Einde inhoudsopgave
Verordening ECB/2012/24 ((EU) nr. 1011/2012) betreffende statistieken inzake aangehouden effecten
Bijlage II Definities
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2018
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2018, L 63).
- Bronpublicatie:
22-02-2018, PbEU 2018, L 62 jo PbEU 2018, L 62 (uitgifte: 05-03-2018, regelingnummer: 2018/318 (ECB/2018/7))
22-02-2018, PbEU 2018, L 62 jo PbEU 2018, L 62 (uitgifte: 05-03-2018, regelingnummer: 2018/318)
02-08-2016, PbEU 2016, L 222 (uitgifte: 17-08-2016, regelingnummer: 2016/1384 (ECB/2016/22))
- Inwerkingtreding
01-10-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-02-2018, PbEU 2018, L 62 jo PbEU 2018, L 62 (uitgifte: 05-03-2018, regelingnummer: 2018/318 (ECB/2018/7))
22-02-2018, PbEU 2018, L 62 jo PbEU 2018, L 62 (uitgifte: 05-03-2018, regelingnummer: 2018/318)
02-08-2016, PbEU 2016, L 222 (uitgifte: 17-08-2016, regelingnummer: 2016/1384 (ECB/2016/22))
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Deel 1. Definities van categorieën instrumenten
Deze tabel bevat een gedetailleerde beschrijving van instrumentcategorieën die de desbetreffende nationale centrale bank (NCB) of, indien uit hoofde van artikel 3 bis, lid 5, groepsgegevens aan de Europese Centrale Bank (ECB) worden gerapporteerd, de ECB overeenkomstig deze verordening omzet in rapportagecategorieën.
Categorie | Belangrijkste kenmerken |
---|---|
1. Schuldbewijzen (F.3) | Schuldbewijzen zijn verhandelbare financiële instrumenten die als bewijs van schuld dienen. Schuldbewijzen vertonen de volgende kenmerken:
De kredietrating van schuldbewijzen waarmee de kredietwaardigheid van afzonderlijke uitgiften van schuldbewijzen wordt uitgedrukt, wordt toegekend door erkende agentschappen op basis van ratingcategorieën. Wat het onder c) bedoelde kenmerk betreft, kan de vervaldatum samenvallen met de conversie van een schuldbewijs in een aandeel. In deze context houdt converteerbaarheid in dat de houder zijn schuldbewijs in gewone aandelen van de emittent kan omzetten. Inwisselbaarheid betekent dat de houder zijn schuldbewijs kan ruilen voor aandelen van een andere vennootschap dan de emittent. Eeuwigdurende effecten, die geen vastgelegde vervaldatum hebben, worden als schuldbewijzen geclassificeerd. |
1a. Kortlopende schuldbewijzen (F.31) | Schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd van 1 jaar of minder en schuldbewijzen die op verzoek van de crediteur direct moeten worden afgelost. |
1b. Langlopende schuldbewijzen (F.32) | Schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan 1 jaar, dan wel zonder expliciet vermelde looptijd. |
2. Deelnemingen (F.51) | Een deelneming is een financieel actief dat een aanspraak is op de restwaarde van een vennootschap nadat aan alle overige aanspraken is voldaan. De eigendom van deelnemingen in rechtspersonen blijkt gewoonlijk uit aandelen, aandelencertificaten, participatiebewijzen en soortgelijke documenten. Deelnemingen zijn in de volgende subcategorieën onderverdeeld: beursgenoteerde aandelen (F.511), niet-beursgenoteerde aandelen (F.152) en overige deelnemingen (F.519). |
2a. Beursgenoteerde aandelen (F.511) | Beursgenoteerde aandelen zijn aandelenbewijzen die aan een beurs genoteerd zijn. Deze beurs kan zowel een erkende aandelenbeurs als enige andere vorm van secundaire markt zijn. Het bestaan van lijsten met koersen van aan een beurs genoteerde aandelen betekent dat de actuele marktprijzen normaliter direct beschikbaar zijn. |
3. Aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.52) | Aandelen in beleggingsfondsen zijn aandelen van een beleggingsfonds als het fonds een vennootschapsstructuur heeft. Als het fonds een trust is, worden zij rechten van deelneming genoemd. Beleggingsfondsen zijn collectieve beleggingsinstellingen via welke beleggers middelen bijeenbrengen om in financiële en/of niet-financiële activa te beleggen. Aandelen in beleggingsfondsen zijn onderverdeeld in: aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen (F.521); aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen (F.522). |
Deel 2. Definities van sectoren
Deze tabel bevat een beschrijving van sectorcategorieën die de desbetreffende NCB of, indien uit hoofde van artikel 3 bis, lid 5, groepsgegevens aan de ECB worden gerapporteerd, de ECB overeenkomstig deze verordening omzet in nationale categorieën.
