Ter voorkoming van nadeel voor verzoekster zal bij wijze van voorlopige voorziening worden bepaald dat verzoekster, zolang op het bezwaar niet is beslist, zal worden behandeld als ware in het bezit van een precario-vergunning voor de locaties nrs. 23L, 37 B-P en 25 C-P, met de daaraan verbonden algemene en bijzondere voorwaarden, met dien verstande dat verzoekster ervoor moet zorgen dat de schaduwvoorziening op de locatie nr. 23L binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak voldoet aan de in de vergunning gegeven afmetingen, dus maximaal 40 m2 groot mag zijn.
2.18
Ten overvloede wordt hierbij opgemerkt dat deze voorlopige voorziening(en) de bevoegdheid van verweerder om handhavend op te treden, onverlet laat.
2.19
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen wettelijke grondslag, zodat dit onderdeel van het verzoek zal worden afgewezen.
3. BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
- schorst de bestreden beschikking van 20 maart 2019, kenmerk Alg-22-2018, totdat op het daartegen gerichte bezwaar zal zijn beslist;
- bepaalt dat verzoekster, Ocean Faith NV, bij wijze van voorlopige voorziening en totdat op het bezwaar zal zijn beslist, zal worden behandeld als ware in het bezit van:
- een vergunning tot het innemen van maximaal 80 m2 domeingrond op het strand ten westen van Hyatt Hotel, locatie nr. 23L, conform de aanwijzingen van het Korps Politie Aruba en de Directie Infrastructuur en Planning, voor het plaatsen van een verwijderbare schaduwvoorziening van maximaal 40m2 waar vanuit watersportmaterialen, 12 strandstoelen en 6 parasols verhuurd zullen worden, met dien verstande dat bedoelde schaduwvoorziening binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak moet voldoen aan genoemde afmetingen;
- een vergunning tot het innemen van domeingrond op het strand ten westen van Hyatt Hotel, locatie nr. 25C-P conform de aanwijzingen van het Korps Politie Aruba en de Directie Infrastructuur en Planning, voor het plaatsen van een verwijderbare schaduwvoorziening van maximaal 9 m2 ten behoeve van het aanbieden en verkopen van watersportactiviteiten;
- een vergunning tot het innemen van domeingrond op het strand ten westen van Marriott Ocean Club, locatie nr. 37-B conform de aanwijzingen van het Korps Politie Aruba en de Directie Infrastructuur en Planning, voor het plaatsen van een verwijderbare schaduwvoorziening van maximaal 9 m2 ten behoeve van het aanbieden en verkopen van watersportactiviteiten;
- het een en ander onder de aan deze uitspraak gehechte door het Land gestelde algemene en bijzondere voorwaarden voor watersporters inzake gebruik stranden,
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 20 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.