HR, 22-12-2009, nr. 08/02849
ECLI:NL:HR:2009:BK3585
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-12-2009
- Zaaknummer
08/02849
- LJN
BK3585
- Roepnaam
Bosman/Sagittarius
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2009:BK3585, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑12‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BK3585
ECLI:NL:HR:2009:BK3585, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑12‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BK3585
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑06‑2008
- Vindplaatsen
JOR 2010/69
JBPR 2010/18 met annotatie van mw. mr. P.E. Ernste
RvdW 2010, 41
NJ 2010, 18
RF 2010, 34
TVA 2010, 18
NJB 2010, 109
JE 2010, 69
JWB 2009/525
JOR 2010/69
JE 2010, 69
JBPr 2010/18 met annotatie van mw. mr. P.E. Ernste
Conclusie 22‑12‑2009
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Bindend advies. Vordering bank te veroordelen tot betaling van het bedrag dat in bindend advies is toegewezen. Commissie van Beroep DSI heeft na bindend advies het onderzoek heropend toen bleek dat geen rekening was gehouden met stukken die klager bij de Commissie had doen bezorgen. Al-leen ernstige gebreken kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid on-aanvaardbaar is de wederpartij te houden aan de door een bindend adviseur in opdracht van partijen gegeven beslissing over een geschil (vgl. HR 12 september 1997, NJ 1998, 32). In het licht van het beginsel van hoor en wederhoor kon Commissie van Beroep tot oordeel komen dat behandeling van geschil, uitge-mond in een bindend advies, dermate gebrekkig was dat het geschil in zijn geheel opnieuw diende te wor-den behandeld.
Zaaknr. 08/02849
mr. Wuisman
Zitting: 13 november 2009
CONCLUSIE inzake:
[Eiseres],
eiseres tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
tegen
Limburgs Advies Centrum B.V.,
verweerster in cassatie,
niet verschenen.
1. Feiten en procesverloop
1.1 In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan((1)):
(i) Eiseres in cassatie (hierna: [eiseres]) heeft op 15 januari 2002 een vermogensbeheer-overeenkomst gesloten met verweerster in cassatie, die destijds nog Sagittarius Beleggingen B.V. was geheten (en hierna nog zal worden aangeduid met: Sagittarius).
(ii) Sagittarius is een vermogenbeheerder en was destijds als deelnemer aangesloten bij het Dutch Securities Institute (hierna: DSI). DSI voorziet in een regeling voor geschillen tussen een DSI-deelnemer en het beleggend publiek.
(iii) Op 15 januari 2002 heeft [eiseres] aan Sagittarius een bedrag van € 136.134,06 ter beheer toevertrouwd. Op 10 september 2002 heeft [eiseres] de vermogensbeheerovereenkomst weer opgezegd. Het door Sagittarius belegde vermogen was op dat moment ca. € 40.000,- in waarde gedaald.
(iv) Op 12 november 2002 heeft [eiseres] een klacht ingediend bij de Klachtencommissie van DSI tegen Sagittarius (en ook tegen BinckBank N.V., waar de effectenportefeuille van [eiseres] was ondergebracht). Zij verlangt een vergoeding voor het geleden verlies, dat zij hieraan toeschrijft dat het beheer niet is gevoerd overeenkomstig het afgesproken beleggingsprofiel 'defensief'.((2))
(v) Bij bindend advies van 18 november 2003 heeft de Klachtencommissie de klacht van [eiseres] op alle onderdelen ongegrond bevonden.
(vi) [Eiseres] is van de beslissing van de Klachtencommissie in hoger beroep gekomen bij de Commissie van Beroep van het DSI. Bij bindend advies van 31 augustus 2004 heeft de Commissie van Beroep de beslissing van de Klachtencommissie (schriftelijk) bevestigd.
(vii) Bij brief van 15 september 2004 heeft [eiseres] zelf en bij brief van 1 oktober 2004((3)) heeft haar raadsman van het ongenoegen doen blijken dat het bindend advies van 31 augustus 2004 kennelijk genomen is zonder daarbij in aanmerking te nemen de stukken, die [eiseres] op 16 augustus 2004 vóór de zitting van de Commissie van Beroep conform een afspraak met de secretaris van de Commissie bij DSI had laten bezorgen. In die stukken waren de opmerkingen neergelegd die [eiseres] had willen maken tijdens de zitting, waar zij niet persoonlijk aanwezig kon zijn.((4)) In zijn brief verzoekt de raadsman "om heropening van het onderzoek c.q. herziening van uw beslissing".
(viii) Op 20 oktober 2004 heeft de voorzitter van de Commissie van Beroep op voet van artikel 7.3 van het Reglement van Beroep het onderzoek heropend op grond van overweging dat zulks naar de eisen van redelijkheid en billijkheid in de gegeven omstandigheden geboden was. Artikel 7.3 van het Reglement van beroep DSI luidt: "De Voorzitter is bevoegd de procedurevoorschriften van dit Reglement van Beroep waar nodig uit te leggen en aan te vullen. Tegen gebruik van deze bevoegdheid staat geen hoger beroep open." Op 11 januari 2005 heeft de secretaris van de Commissie van Beroep aan partijen laten weten dat het verzoek tot heropening van de zaak door de voorzitter van de Commissie van Beroep is toegewezen. Op 17 januari 2005 heeft de mondelinge behandeling van de (heropende) zaak plaatsgevonden. Alle partijen waren daarbij aanwezig.
(ix) De Commissie van Beroep heeft op 24 februari 2005 andermaal uitspraak gedaan.((5)) Zij merkt onder 5.2 van die uitspraak op dat de heropening meebrengt dat het beroep van [eiseres] opnieuw beoordeeld dient te worden mede met inachtneming van haar stukken van 16 augustus 2004 en andere nadien ontvangen e-mails en brieven alsmede van hetgeen op de op 17 januari 2005 opnieuw gehouden mondelinge behandeling is aangevoerd. Zij oordeelt de klacht gegrond dat Sagittarius haar zorgplicht jegens [eiseres] heeft geschonden door het in beheer gegeven vermogen risicovol (uitsluitend aandelen, geen obligaties) te beleggen terwijl een defensieve beleggingsstrategie was afgesproken. Er wordt een schadevergoeding toegekend van € 35.000,-.