Sector | Definitie |
---|---|
1. Niet-financiële vennootschappen (S.11) | De sector niet-financiële vennootschappen (S.11) bestaat uit institutionele eenheden met eigen rechtspersoonlijkheid die marktproducent zijn en van wie de hoofdactiviteit bestaat in de productie van goederen en niet-financiële diensten. Deze sector omvat tevens niet-financiële quasivennootschappen. |
2. De centrale bank (S.121) | De subsector centrale bank (S.121) omvat alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie de uitgifte van betaalmiddelen, handhaving van de interne en externe waarde van de valuta en het aanhouden van alle of een gedeelte van de internationale reserves van het land. |
3. Deposito-instellingen m.u.v. de centrale bank (S1.122) | De subsector deposito-instellingen m.u.v. de centrale bank (S.122) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen, m.u.v. die welke in de subsectoren centrale bank en GMF's worden ingedeeld, die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie en waarvan de activiteiten erin bestaan deposito's en/of daarmee vergelijkbare financiële titels van andere institutionele eenheden, en derhalve niet alleen van MFI's, in ontvangst te nemen en voor eigen rekening leningen toe te kennen en/of beleggingen in effecten te verrichten. |
4. Geldmarktfondsen (GMF's) (S.123) | De subsector GMF's (S.123) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen, m.u.v. die welke in de subsectoren centrale bank en kredietinstellingen worden ingedeeld, die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie. Hun activiteiten bestaan erin aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen uit te geven die met deposito's van institutionele eenheden vergelijkbare financiële titels zijn, en voor eigen rekening beleggingen te verrichten, hoofdzakelijk in aandelen of rechten van deelneming in GMF's, kortlopende schuldbewijzen, en/of deposito's. GMF's omvatten beleggingsmaatschappijen, ‘unit trusts’ en andere collectieve beleggingsprogramma's waarvan de aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen vergelijkbaar zijn met deposito's. |
5. Beleggingsfondsen m.u.v. GMF's (S.124) | De subsector beleggingsfondsen m.u.v. GMF's (S.124) bestaat uit alle collectievebeleggingsprogramma's, m.u.v. die welke in de subsector GMF's worden ingedeeld, die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie. Hun activiteiten bestaan erin aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen uit te geven die geen met deposito's van institutionele eenheden vergelijkbare financiële titels zijn, en voor eigen rekening beleggingen te verrichten, hoofdzakelijk in andere financiële activa dan kortlopende financiële activa en in niet-financiële activa (gewoonlijk onroerend goed). Beleggingsfondsen, m.u.v. GMF's omvatten beleggingsmaatschappijen, ‘unit trusts’ en andere collectieve beleggingsprogramma's waarvan de aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen niet worden beschouwd als met deposito's vergelijkbare financiële titels. |
6. Overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen | De subsector overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (S.125) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door het aangaan van verplichtingen, andere dan in chartaal geld, deposito's, aandelen in beleggingsfondsen of in verband met verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen, bij institutionele eenheden. |
7. Lege financiële instellingen (S.125A) | Lege financiële instellingen (LFI's) zijn ondernemingen die securitisatietransacties tot stand brengen. LFI's die voldoen aan de criteria om als institutionele eenheid te worden beschouwd, worden in S.125 ingedeeld, zo niet, dan worden zij als integrerend deel van de moedermaatschappij behandeld |
8. Financiële hulpbedrijven (S.126) | De subsector financiële hulpbedrijven (S.126) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen die zich hoofdzakelijk bezighouden met activiteiten die nauw verband houden met financiële intermediatie, maar zelf geen financiële intermediairs zijn. |
9. Financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S.127) | De subsector financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S.127) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen die zich noch met financiële intermediatie, noch met het verlenen van financiële hulpdiensten bezighouden en waarvan het merendeel van hetzij de activa hetzij de passiva niet op open markten wordt verhandeld. |
