Handhaving van privaatrecht door toezichthouders
Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/3.5.4.1:3.5.4.1 Inleiding
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/3.5.4.1
3.5.4.1 Inleiding
Documentgegevens:
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS444522:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 13 maart 1981, NJ 1981/635 (Haviltex).
Zie HR 20 februari 2004, NJ 2005/493 (DSM/Fox) resp. HR 5 april 2013, NJ 2013/214 (Lundiform/Mexx).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Een overeenkomst heeft de rechtsgevolgen die zijn overeengekomen (artikel 6:248 lid 1 BW). Dit volgt uit de contractvrijheid. Voorts worden de rechtsgevolgen bepaald door de wet, de gewoonte en de eisen van de aanvullende en derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 en 2 BW). Primair komt het aan op de afspraken die partijen hebben gemaakt. Vaak komt de uitleg van de tekst van de geschreven overeenkomst overeen met de bedoeling van partijen. De uitleg van overeenkomsten is echter niet altijd ONProblematisch. Geschreven woorden kunnen voor meer dan één uitleg vatbaar zijn. De wil van partijen zal in dergelijke gevallen vastgesteld dienen te worden aan de hand van de wilsvertrouwensleer (artikelen 3:33 en 3:35 BW). Uit het Haviltex-arrest1 volgt dat bij de uitleg van een overeenkomst niet kan worden volstaan met een taalkundige benadering, maar dat het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomsten mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De mate van gewicht, zo volgt uit het Haviltex-arrest, die wordt toegekend aan de taalkundige betekenis van contractuele bepalingen hangt dus af van de betekenis die partijen er zelf aan geven, alsmede van de omstandigheden van het geval.2 Dit neemt niet weg dat bij een schriftelijk contract de taalkundige betekenis van de gebruikte bewoording vaak wel van groot belang zal zijn. Maar ook wanneer de taalkundige betekenis groot gewicht heeft, kunnen de overige omstandigheden nog tot een afwijkende uitleg leiden, waarbij de Haviltex-norm bepalend blijft.3
Aan hetgeen partijen rechtsgeldig kunnen overeenkomen zijn in de wet grenzen gesteld. Zo mag het overeengekomene niet in strijd zijn met de goede zeden of openbare orde (artikel 3:40 BW). Ook de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid kan beperkingen meebrengen. Als er echter sprake is van leemten in de overeenkomst, dan kan de redelijkheid en billijkheid ook een aanvullende werking hebben.
In de vorige paragraaf is beschreven dat de ACM en in hoger beroep het CBB, ook als partijen reeds zaken doen met elkaar en er een overeenkomst gesloten is omtrent bijvoorbeeld interconnectie, bij onenigheid over de wijzigingen van de tarieven toch oordeelt dat er sprake is van een geschil op grond van artikel 12.2 lid 1 Tw. Men kan zich afvragen of deze visie, vanuit privaatrechtelijk oogpunt, juist is. Er is immers sprake van een overeenkomst, maar (één van de) partijen wenst het tarief te wijzigen of de overeengekomen periode te verlengen onder andere tariefvoorwaarden. De overeenkomst voorziet blijkbaar niet in een mogelijkheid tot tariefswijziging of aanpassing. Met toepassing van de Haviltex-formule zal de bedoeling van partijen uitgelegd dienen te worden om de vraag te beantwoorden hoe de tariefsverhoging binnen het bestaande contract is geregeld. Lacunes in het contract kunnen op grond van artikel 6:248 lid 1 BW aangevuld worden.