(x) Op een verzoek tot voldoening van de schadevergoeding wordt van de zijde van Sagittarius afwijzend gereageerd.
1.2 [Eiseres] start een procedure bij de rechtbank Amsterdam tegen Sagittarius en vordert (samengevat) Sagittarius te veroordelen tot betaling van het aan haar door de Commissie van Beroep toegekende bedrag aan schadevergoeding, de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de kosten van de procedures gevoerd bij Klachtencommissie en Commissie van Beroep. Sagittarius voert verweer. Zij voert onder meer aan dat, gelet op de wijze waarop het bindende advies van 24 februari 2005 tot stand is gekomen, het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiseres] haar aan dat advies houdt en vernietigt het advies zoals voorzien in artikel 7:904 lid 1 BW.((6))
1.3 Bij vonnis d.d. 29 maart 2006 veroordeelt de rechtbank Sagittarius tot betaling van de door de Commissie van Beroep vastgestelde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 november 2002. Zij overweegt daartoe in rov. 4.8 dat de wijze van totstandkoming van de tweede beslissing in beroep geen grond vormt voor vernietiging ervan.
1.4 Bij arrest van 27 maart 2008 vernietigt het gerechtshof Amsterdam het vonnis. Naar het oordeel van het hof had de procedurefout - het geen kennis genomen hebben van de door [eiseres] op 16 augustus 2004 bij DSI bezorgde stukken vóór het vaststellen van het bindend advies van 31 augustus 2004 - de Commissie van Beroep geen aanleiding behoren te geven tot een volledig nieuwe behandeling en ook niet tot een tweede beslissing in beroep moeten leiden. De stukken wierpen nl. geen nieuw licht op de klacht tegen Sagittarius. Het hof concludeert, dat de gehoudenheid van Sagittarius aan de tweede beslissing in beroep in verband met de wijze waarop deze beslissing tot stand is gekomen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
1.5 [Eiseres] komt van de beslissing van het hof tijdig((7)) in cassatie. Tegen de niet verschenen Sagittarius wordt verstek verleend. [Eiseres] laat haar aangevoerde klachten schriftelijk toelichten door haar advocaat en Mr. L. Kelkensberg.
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1 Het van de zijde van [eiseres] aangevoerde cassatiemiddel bestaat uit drie onder-delen, in ieder waarvan weer meer klachten zijn opgenomen.
2.2 Voor het verkrijgen van een beter zicht op het speelveld in cassatie, verdient het aanbeveling eerst nader stil te staan bij de vraag wat de gedachtegang is geweest die het hof tot zijn eindbeslissing heeft geleid. Deze gedachtegang is op het eerste oog, schetsmatig weergegeven, de volgende:
a. Het nemen van de eerste beslissing door de Commissie van Beroep zonder daarbij acht te slaan op de door [eiseres] met het oog op de zitting van de Commissie van Beroep aangeleverde stukken vormt een ernstige procedure fout. Het ligt voor de hand dat de Voorzitter van de Commissie van Beroep onder toepassing van artikel 7.3 van het Reglement van Beroep de Commissie van Beroep alsnog confronteert met de tijdig aangereikte stukken (rov. 2.5.2).
b. Gelet op HR 1 juli 1988, NJ 1988, 1034 zal de procedurefout echter slechts tot vernietiging van de eerste beslissing aanleiding kunnen geven, indien aan de daarbij in het ongelijk gestelde partij door die fout nadeel is toegebracht (rov. 2.5.3).
c. Dit laatste is niet het geval, nu, naar de rechtbank heeft overwogen, de buiten aanmerking gebleven stukken geen aanvulling op het klaag- en beroepschrift (van [eiseres]) inhielden en alleen de klacht tegen BinckBank betroffen (rov. 2.5.4).
d. Het beroep tegen de afwijzing van de klacht (in de eerste) beslissing van de Commissie van Beroep had niet moeten zijn heropend (rov. 2.5.4).
e. Gehoudenheid van Sagittarius aan de tweede beslissing van de Commissie van Beroep is in verband met de wijze waarop deze beslissing tot stand is gekomen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (rov. 2.5.6).
Wat in deze gedachtegang minder gelukkig is, is dat het hof aan het slot van rov. 2.5.4 overweegt dat het beroep niet zou moeten zijn heropend. Deze overweging laat zich niet goed verenigen met de onder a genoemde stap. Die stap komt hierop neer dat de Voorzitter van de Commissie van Beroep over de heropening van het onderzoek in beroep besliste en bovendien dat die heropening vanwege de ernst van de fout voor de hand lag, want dan kon de Commissie van Beroep alsnog worden geconfronteerd met de tijdig aangereikte stukken. Na de beslissing van de Voorzitter tot heropening van de procedure in beroep was het vervolgens aan de Commissie van Beroep om te onderzoeken of de op 31 augustus 2004 reeds in beroep genomen beslissing in stand diende te blijven dan wel door een andere beslissing diende te worden vervangen.
Omdat het hof in rov. 2.5.2 te kennen geeft dat het vanwege de ernst van de procedurefout voor de hand lag dat de voorzitter van de Commissie van Beroep alsnog confronteerde met de omstandigheid dat stukken, die door [eiseres] tijdig waren aangereikt, niet in aanmerking waren genomen bij het op- en vaststellen van het bindend advies van 31 augustus 2004 en het hof in de volgende overwegingen nagaat welke consequenties de Commissie van Beroep aan die omstandigheid had kunnen/mogen verbinden, is de gedachtegang van het hof, naar het voorkomt, uiteindelijk aldus op te vatten dat naar het oordeel van het hof het op zichzelf niet onjuist is dat procedure in beroep door de Voorzitter van de Commissie van Beroep is heropend, maar dat de Commissie in genoemde omstandigheid geen aanleiding had mogen vinden om het bindend advies d.d. 31 augustus 2004 te herzien door voor dit advies het bindend advies van 24 februari 2005 in de plaats te stellen.