10. Verzekeringsinstellingen (S.128) | De subsector verzekeringsinstellingen (S.128) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van risico's, hoofdzakelijk in de vorm van directe verzekering of herverzekering. |
11. Pensioenfondsen (S.129) | De subsector pensioenfondsen (S.129) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van sociale risico's en behoeften van de verzekerden (sociale verzekering). Pensioenfondsen als socialeverzekeringsregelingen verschaffen een inkomen aan gepensioneerden en vaak uitkeringen bij overlijden en invaliditeit. |
12. Overheid (S.13) | De sector overheid (S.13) bestaat uit institutionele eenheden die niet-marktproducenten zijn waarvan de output voor individueel of collectief verbruik is bestemd, en die worden gefinancierd uit verplichte betalingen door eenheden die tot andere sectoren behoren, en institutionele eenheden die zich in hoofdzaak bezighouden met de herverdeling van het nationale inkomen en vermogen. De sector algemene overheid is onderverdeeld in vier subsectoren: centrale overheid (S.1311), deelstaatoverheid (S.1312), lagere overheid (S.1313) en socialezekerheidsfondsen (S.1314). |
13. Huishoudens (S.14) | De sector huishoudens (S.14) bestaat uit personen of groepen van personen in hun hoedanigheid van consument en personen of groepen van personen die als ondernemer goederen en al dan niet financiële diensten voor de markt produceren (marktproducenten), voor zover de goederen en diensten niet worden geproduceerd door afzonderlijke entiteiten die als quasivennootschap worden aangemerkt. Deze sector omvat ook personen of groepen van personen die als producent uitsluitend voor eigen finaal gebruik goederen en niet-financiële diensten voortbrengen. |
14. Instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.15) | De sector instellingen zonder winstoogmerk (IZW's) ten behoeve van huishoudens (S.15) bestaat uit IZW's met rechtspersoonlijkheid die werken ten behoeve van huishoudens en die particuliere niet-marktproducent zijn De voornaamste middelen van deze instellingen zijn vrijwillige bijdragen, in geld of in natura, van huishoudens in hun hoedanigheid van consument, betalingen door de overheid en inkomen uit vermogen. |
Deel 3. Definitie van financiële transacties
1
De werkelijke informatieplichtigen rapporteren transactiegegevens zoals uiteengezet in lid 5 van artikel 3.
2
Financiële transacties zijn gedefinieerd als transacties in financiële activa en passiva tussen ingezeten institutionele eenheden en tussen de laatsten en niet-ingezeten institutionele eenheden. Een financiële transactie tussen institutionele eenheden is een gelijktijdige vorming of afwikkeling van een financieel actief en het overeenkomstige financiële passief, dan wel de overdracht van een financieel actief of passief aan een andere partij. Nog niet betaalde opgebouwde rente wordt als een financiële transactie geregistreerd, aangevend dat rente wordt herbelegd in het betreffende financiële instrument.
Financiële transacties worden geregistreerd tegen transactiewaarde, d.w.z. de waarde in nationale valuta waartegen de betrokken financiële activa en/of passiva tot stand komen of afgewikkeld, geruild of overgenomen worden tussen institutionele eenheden.
In de bepaling van de transactiewaarde wordt opgebouwde rente meegenomen, maar blijven de vergoeding voor de dienstverlening, honoraria, commissies of vergelijkbare betalingen voor diensten in verband met de uitvoering van de transactie, en op de transacties geheven belastingen buiten beschouwing. Waarderingsmutaties zijn geen financiële transacties.
Financiële transacties omvatten in het bijzonder kwijtschelding van een schuld in onderling overleg tussen crediteur en debiteur (schuldkwijtschelding).
3
Financiële transacties worden gemeten als het verschil tussen effectenposities (met inbegrip van opgebouwde rente) per periode-ultimo, waarbij wordt gecorrigeerd voor het effect van veranderingen ten gevolge van ‘herwaarderingsaanpassingen’ (veroorzaakt door prijs- en wisselkoerswijzigingen) en ‘overige volumemutaties’.
