Einde inhoudsopgave
Besluit investeringsaftrek 2014
5.2.2 Uitgangspunten en toelichting
Geldend
Geldend vanaf 27-03-2014. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 17-03-2014
- Bronpublicatie:
17-03-2014, Stcrt. 2014, 8550 (uitgifte: 26-03-2014, regelingnummer: BLKB 2014/106M)
- Inwerkingtreding
27-03-2014, terugwerkend tot: 17-03-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-03-2014, Stcrt. 2014, 8550 (uitgifte: 26-03-2014, regelingnummer: BLKB 2014/106M)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Inkomstenbelasting / Winst
5.2.2.1. Gehele of gedeeltelijke overgang onderneming
Voor de investeringsaftrek komen in aanmerking reële verplichtingen wegens overbedeling aangegaan tussen gerechtigden tot een nalatenschap voor de verwerving van een bedrijfsmiddel in het kader van een overname van een onderneming die is gestaakt door overlijden (artikel 3.58, eerste lid, van de Wet IB 2001) waarbij geen beroep is gedaan op de doorschuivingsmogelijkheid (artikel 3.62 van de Wet IB 2001). Daarbij dient de onderneming in haar geheel dan wel voor een zelfstandig of evenredig deel over te gaan en te worden voortgezet.
5.2.2.2. Overgang losse bedrijfsmiddelen
Bij de overgang van losse bedrijfsmiddelen, ongeacht of deze kan leiden tot het aangaan van verplichtingen wegens overbedeling, wordt geen investeringsaftrek toegepast. Hetzelfde geldt voor de overgang van zaken uit het privévermogen van de erflater. Als laatstgenoemde zaken naast de onderneming worden verkregen en deze bij de verkrijger deel gaan uitmaken van het ondernemingsvermogen, worden deze meegeteld als maakten ze deel uit van de onderneming van de erflater.
5.2.2.3. Overbedeling
Onder overbedeling wordt hier verstaan al hetgeen bij verdeling van de nalatenschap wordt verkregen, gewaardeerd naar de waarde in het economische verkeer, onder aftrek van de verkrijging krachtens erfrecht, zoals deze voor de heffing van erfbelasting in aanmerking wordt genomen, doch minimaal onder aftrek van de krachtens erfrecht vast te stellen, al dan niet ingeroepen, legitieme portie (artikel 4:63 e.v. BW).
Een erfgenaam die is onterfd en geen beroep doet op zijn legitieme portie en die zaken uit de nalatenschap overneemt, wordt voor de toepassing van dit besluit geacht te hebben verkregen bij verdeling. De door hem aangegane verplichtingen blijven buiten aanmerking tot het beloop van zijn legitieme portie.
5.2.2.4. Verplichtingen wegens overbedeling
Het moet gaan om reële verplichtingen tot betaling wegens overbedeling aangegaan jegens de overige erfgenamen. Het overnemen van schulden is in het kader van erfrechtelijke verkrijgingen niet het aangaan van verplichtingen voor de verwerving van een bedrijfsmiddel, aangezien bij erfrechtelijke verkrijgingen sprake is van een overgang onder algemene titel. Dit is anders bij het aangaan van verplichtingen tussen naaste verwanten alwaar door het overnemen van schulden invulling wordt gegeven aan de betalingsverplichting jegens deze naaste verwant.
Schulden ter zake van de overbedeling aan de overige erfgenamen moeten met name voor wat betreft looptijd, aflossingsschema en te stellen zekerheden voldoen aan hetgeen tussen derden gebruikelijk is. Als een schuld een lager rentepercentage draagt dan vermeld in de zogenoemde marktrentebesluiten (o.a. besluit van 5 december 2012, nr. BLKB2012/1865M), wordt als verplichting aangemerkt de contante waarde van de contractueel te verrichten betalingen voor rente en aflossing; daarbij wordt de marktrente als bedoeld in voormeld besluit in het jaar van aangaan van de verplichting, als disconteringsfactor toegepast. De verplichtingen behoren schriftelijk te worden vastgelegd.
5.2.2.5. Verandering of niet-nakoming van verplichtingen
De volgende omstandigheden leiden tot gehele bijtelling van de toegepaste investeringsaftrek, als ware het een desinvesteringsbijtelling:
- —
niet-nakoming van de verplichtingen of
- —
verandering achteraf van de verplichtingen ten gunste van degene die de verplichtingen is aangegaan,
binnen een termijn van vijf jaren na de aanvang van het kalender(boek)jaar waarin de oorspronkelijke verplichtingen zijn aangegaan.
Van verandering van verplichtingen is bijvoorbeeld sprake als, in geval van schuldig blijven, door de overige erfgenamen wijzigingen van rentepercentages of aflossingsschema's worden toegestaan of door dezen schenkingen dan wel kwijtscheldingen worden gedaan of als de betalingen van verschuldigde rente en aflossing niet plaatsvinden.
Als betrokkene aannemelijk kan maken dat deze verandering op zakelijke gronden berust, of als blijkt dat de verandering losstaat van de tussen partijen bestaande contractuele verhouding, blijft bijtelling achterwege.