Bij de aldus te begrijpen gedachtegang van het hof bestaan de voor [eiseres] nadelige beslissingen van het hof, in de kern genomen, hieruit dat de Commissie van Beroep in de omstandigheid dat tijdig door [eiseres] aangereikte stukken niet in aanmerking zijn genomen geen aanleiding had mogen vinden om de klacht van [eiseres], voor zover in beroep aan de orde gesteld, geheel opnieuw te beoordelen en op die basis het bindend advies d.d. 18 november 2004 te herzien door voor dit advies het bindend advies van 24 februari 2005 in de plaats te stellen, en dat daarom gehoudenheid van Sagittarius aan dit laatste advies naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
2.3 Er moet van worden uitgegaan dat het in eerste instantie aan de Commissie van Beroep en haar Voorzitter was om te bepalen hoe het beroep van [eiseres] diende te worden behandeld, ook na de - door het hof op zichzelf niet onjuist bevonden - heropening van het beroep. Aan hen was immers de beoordeling van de klacht van [eiseres] in beroep opgedragen. Pas wanneer zou kunnen worden gezegd dat de Commissie van Beroep het beroep na de heropening ervan in alle redelijkheid niet heeft kunnen beoordelen op de voet als zij heeft gedaan en er dus sprake is van een ernstig gebrek, is er de ruimte om te oordelen dat gehoudenheid van Sagittarius aan het bindend advies van 24 februari 2005 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, gelet op de wijze waarop dat bindend advies tot stand is gekomen.((8))
2.4 Zoals hiervoor al aangegeven, heeft het hof geoordeeld dat, kort gezegd, nu de door [eiseres] op 16 augustus 2004 aangereikte stukken geen nieuw licht op de klacht tegen Sagittarius wierpen en dus geen aanleiding hebben kunnen geven tot een ander oordeel dan in het eerste in beroep afgegeven bindend advies, de Commissie van Beroep niet tot herziening van dit bindend advies had mogen overgaan. Daarbij verwijst het hof naar HR 1 juli 1988, NJ 1988, 1034. Dat arrest heeft betrekking op een geval waarin een bindend adviseur, een medicus, bij het beoordelen van de aanwezigheid en mate van arbeidsongeschiktheid kennis had genomen van een brief van de raadsman van de ene partij (verzekerde) die aan de andere partij (de verzekeraar) onbekend was. Het hof had deze omstandigheid onvoldoende gevonden om geen gebondenheid van de verzekeraar aan het bindend advies aan te nemen, want deze procedurefout had niet tot nadeel van de verzekeraar geleid. Naar aanleiding van een hiertegen gerichte klacht oordeelt de Hoge Raad: "Bij de beantwoording van de vraag of een partij haar wederpartij aan een bindend advies mag houden is, .... , mede van belang of en zo ja, in welke mate door de procedurefout nadeel aan de wederpartij is toegebracht."((9)) Brengt een en ander inderdaad mee dat de Commissie van Beroep in alle redelijkheid het beroep van [eiseres] na de heropening niet heeft kunnen beoordelen op de voet als zij heeft gedaan? Bij de beantwoording van deze vraag moet wel in aanmerking worden genomen, dat het ter beoordeling voorliggende handelen van de Commissie van Beroep betrekking heeft op een terugkomen op een reeds eerder uitgebracht bindend advies. Aangenomen moet worden dat ook daarbij terughoudendheid was te betrachten. Immers, niet valt in te zien dat voor het eerste bindend advies niet het uitgangspunt zou gelden dat gebondenheid van partijen aan een gegeven bindend advies niet te spoedig opgeheven dient te (kunnen) worden.
2.5 Opvalt dat na de - door het hof op zichzelf terecht geoordeelde - heropening van het onderzoek in beroep door de Voorzitter, er niet is volstaan met het alsnog kennis nemen door de Commissie van Beroep van de stukken die [eiseres] op 16 augustus 2004 had aangereikt en van een eventuele reactie van Sagittarius op die stukken. Die aanpak zou men in eerste instantie verwachten. De Commissie van Beroep is verder gegaan. Er is een nieuwe mondelinge behandeling bepaald waarop [eiseres] - en natuurlijk ook - Sagittarius de gelegenheid is geboden om hun standpunt nog eens ten overstaan van de Commissie van Beroep uiteen te (doen) zetten. De verklaring hiervoor moet, naar het zich laat aanzien, (mede) in het volgende worden gezocht. [eiseres] en ook haar raadsman hadden in de brieven aan de secretaris van DSI, waarin zij constateerden dat de na overleg met de secretaris op 16 augustus 2004 ingezonden stukken niet in aanmerking waren genomen, te kennen gegeven dat dit laatste te meer te betreuren was, nu [eiseres] de op die dag te houden mondelinge behandeling zelf had willen bijwonen maar daarvan had moeten afzien, omdat de mondelinge behandeling plaatsvond op een locatie die voor haar vanwege haar invaliditeit niet te bereiken was. Uit hetgeen onder 1.9 t/m 1.12 van het bindend advies van 24 februari 2005 wordt vermeld, mag worden afgeleid dat de Voorzitter het onderzoek in beroep heeft heropend na kennisneming van deze brieven en van de op 16 augustus 2004 door [eiseres] ingezonden stukken. Het is, anders gezegd, bepaald aannemelijk dat achter de heropening mede het oogmerk heeft gestoken om alsnog recht te doen wedervaren aan het verlangen en recht van [eiseres] om op een zitting zelf haar visie ten overstaan van de Commissie van Beroep uit te dragen. Doordat ook de stukken die [eiseres] conform de afspraak met de secretaris op 16 augustus 2004 bij DSI had doen bezorgen, niet onder de aandacht van de Commissie van Beroep waren gebracht, was uiteindelijk helemaal aan dat verlangen en recht van [eiseres] voorbijgegaan. Dit betekent dat achter de heropening een ruimer oogmerk heeft gezeten dan louter het voor de Commissie van Beroep mogelijk maken om kennis te nemen van de stukken, die [eiseres] op 16 augustus had ingestuurd. Nu de Commissie van Beroep, materieel gesproken, als rechtsprekend college optrad en in die context het beginsel van hoor en wederhoor bepaald gewicht in de schaal legt((10)), valt het aanhouden van het ruimere oogmerk heel wel te begrijpen. Om aan genoemd beginsel niet te kort te doen, was verder een bereidheid bij de Commissie van Beroep tot een geheel nieuwe beoordeling van de klacht, die [eiseres] in beroep naar voren had gebracht, op zijn plaats. Daarmee werd de ontvankelijkheid voor wat na de heropening van het onderzoek naar voren zou worden gebracht het beste gewaarborgd.