4
Prijs- en wisselkoerswijzigingen hebben betrekking op fluctuaties in de waardering van de effecten die het gevolg zijn van hetzij wijzigingen in de koers van de effecten en/of van de wisselkoersen die de waarde in euro van in een vreemde valuta luidende effecten beïnvloeden. Aangezien deze veranderingen waarderingsverschillen betreffen die niet het resultaat zijn van financiële transacties, moeten deze effecten uit de transactiegegevens worden verwijderd.
- —
Tot prijswijzigingen worden gerekend in de referentieperiode optredende wijzigingen in de waarde van posities per periode-ultimo, veroorzaakt door een gewijzigde referentiewaarde waartegen ze worden geboekt, d.w.z. waarderingsverschillen. Hieronder vallen ook veranderingen in financiële aanspraken ten gevolge van een waardevermindering om de werkelijke marktwaarde van verhandelbare financiële aanspraken weer te geven.
- —
Wisselkoerswijzigingen betreffen tussen opeenvolgende rapportagedatums optredende schommelingen in wisselkoersen ten opzichte van de euro, die tot wijzigingen leiden in de in euro uitgedrukte waarde van in vreemde valuta luidende effecten.
5
Overige volumemutaties hebben betrekking op volumemutaties in activa die optreden aan de zijde van de belegger, vanwege: a) de verandering in de statistische registratie van de populatie (bv. de herindeling en herstructurering van institutionele eenheden (1)); b) de herindeling van activa; c) rapportagefouten die alleen voor een beperkte tijdspanne in gerapporteerde gegevens zijn gecorrigeerd; d) de afschrijving van oninbare vorderingen, in de vorm van effecten, door crediteuren; e) wijzigingen van ingezetenschap van de belegger.
Deel 4. Definities van effectsgewijze kenmerken
Veld | Beschrijving |
---|---|
Identificatienummer voor effecten | Een code die een effect op een unieke manier identificeert. Het is de ISIN-code als die aan het effect is toegewezen, of een ander identificatienummer. |
Posities tegen nominale waarde (in nominale valuta of euro of posities in aantal aandelen of eenheden) | Aantal participaties van een effect, of het geaggregeerde nominale bedrag indien het effect in bedragen en niet in participaties wordt verhandeld, zonder de opgebouwde rente. |
Posities tegen marktwaarde | Aangehouden bedrag van een effect tegen de marktprijs in euro. De desbetreffende NCB of, indien uit hoofde van artikel 3 bis, lid 5, groepsgegevens aan de ECB worden gerapporteerd, de ECB moet in beginsel rapportage van opgebouwde rente verlangen, hetzij onder deze positie, hetzij afzonderlijk. De desbetreffende NCB's, of de ECB, al naargelang, kunnen echter naar eigen inzicht gegevens zonder opgebouwde rente verlangen. |
Overige volumemutaties (nominale waarde) | Overige mutaties in het volume van het aangehouden effect, tegen nominale waarde in de nominale valuta/eenheid of euro. |
Overige volumemutaties (marktwaarde) | Overige mutaties in het volume van het aangehouden effect, tegen marktwaarde in euro. |
Financiële transacties | De som van aankopen minus verkopen van een effect geregistreerd tegen de transactiewaarde in euro. |
Beleggingen in effecten of directe investeringen | De functie van de investering volgens de classificatie van betalingsbalansstatistieken (1). |
Koerswaarde | Koers van het effect aan het einde van de referentieperiode. |
Rapportagebasis | Geeft aan of het effect wordt uitgedrukt in procenten of in participaties. |
Herwaarderingsaanpassingen | Prijs- en wisselkoerswijzigingen zoals bedoeld in Deel 3. |
Denominatievaluta van het effect | Code van de International Standards Organisation (ISO-code), of een equivalente code, van de valuta waarin de prijs luidt en/of het bedrag van het effect. |
Uitgiftedatum | De datum waarop de emittent de effecten tegen betaling aan de intekenaar levert. Dit is de datum waarop de effecten voor de eerste keer beschikbaar zijn voor levering aan beleggers. Voor een strip vermeldt deze kolom de datum waarop de coupon/hoofsom wordt gestript. |
Vervaldatum | Datum waarop het schuldinstrument werkelijk wordt afgelost. |
Door de houder uitgegeven effect | Geeft aan of de houder het effect heeft uitgegeven. |
Indeling als primaire activa | Indeling van het instrument. |
Type activasecuritisatie | Type activum dat als onderpand geleverd werd. |
