Belastingadvies 2021/13.1
Betrokkenheid bij Liechtensteinse Stiftung kwalificeert als APV
HR 26-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:367
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 maart 2021
- Zaaknummer
19/03671
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS271336:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Vermogensrendementsheffing (box 3)
Inkomstenbelasting / Resultaat uit overige werkzaamheden
Inkomstenbelasting / Algemeen
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:367, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑03‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑03‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:842, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑09‑2020
- Wetingang
Art. 2.14a Wet IB 2001
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat het vermogen van de Stiftung discretionair is, omdat de zoon geen concreet, juridisch afdwingbaar recht heeft ten aanzien van het vermogen van de Stiftung. Er is dan sprake van een APV.
Samenvatting
Na emigratie van de ouders van de belanghebbende naar Zwitserland, richt vader in 2007 een Liechtensteinse Stiftung op. Hij brengt daarbij zijn aandelen in S BV in, alsmede een beleggingsportefeuille en een bankrekening. In 2011 remigreert vader naar Nederland, alwaar hij in 2012 overlijdt. De inspecteur verhoogt het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van belanghebbende in verband met zijn betrokkenheid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.