2.6 Bezien tegen de hiervoor in 2.5 vermelde achtergrond van de - ook door het hof niet onjuist geoordeelde - heropening van het beroep, kan niet worden gezegd dat, ook al was bij het terugkomen op het eerste bindend advies terughoudendheid te betrachten, de Commissie van Beroep na de heropening van het onderzoek dat onderzoek heeft uitgevoerd op een wijze waartoe de Commissie in redelijkheid niet had kunnen besluiten. Het buiten aanmerking gebleven zijn van de door [eiseres] op 16 augustus 2004 bij DSI bezorgde stukken is, zo zou men kunnen stellen, de directe aanleiding geweest om het onderzoek in beroep te heropenen, maar die heropening en het daarop volgende onderzoek strekten, zo mag worden aangenomen, tot het dienen van een ruimer doel, te weten het alsnog in staat stellen van [eiseres] om op een hoorzitting van de Commissie van Beroep haar klacht toe te lichten. Zeker gezien het recht van [eiseres] uit hoofde van het Reglement van Beroep op het bijwonen van een mondelinge behandeling van de Commissie van Beroep én de gang van zaken dienaangaande rondom de zitting van 16 augustus 2004, is dit een respectabel te achten doel. Dit alles voert tot de conclusie dat de motivering van het hof voor zijn oordeel dat de gehoudenheid van Sagittarius aan de tweede beslissing van de Commissie van Beroep in verband met de wijze waarop die beslissing is tot stand gekomen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, niet afdoende is. Het hof beoordeelt het onderzoek van de Commissie van Beroep na de heropening van het onderzoek in beroep in een te beperkt kader.
2.7 In onderdeel 3 sub b wordt onder meer erover geklaagd dat het oordeel dat de procedurefout geen aanleiding had moeten geven tot een volledig nieuwe behandeling zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk is. Gelet op het bovenstaande komt deze klacht gegrond voor.
3. Conclusie
Geconcludeerd wordt tot vernietiging van het bestreden arrest.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
1. Ontleend aan Rb Amsterdam 29 maart 2006, rolnummer 319311/H 05.1852 en Hof Amsterdam 27
maart 2008, rolnummer 319311/H 05.1852 en de uitspraken van de klachtencommissie DSI en de Commissie van Beroep van het DSI..
2. In haar conclusie van repliek heeft [eiseres] sub 42 aangevoerd dat het ingelegde bedrag bedoeld was om in de toekomst in haar pensioen te voorzien. Deze stelling is van de zijde van Sagittarius niet bestreden.
3. De brieven zijn in eerste aanleg bij Akte overlegging producties d.d. 29 juni 2005 in het geding gebracht als producties 20 respectievelijk 21.
4. In de brief van de raadsman wordt als achtergrond van de afspraak vermeld dat [eiseres], die te kennen had gegeven - zoals artikel 9.2 van het Reglement van beroep ook toelaat - de zitting persoonlijk te willen bijwonen, op 13 augustus 2004 om een uitstel van de zitting had laten verzoeken, omdat haar gebleken was dat de zitting werd gehouden op een locatie in het gebouw van DSI die voor haar vanwege haar invaliditeit niet bereikbaar was. Dat verzoek is niet gehonoreerd, maar wel is afgesproken dat zij tot aan de zitting om 14.30 uur schriftelijk informatie kon aanleveren.
5. Productie 24 bij de Akte overlegging producties d.d. 29 juni 2005.
6. Zie in dit verband onder meer de conclusie van antwoord in eerste aanleg, sub 42 t/m 51 jo. 62, sub c.
7. De cassatiedagvaarding dateert van 26 juni 2008, de uitspraak van het hof is van 27 maart 2008.
8. Dat terughoudendheid is te betrachten bij het ontzeggen van bindende kracht aan een bindend advies blijkt onder meer uit: HR 12 september 1997, NJ 1998, 382, m.nt. MMM, rov. 3.5; HR 25 maart 1994, NJ 1995, 23, rov. 3.3; HR 18 juni 1993, NJ 1993, 615, rov. 4.
9. Ook bij het voorbereiden van een bindend advies, meer in het bijzonder indien het uitbrengen van een bindend advies - materieel gesproken - het karakter van rechtspreken heeft, zijn procesregels van fundamentele aard zoals de regel van hoor en wederhoor in acht te nemen. Maar ook schending van een dergelijke regel hoeft niet zonder meer tot onverbindendheid van het bindend advies te leiden. Bij de vaststelling of tot onverbindendheid moet worden geconcludeerd is van belang of de partij, ten nadele van wie is beslist, door de niet-inachtneming van de fundamentele regel is benadeeld. Zie hierover de meer recente HR-uitspraken HR 20 mei 2005, NJ 2007, 114, rov. 3.3 en HR 24 maart 2006, NJ 2007, 115, rov. 3.4.4 en 3.4.5. Zie in verband met dit thema tevens de conclusie van A-G Wesseling-Van Gent (met name sub 2.13 - 2.32) vóór en de annotatie van H.J. Snijders (met name sub 2, met name b t/m e) bij het laatstgenoemde arrest. Zie ook nog M.S. van Muijden, Mediation en de vaststellingsovereenkomst, 2007, blz. 70 e.v.