Effectenstatus | Aanvullende eigenschap die de effectenstatus aanduidt, e.g. of het instrument al dan niet vervallen is of bijv. zich wanbetaling heeft voorgedaan, opeisbaar is of vervroegd werd afgelost. |
Datum effectenstatus | De datum waarop een effectenstatus, zoals die werd gerapporteerd onder ‘effectenstatus’ van kracht werd. |
Achterstallige betalingen voor het instrument | Totaal bedrag hoofdsom, rente en toeslag dat op de referentiedatum uitstaat dat contractueel verschuldigd is en niet werd betaald (achterstallig). Dit bedrag moet steeds gerapporteerd worden. ‘0’ moet gerapporteerd worden indien het instrument op de referentiedatum niet achterstallig was. |
Datum achterstallige betalingen voor het instrument | Datum waarop het instrument achterstallig werd overeenkomstig deel 2.48 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie (1). Dit is de vroegste datum waarop het instrument een op de referentiedatum onbetaald bedrag heeft, hetgeen gerapporteerd moet worden indien het instrument op de referentiedatum achterstallig is. |
Type instrument rangorde | Type instrument rangorde geeft aan of het instrument al dan niet gegarandeerd is, zijn rangniveau en of het al dan niet gedekt is. |
Geografische locatie onderpand | De geografische allocatie onderpand. |
Identificatiecode garant | Een standaardcode die werd overeengekomen met de desbetreffende NCB of, indien uit hoofde van artikel 3 bis, lid 5, groepsgegevens aan de ECB worden gerapporteerd, met de ECB, welke code een garant uniek identificeert, en informatie betreffende het gebruikte identificatortype van de code, bv. identificatiecode-rechtspersoon, EU-identificatiecode of nationale identificatiecode. |
Deel 5. Algemene definities
Veld | Beschrijving |
---|---|
Identificatiecode-rechtspersonen (LEI) | Een referentiecode overeenkomstig de 17442-standaard van de International Organization for Standardization (ISO), die wordt toegekend aan een rechtspersoon hetgeen een identificatiecode-rechtspersonen (LEI) vergt. De LEI-code maakt mondiaal een eenduidige identificatie van entiteiten mogelijk hetgeen een LEI vergt. |
EU-identificatiecode | EU-identificatiecode is een gebruikelijke identificatiecode die werd overeengekomen met de desbetreffende NCB of, indien uit hoofde van artikel 3 bis, lid 5, groepsgegevens aan de ECB worden gerapporteerd, met de ECB voor de ondubbelzinnige identificatie van een entiteit binnen de EU. |
Nationale identificatiecode | Nationale identificatiecode is een gebruikelijke identificatiecode die werd overeengekomen met de desbetreffende NCB of, indien uit hoofde van artikel 3 bis, lid 5, groepsgegevens aan de ECB worden gerapporteerd, met de ECB voor de ondubbelzinnige identificatie van een entiteit binnen haar land van ingezetenschap. |
Prudentiële reikwijdte van consolidatie | Prudentiële reikwijdte van consolidatie betreft de consolidatiereikwijdte zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van titel II van deel Een van Verordening (EU) nr. 575/2013. |
Internationale standaarden voor financiële verslaglegging | Internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS): zoals bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (1). |
Accountingreikwijdte van consolidatie | Accountingreikwijdte van consolidatie betreft de reikwijdte van de consolidatie voor financiële verslaglegging overeenkomstig de IFRS, dan wel, indien toepasselijk, overeenkomstig andere nationale of internationale normen die van toepassing zijn op werkelijke informatieplichtigen. |
NACE-indeling | Classificatie van wederpartijen naar gelang van hun economische activiteiten, in overeenstemming met de NACE rev. 2 statistische classificatie zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (2). NACE-code: een niveau-2, niveau-3 of niveau-4 NACe-code overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1893/2006. |
IRB-benadering | Internal Ratings Based (IRB) benadering ter berekening van het risicogewogen blootstellingsbedrag overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013. |