10. Verwezen wordt naar hetgeen in voetnoot 8, eerste zin, is opgemerkt.
Uitspraak 22‑12‑2009
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Bindend advies. Vordering bank te veroordelen tot betaling van het bedrag dat in bindend advies is toegewezen. Commissie van Beroep DSI heeft na bindend advies het onderzoek heropend toen bleek dat geen rekening was gehouden met stukken die klager bij de Commissie had doen bezorgen. Al-leen ernstige gebreken kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid on-aanvaardbaar is de wederpartij te houden aan de door een bindend adviseur in opdracht van partijen gegeven beslissing over een geschil (vgl. HR 12 september 1997, NJ 1998, 32). In het licht van het beginsel van hoor en wederhoor kon Commissie van Beroep tot oordeel komen dat behandeling van geschil, uitge-mond in een bindend advies, dermate gebrekkig was dat het geschil in zijn geheel opnieuw diende te wor-den behandeld.
22 december 2009
Eerste Kamer
08/02849
EE/SV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
LIMBURGS ADVIES CENTRUM B.V. (voorheen geheten: Sagittarius Beleggingen B.V.),
gevestigd te Maastricht,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en Sagittarius.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiseres] heeft bij exploot van 20 juni 2005 Sagittarius gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en gevorderd, kort gezegd, onder meer het bindend advies van de Commissie van Beroep van het Dutch Securities Institute (hierna ook : DSI) van 24 februari 2005 te bekrachtigen en Sagittarius te veroordelen tot nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van dit advies, door aan [eiseres] te betalen de in het bindend advies vastgestelde schadevergoeding van € 35.000,--, vermeerderd met rente en kosten.
Sagittarius heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 29 maart 2006 Sagittarius veroordeeld aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 35.000,--, met rente en kosten. Het meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft Sagittarius hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Na een tussenarrest van 12 april 2007 heeft het hof bij eindarrest van 27 maart 2008 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering van [eiseres] alsnog afgewezen.
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Sagittarius is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat en mr. L. Kelkensberg, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot vernietiging van het bestreden arrest.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Eiseres] heeft op 15 januari 2002 een vermogensbeheerovereenkomst gesloten met Sagittarius.
Zij heeft toen een bedrag van € 136.134,06 aan te beheren vermogen ingelegd.
(ii) Sagittarius is een vermogensbeheerder en was destijds als deelnemer aangesloten bij het Dutch Securities Institute (hierna: DSI). DSI voorziet in een regeling voor geschillen tussen een DSI-deelnemer en het beleggend publiek.
(iii) Op 10 september 2002 heeft [eiseres] de vermogensbeheerovereenkomst opgezegd.
Het door Sagittarius belegde vermogen was op dat moment circa € 40.000,-- in waarde gedaald.
(iv) Op 12 november 2002 heeft [eiseres] een klacht ingediend bij de Klachtencommissie van DSI tegen Sagittarius en tegen BinckBank N.V., waar de effectenportefeuille van [eiseres] was ondergebracht. [eiseres] maakte aanspraak op vergoeding van het door haar geleden verlies.
(v) De Klachtencommissie heeft bij bindend advies van 18 november 2003 de klacht van [eiseres] ongegrond bevonden.
(vi) [Eiseres] is tegen de beslissing van de Klachtencommissie in hoger beroep gegaan bij de Commissie van Beroep van DSI. Bij bindend advies van 31 augustus 2004 heeft de Commissie van Beroep de beslissing van de Klachtencommissie bevestigd.
(vii) Naar aanleiding van brieven van [eiseres] van 15 september 2004 onderscheidenlijk van haar raadsman van 1 oktober 2004, kort gezegd inhoudende dat de uitspraak van 31 augustus 2004 kennelijk was gewezen zonder dat rekening was gehouden met stukken die [eiseres] op 16 augustus 2004 tijdig had doen bezorgen, heeft de voorzitter van de Commissie van Beroep op 20 oktober 2004 het onderzoek heropend.
(viii) Op 24 februari 2005 heeft de Commissie van Beroep uitspraak gedaan. Zij heeft geoordeeld dat Sagittarius is tekortgeschoten door het vermogen van [eiseres] risicovol te beleggen terwijl een defensieve beleggingsstrategie was afgesproken. De door Sagittarius te vergoeden schade werd bepaald op € 35.000,--.
3.2 [Eiseres] heeft de hiervoor in 1 vermelde vordering ingesteld, kort gezegd strekkende tot veroordeling van Sagittarius om het bedrag van € 35.000,-- te betalen. De rechtbank heeft de vordering toegewezen. Het hof heeft het vonnis vernietigd en de vordering alsnog afgewezen. Het hof was van oordeel dat het, gelet op de wijze waarop het bindend advies van 24 februari 2005 is tot stand gekomen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Sagittarius aan dat advies wordt gehouden. Hetgeen het hof daartoe heeft overwogen kan als volgt worden samengevat.
Het nemen van de eerste beslissing door de Commissie van Beroep zonder daarbij acht te slaan op de door [eiseres] op 16 augustus 2004 tijdig aangereikte stukken, is een ernstige procedurefout. Die fout kan echter slechts aanleiding geven tot vernietiging van de eerste beslissing, indien door die fout nadeel is toegebracht aan de in het ongelijk gestelde partij. Dit laatste is niet het geval nu, naar de rechtbank - in hoger beroep niet bestreden - heeft overwogen, de stukken van 16 augustus 2004 geen betrekking hadden op de klacht tegen Sagittarius, maar slechts op de klacht tegen BinckBank. De procedurefout had de Commissie van Beroep dan ook geen aanleiding moeten geven tot een volledig nieuwe behandeling en had niet moeten leiden tot een tweede beslissing in beroep. (rov. 2.5.2-2.5.6)
3.3 Bij de beoordeling van het hiertegen gerichte middel dient tot uitgangspunt dat alleen ernstige gebreken kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is de wederpartij te houden aan de door een bindend adviseur in opdracht van partijen gegeven beslissing over een geschil (vgl. HR 12 september 1997, nr. 16380, LJN ZC2427, NJ 1998, 382). Volgens het hof, zoals zijn oordeel moet worden verstaan, schuilen deze ernstige gebreken erin dat de Commissie van Beroep, optredend als bindend adviseur, de door [eiseres] alsnog in het geding gebrachte stukken ten onrechte heeft aangegrepen om het geschil van partijen opnieuw te behandelen.
3.4 De hiertegen gerichte klachten van het middel treffen doel. In het licht van het essentiële beginsel van hoor en wederhoor kon de Commissie van Beroep zeer wel tot het oordeel komen dat de behandeling van het geschil die is uitgemond in het bindend advies van 31 augustus 2004, zodanig gebrekkig is geweest dat het geschil in zijn geheel opnieuw diende te worden behandeld en beslist. Het andersluidende oordeel van het hof is op een onjuiste rechtsopvatting gebaseerd.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 27 maart 2008;
verwijst het geding naar het gerechtshof te ’s-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Sagittarius in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.216,62 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.H. Koster op 22 december 2009.
Beroepschrift 26‑06‑2008
Heden de [zes en twintigste juni] tweeduizendacht;
ten verzoeke van [rekwirante], wonende te [woonplaats], voor deze cassatieprocedure woonplaats kiezende te 's‑Gravenhage aan de Parkstraat 107 ten kantore van de advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden mr E. Grabandt, die door mijn rekwirante is aangewezen om haar in deze cassatieprocedure te vertegenwoordigen;
[Heb ik, PEPIJN SIMON JOHANNES LIGTHART, als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam ten kantore van mr. FLORIS AERNOUT RIPPEN, gerechtsdeurwaarder te Amsterdam, beiden aldaar kantoorhoudende aan de Overschiestraat 180-II;]
AANGEZEGD AAN
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LIMBURGS ADVIES CENTRUM B.V. (voorheen geheten: Sagittarius Beleggingen B.V.), statutair gevestigd te Maastricht, in deze zaak in de vorige instantie laatstelijk woonplaats gekozen hebbende ten kantore van de haar laatstelijk vertegenwoordigende procureur mr F.B. Falkena (Houthoff Buruma N.V.), kantoorhoudende te (1082 MA) Amsterdam aan het Gustav Mahlerplein 50, aldaar aan dat gekozen domicilie mijn exploot doende, sprekende met en afschrift dezes latende aan [mevrouw S. Codrington, aldaar werkzaam;]
Dat mijn rekwirante beroep in cassatie instelt tegen het op 27 maart 2008 door het Gerechtshof te Amsterdam, Vijfde Meervoudige Burgerlijke Kamer, onder zaaknummer 106.004957/01 (rolnummer 06/855) gewezen arrest tussen mijn rekwirante als geïntimeerde en de gerekwireerde voornoemd als appellante;
Vervolgens heb ik, deurwaarder, de gerekwireerde voornoemd
GEDAGVAARD
om op vrijdag de elfde juli tweeduizendacht, des voormiddags te 10.00 uur, vertegenwoordigd door een advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden, te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad der Nederlanden, welke terechtzitting zal worden gehouden in het gebouw van de Hoge Raad aan de Kazernestraat 52 te 's‑Gravenhage;
zulks teneinde tegen het aangevallen arrest te horen aanvoeren het navolgende
Middel van cassatie
Schending van het recht en/of verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, doordat het Hof heeft overwogen en beslist als is vervat in het ten deze bestreden arrest, zulks ten onrechte om één of meer van de navolgende, zo nodig in onderlinge samenhang te lezen redenen:
Inleiding
Gerekwireerde (destijds genaamd Sagittarius Beleggingen B.V., hierna: Sagittarius) heeft tussen 15 januari 2002 en 10 september 2002 een vermogen van rekwirante (hierna: [rekwirante]) beheerd. Sagittarius is aangesloten bij de Dutch Securities Institute (‘DSI’), als gevolg waarvan zij zich heeft onderworpen aan de Statuten en Reglementen van DSI en aan de procedure en uitspraken van de Geschillencommissie, de Klachtencommissie en de Commissie van Beroep.
[rekwirante] heeft bij de Klachtencommissie van het DSI een klacht ingediend over de wijze waarop Sagittarius haar vermogen heeft beheerd, welke klacht op 18 november 2003 ongegrond is verklaard. Sagittarius is daarop in beroep gegaan. De Commissie van Beroep heeft bij bindend advies van 31 augustus 2004 de bestreden beslissing van de Klachtencommissie gehandhaafd. Naar aanleiding van deze beslissing is namens [rekwirante] om heropening c.q. herziening van het onderzoek verzocht, omdat een door haar ingediend stuk klaarblijkelijk niet bij de besluitvorming van de Commissie van Beroep was betrokken. Op de voet van artikel 7.3 van het Reglement van Beroep heeft de voorzitter van de Commissie van Beroep het onderzoek heropend, omdat dat naar zijn oordeel naar de eisen van redelijkheid en billijkheid in de gegeven omstandigheden geboden was.
Op 24 februari 2005 heeft de Commissie van Beroep nogmaals bij wijze van bindend advies op de zaak beslist. Hierbij oordeelde de Commissie van Beroep dat Sagittarius is tekortgeschoten in haar verplichtingen onder de beheerovereenkomst en dat zij binnen een maand na de verzending van de uitspraak een vergoeding van € 35.000, - aan [rekwirante] dient te betalen. Sagittarius is haar verplichtingen uit hoofde van dat bindend advies niet nagekomen, waarna [rekwirante] haar ter zake daarvan voor de Rechtbank Amsterdam heeft gedagvaard. Bij vonnis van 29 maart 2006 heeft de Rechtbank Amsterdam de vorderingen van [rekwirante] (gedeeltelijk) toegewezen en Sagittarius veroordeeld om € 35.000, - te betalen aan [rekwirante].