Rapportageniveau | Rapportageniveau geeft aan of entiteitgewijs of op groepsbasis gerapporteerd wordt zoals bedoeld in artikel 1, punten 23 en 24. In samenspraak met de desbetreffende NCB of, indien uit hoofde van artikel 3 bis, lid 5, groepsgegevens aan de ECB worden gerapporteerd, met de ECB moeten geharmoniseerde beginselen voor financiële administratie en consolidatie toegepast worden op de op entiteitniveau gerapporteerde gegevens, d.w.z. gegevens op entiteitniveau moeten de beginselen van financiële administratie en risicoberekening van de groep zo veel mogelijk volgen. |
Referentiedatum | De laatste datum van de referentieperiode waarop de gegevens betrekking hebben, d.w.z. het einde van het kwartaal overeenkomstig artikel 6 bis. |
Deel 6. Definitie van houdereigenschappen
Veld | Beschrijving |
---|---|
Identificatiecode-houder | Een standaardcode die werd overeengekomen met de desbetreffende NCB, of indien uit hoofde van artikel 3 bis, lid 5, groepsgegevens worden gerapporteerd aan de ECB met de ECB, welke code de houder en informatie betreffende het gebruikte identificatortype van de code uniek identificeert, bv. EU-identificatiecode of nationale identificatiecode. |
Identificatiecode van de directe moederonderneming van de houder | Een standaardcode die werd overeengekomen met de desbetreffende NCB, of indien uit hoofde van artikel 3 bis, lid 5, groepsgegevens worden gerapporteerd aan de ECB met de ECB, die de directe rechtspersoon uniek identificeert, van welke directe rechtspersoon de houder een juridisch afhankelijk onderdeel is en informatie uniek identificeert betreffende het gebruikte identificatortype van de code, bv. identificatiecode-rechtspersoon of nationale identificatiecode. |
Emittent maakt deel uit van de rapportagegroep (prudentiële bereik) | Geeft aan dat het effect overeenkomstig de prudentiële reikwijdte van consolidatie werd uitgegeven door een entiteit van dezelfde groep. |
Emittent maakt deel uit van de rapportagegroep (accountingbereik) | Geeft aan dat het effect overeenkomstig de accountingreikwijdte van consolidatie werd uitgegeven door een entiteit van dezelfde groep. |
Deel 7. Definitie van emittenteigenschappen
Veld | Beschrijving |
---|---|
Identificatiecode emittent | Een standaardcode die werd overeengekomen met de desbetreffende NCB of, indien uit hoofde van artikel 3 bis, lid 5, groepsgegevens aan de ECB worden gerapporteerd, met de ECB, welke code de emittent en informatie betreffende het gebruikte identificatortype van de code uniek identificeert, bv. EU-identificatiecode of nationale identificatiecode. |
Entiteitstatus | Aanvullende eigenschap die informeert over de status van de uitgevende entiteit, waaronder de wanbetalingsstatus en de redenen voor de mogelijke wanbetalingsstatus van de entiteit overeenkomstig artikel 178 van Verordening (EU) nr. 575/2013) en enige andere informatie over de status van de uitgevende entiteit, bijv. of zij gefuseerd is, werd overgenomen etc…. |
Datum entiteitstatus | De datum waarop de entiteitstatus veranderde. |
Deel 8. Definitie van met financiële administratie en risico verband houdende eigenschappen
Veld | Beschrijving |
---|---|
Respijt- en heronderhandelingsstatus | Vaststelling van respijt- en heronderhandelde instrumenten. |
Datum van de respijt- en heronderhandelingsstatus | De datum waarop een respijt- en heronderhandelingsstatus, zoals die werd gerapporteerd onder respijt- en heronderhandelingsstatus van kracht werd. |
Inbaarheidsstatus van het instrument | Vaststelling van niet-renderende instrumenten overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. |
Datum inbaarheidsstatus van het instrument | De datum waarop de inbaarheidsstatus, zoals die werd gerapporteerd onder inbaarheidsstatus van het instrument van kracht werd of veranderde. |
Wanbetalingsstatus van de emittent | Identificatie van de wanbetalingsstatus van de emittent overeenkomstig artikel 178 van Verordening (EU) nr. 575/2013 |
Datum van de wanbetalingsstatus van de emittent | De datum waarop de wanbetalingsstatus zoals gerapporteerd onder de ‘wanbetalingsstatus van de emittent’ van kracht werd of veranderde. |
Wanbetalingsstatus van het instrument | Identificatie van de wanbetalingsstatus van het instrument overeenkomstig artikel 178 van Verordening (EU) nr. 575/2013 |
Datum wanbetalingsstatus van het instrument | De datum waarop de wanbetalingsstatus zoals gerapporteerd onder de ‘wanbetalingsstatus van het instrument’ van kracht werd of veranderde. |