Sagittarius is in hoger beroep gegaan van dit vonnis. Op 27 maart 2008 heeft het Hof eindarrest gewezen waarbij twee van de veertien grieven van Sagittarius gegrond zijn bevonden. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en de vordering van [rekwirante] afgewezen. Het gaat in deze zaak — kort gezegd — om de vraag of [rekwirante] en Sagittarius zijn gebonden aan het tweede bindend advies van de Commissie van Beroep d.d. 24 februari 2005.
Klachten
1.
In r.o. 2.5.3 van het arrest van 27 maart 2008 oordeelt het Hof dat de Commissie van Beroep zich had dienen te beraden over de vraag welke consequenties verbonden hadden moeten worden aan de omstandigheid dat de Commissie van Beroep stukken die tijdig door [rekwirante] zijn ingediend niet in haar beraadslaging heeft betrokken. Daarbij is volgens het Hof van belang dat niet elke procedurefout leidt tot aantastbaarheid van een bindend advies. Of de eerste beslissing van de Commissie van Beroep (d.d. 31 augustus 2004) vernietigbaar zou zijn hangt in dit geval, volgens het Hof, af van de vraag of [rekwirante] in de betreffende stukken iets nieuws naar voren heeft gebracht dat tot een andere uitkomst zou hebben geleid indien de Commissie van Beroep van die stukken wél tijdig zou hebben kennisgenomen. Het Hof verwijst hierbij naar een arrest van de Hoge Raad van 1 juli 1988, NJ 1988, 1034. Uit dit arrest blijkt dat een bindend advies, ondanks een procedurefout waarbij het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, niet kon worden aangetast, omdat door de procedurefout geen nadeel was toegebracht aan de verliezende partij.
- a.
Voorgaande overwegingen geven blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het Hof is er klaarblijkelijk vanuit gegaan dat [rekwirante] bij de Commissie van Beroep een beroep heeft gedaan op vernietigbaarheid van het eerste bindend advies d.d. 31 augustus 2004 wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid ex artikel 7:904 BW. Het Hof miskent hiermee dat [rekwirante] de Commissie van Beroep heeft verzocht om heropening c.q. herziening van de zaak. Het Hof past vervolgens een onjuist criterium toe bij het beoordelen van het verzoek van [rekwirante]. Door kennelijk te oordelen dat het verzoek om heropening c.q. herziening van een bindend advies procedure hetzelfde is als een beroep op vernietigbaarheid van een bindend advies ex artikel 7:904 BW, althans dat dit verzoek naar dezelfde norm moet worden beoordeeld als een beroep op artikel 7:904 BW, heeft het Hof het recht geschonden, althans is de beslissing onbegrijpelijk en niet naar de eisen der wet met redenen omkleed, nu het aan de (voorzitter van de) Commissie van Beroep is de eigen procedurele regels, naar inhoud en strekking van het Reglement van Beroep, vast te stellen en toe te passen, en enige beslissing daaromtrent niet bij de burgerlijke rechter — met succes — kan worden aangevochten op de grond dat van vernietigbaarheid van het eerste bindend advies geen sprake zou zijn geweest.
- b.
Voor zover het Hof met zijn oordeel in r.o. 2.5.3 tot uitdrukking heeft willen brengen dat hij het verzoek van [rekwirante] om heropening c.q. herziening van de zaak heeft geïnterpreteerd als een beroep op artikel 7:904 BW, rust het oordeel van het Hof op een onbegrijpelijke lezing van de stukken van het geding. Hieruit blijkt immers dat [rekwirante] geen beroep doet op de vernietigbaarheid van dat eerste advies ex artikel 7:904 BW, maar dat zij een verzoek doet tot heropening c.q. herziening van de zaak.
Zie onder meer: brief van [naam 1] aan DSI van 1 oktober 2004 p. 2, onderdelen 1 en 2 van de pleitnotities zijdens [rekwirante] en onderdeel 1.10 van het bindend advies van 24 februari 2005; respectievelijk productie 21, 23 en 24 bij dagvaarding).
- c.
Zou het Hof bedoeld hebben te beslissen dat een verzoek om heropening c.q. herziening van de zaak op dezelfde voet dient te worden beoordeeld als een beroep op vernietigbaarheid van een bindend advies ex artikel 7:904 BW, dan is dit oordeel zonder nadere motivering — die evenwel ontbreekt — onbegrijpelijk, nu het Hof niet inzichtelijk maakt waarom het het beroep van [rekwirante] op heropening c.q. herziening opvat als c.q. beoordeelt als een beroep op vernietiging van het eerste bindend advies van de Commissie van Beroep, althans onjuist, respectievelijk onbegrijpelijk, is dat voor de beantwoording van de vraag of Saggittarius en [rekwirante] gebonden zijn aan de tweede beslissing van de Commissie van Beroep van belang is of de eerste beslissing van de Commissie van Beroep al dan niet blootstond aan een vordering tot vernietiging op de voet van artikel 7:904 BW. Dit klemt te meer daar de Rechtbank Amsterdam in haar vonnis van 29 maart 2006 wel degelijk het onderscheid tussen een beroep op herziening c.q. heropening en een beroep op vernietigbaarheid onderkent:
‘Terzijde merkt de rechtbank op dat de omstandigheid dat [rekwirante] in plaats van aan de Beroepscommissie de heropening te verzoeken bij de gewone rechter de vernietiging van de eerste beslissing in beroep had kunnen vorderen, niet af kan doen aan een eventuele bevoegdheid van de voorzitter van de Beroepscommissie om het onderzoek te heropenen.’
(r.o. 4.3 van het vonnis)
- d.
Gegrondbevinding van één of meer van de eerdere subonderdelen van dit onderdeel van het middel brengt met zich dat ook het door het Hof in r.o. 2.5.4 overwogene en het in de r.o. 2.5.6 en 2.8 besliste, namelijk dat de Grieven III en IV van Sagittarius gegrond zijn, niet in stand kan blijven.
2.
Het Hof concludeert in r.o. 2.5.4 van het arrest van 27 maart 2008 dat de Commissie van Beroep in redelijkheid niet tot een andere beslissing had kunnen komen dan dat de betreffende stukken geen nieuw licht op de klacht tegen Sagittarius werpen en dat tijdige kennisneming van de stukken dan ook niet tot een ander oordeel zou hebben kunnen leiden dan in de eerste beslissing in beroep is neergelegd. Het beroep tegen de afwijzing van de klacht had dan ook niet moeten zijn heropend. De behandeling door de tweede Commissie van Beroep zou dan niet hebben plaatsgevonden en de tweede beslissing in beroep zou dan niet zijn gewezen.
- a.
De overwegingen van het Hof in r.o. 2.5.4 van het bestreden arrest geven blijk van een onjuiste rechtsopvatting, althans rusten op een onbegrijpelijke lezing van de stukken van het geding, althans zijn zonder nadere motivering — die ontbreekt — onbegrijpelijk. Het Hof past immers de norm van artikel 7:904 BW over de vernietigbaarheid van een bindend advies toe op het verzoek om heropening van de behandeling van de zaak door de Commissie van Beroep. [rekwirante] verwijst naar hetgeen zij hierover in onderdeel 1, subonderdelen a–c, van het cassatiemiddel heeft aangevoerd.
- b.
Het Hof spreekt in r.o. 2.5.4 van heropening van de zaak, en niet langer over aantastbaarheid of vernietigbaarheid van het bindend advies, zoals in r.o. 2.5.3. Het Hof hanteert echter wel dezelfde maatstaf voor de beoordeling als in 2.5.3. Aldus is het oordeel van het Hof, dat het beroep tegen de afwijzing van de klacht niet had moeten worden heropend, innerlijk tegenstrijdig ten opzichte van het oordeel van het Hof in 2.5.3, waar het Hof het beroep van [rekwirante] op heropening c.q. herziening immers opvat als een beroep op vernietigbaarheid van het eerste bindend advies van de Commissie van Beroep, althans het Hof bij de beoordeling van de onderhavige vordering relevant acht of de eerste beslissing van de Commissie van Beroep op de voet van artikel 7:904 BW aantastbaar zou zijn. Althans is het oordeel van het Hof in r.o. 2.5.4 zonder nadere motivering — die ontbreekt — onbegrijpelijk, aangezien het Hof niet inzichtelijk maakt waarom het spreekt over heropening van de zaak, terwijl het Hof in r.o. 2.5.3 het verzoek van [rekwirante] behandelt als een beroep op vernietigbaarheid van het bindend advies ex artikel 7:904 BW (althans het daaraan ontleende criterium relevant acht voor beantwoording van de aan de orde zijnde vraag).
- c.
Gegrondbevinding van één of meer van de eerdere subonderdelen van dit onderdeel van het middel brengt met zich dat ook het door het Hof in de r.o. 2.5.6 en 2.8 overwogene en besliste, namelijk dat de Grieven III en IV van Sagittarius gegrond zijn, niet in stand kan blijven.
3.
Het Hof concludeert in r.o. 2.5.6 dat de Grieven III en IV van Sagittarius gegrond zijn. Het Hof stelt vast dat de gemaakte procedurefout geen aanleiding had moeten geven tot een volledige nieuwe behandeling en niet had moeten leiden tot een tweede beslissing in beroep. De gehoudenheid van Sagittarius aan het tweede bindend advies is, aldus het Hof, dan ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, in verband met de wijze waarop deze tot stand gekomen is.
- a.
Voorgaande overweging geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting, aangezien het Hof ten onrechte de norm van artikel 7:904 BW op het eerste bindend advies toepast, waar [rekwirante] een beroep op heropening c.q. herziening van het onderzoek heeft gedaan. [rekwirante] verwijst naar hetgeen zij hierover in onderdeel 1, subonderdelen a–c, van het cassatiemiddel heeft aangevoerd.
- b.
In r.o. 2.5.6 geeft het Hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting, aangezien het Hof ten onrechte miskent dat de voorzitter van de Commissie van Beroep op grond van artikel 7.3 van het Reglement van Beroep de bevoegdheid had om een tweede behandeling van de zaak te laten plaatshebben, resulterend in een tweede bindend advies. Artikel 7.3 bepaalt immers zonder enige restrictie dat de voorzitter van de Commissie van Beroep de bevoegdheid heeft om waar nodig het Reglement uit te leggen en aan te vullen. Het Reglement voorzag niet in procedureregels bij het buiten beschouwing laten van stukken tijdens een mondelinge behandeling. De Voorzitter had dan ook de vrijheid om op zodanig verzoek van [rekwirante] te besluiten tot heropening c.q. herziening van de zaak. Het oordeel dat de procedurefout geen aanleiding had moeten geven tot een volledige nieuwe behandeling is dan ook onjuist, althans rust op een onbegrijpelijke lezing van de stukken van het geding (met name het Reglement van Beroep), althans is zonder nadere motivering — die ontbreekt — onbegrijpelijk, althans rechtvaardigt een en ander nog niet, in ieder geval niet zonder nadere motivering, de beslissing dat gehoudenheid van Sagittarius aan de tweede beslissing in beroep in verband met de wijze waarop die tot stand is gekomen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
- c.
Gegrondbevinding van één of meer van de eerdere subonderdelen van dit onderdeel van het middel brengt met zich dat ook het door het Hof in r.o. 2.8 overwogene en besliste niet in stand kan blijven.
MITSDIEN de Hoge Raad op grond van dit middel het aangevallen arrest zal vernietigen met zodanige verdere beslissing als de Hoge Raad juist zal achten; kosten rechtens.
[De kosten dezes zijn | € | 71.80 |
vermeerderd met de btw | € | 13.64 |
€ | 85.44] |
[De schuldeiser kan de berekende btw niet verrekenen in de zin van de Wet op de Omzetbelasting 1968.]