Standaard voor financiële administratie | Door de informatieplichtige toegepaste standaard voor financiële administratie. |
Boekwaarde | De boekwaarde overeenkomstig bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. |
Type bijzondere waardevermindering | Type bijzondere waardevermindering overeenkomstig de toegepaste standaard voor financiële administratie. |
Vaststellingsmethode bijzondere waardevermindering | De methode waarmee de bijzondere waardevermindering wordt vastgesteld, indien op het instrument overeenkomstig toegepaste standaards voor financiële administratie bijzondere waardevermindering van toepassing is. Er zijn collectieve en individuele methoden. |
Gecumuleerde waardevermindering | Het bedrag van voorzieningen voor verliezen ter dekking van of toegerekend aan het instrument op de referentiedatum. Dit data-attribuut is van toepassing op instrumenten die een bijzondere waardevermindering hebben ondergaan krachtens de toepasselijke standaard voor financiële administratie. |
Bronnen van bezwaring | Transactietype waarbij de blootstelling overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 bezwaard wordt. Een activum wordt behandeld als bezwaard, indien er een pandrecht op rust of indien op dat activum een regeling van toepassing is ter waarborging, zekerheidsstelling of kredietverbetering van een instrument waaruit het niet vrijelijk kan worden teruggetrokken. |
Boekhoudkundige indeling van instrumenten | Boekhoudkundig portfolio waarin het instrument wordt vastgelegd overeenkomstig de door de informatieplichtige toegepaste standaard voor financiële administratie. |
Prudentiële portefeuille | Indeling van handelsportefeuille- en niet-handelsportefeuilleblootstellingen. Instrumenten in de handelsportefeuille: heeft dezelfde betekenis als in artikel 4, lid 1, punt 86) van Verordening (EU) nr. 575/2013. |
Gecumuleerde wijzigingen in reële waarde vanwege kredietrisico | Gecumuleerde wijzigingen van de reële waarde vanwege kredietrisico overeenkomstig deel 2.46 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. |
Gecumuleerde terugvorderingen sedert wanbetaling | Het totale sedert de datum van wanbetaling teruggevorderde bedrag. |
Kans op wanbetaling van de emittent | Kans op wanbetaling van de emittent gedurende een jaar, vastgesteld overeenkomstig artikel 160, 163, 179 en 180 van Verordening (EU) nr. 575/2013. |
Verlies bij wanbetaling tijdens recessies | De ratio van het bedrag dat verloren kan worden op een blootstelling in een economische recessie vanwege een wanbetaling gedurende een jaar, tot het bedrag dat zou uitstaan bij een wanbetaling overeenkomstig artikel 181 van Verordening (EU) nr. 575/2013. |
Verlies bij wanbetaling in normale economische omstandigheden | De ratio van het bedrag dat verloren kan worden op een blootstelling in normale economische omstandigheden vanwege een wanbetaling gedurende een jaar, tot het bedrag dat zou uitstaan bij een wanbetaling. |
Risicogewicht | Aan de blootstelling gerelateerde risicogewichten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013. |
Blootstellingswaarde (oftewel blootstelling bij wanbetaling) | Blootstellingswaarde na kredietrisicolimitering en kredietomrekeningsfactoren overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 680/2014. |
Kapitaalberekeningsmethode voor prudentiële doeleinden | Identificatie van de benadering die wordt toegepast voor de berekening van de risicogewogen posten voor de doelstellingen van punten a) en f) van artikel 92, lid 3 van Verordening (EU) nr. 575/2013. |
Blootstellingscategorie | Blootstellingscategorie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013. |
Voetnoten
Bijvoorbeeld, in geval van een fusie of overname, de overgang naar de overnemende onderneming van financiële activa en passiva die bestaan tussen de overgenomen onderneming en derden.
Richtsnoer ECB/2011/23 van 9 december 2011 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot externe statistieken (PB L 65 van 3.3.2012, blz. 1).
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie van 16 april 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 28.6.2014, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).