Uit het zich bij de processtukken bevindende uittreksel Justitiële Documentatie van 28 november 2018 blijkt voorts dat dit vonnis op 13 augustus 2013 onherroepelijk is geworden.
HR, 03-11-2020, nr. 18/05383
ECLI:NL:HR:2020:1646
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-11-2020
- Zaaknummer
18/05383
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:1646, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑11‑2020; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:632
ECLI:NL:PHR:2020:632, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑06‑2020
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:1646
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑11‑2020
Inhoudsindicatie
Art. 8.2 aanhef en onder a WVW 1994. Moet de in art. 10.1 Besluit Alcohol drugs en geneesmiddelen in het verkeer opgenomen eis dat het bij het onderzoek gebruikte type ademanalyseapparaat is aangewezen bij ministeriële regeling (art. 5 van de Regeling Alcohol drugs en geneesmiddelen in het verkeer) als strikte waarborg worden aangemerkt? CAG: Mits blijkt dat voor het gebruikte apparaat door het NMi een individuele verklaring van goedkeuring is afgegeven, behoeft de eis van een ministeriële aanwijzing bedoeld in art. 10.1 van het Besluit niet te worden aangemerkt als strikte waarborg. Uit een gegeven NMi-goedkeuring blijkt namelijk zowel dat het gebruikte apparaat aan de kwaliteitseisen voldoet als dat sprake is van een type-goedkeuring. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/05383
Datum 3 november 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 14 december 2018, nummer 22/001266-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.J.D. van Doleweerd, advocaat te Amersfoort, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2020.
Conclusie 23‑06‑2020
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Art. 8.2 aanhef en onder a WVW 1994. Moet de in art. 10.1 Besluit Alcohol drugs en geneesmiddelen in het verkeer opgenomen eis dat het bij het onderzoek gebruikte type ademanalyseapparaat is aangewezen bij ministeriële regeling (art. 5 van de Regeling Alcohol drugs en geneesmiddelen in het verkeer) als strikte waarborg worden aangemerkt? CAG: Mits blijkt dat voor het gebruikte apparaat door het NMi een individuele verklaring van goedkeuring is afgegeven, behoeft de eis van een ministeriële aanwijzing bedoeld in art. 10, eerste lid van het Besluit niet te worden aangemerkt als strikte waarborg. Uit een gegeven NMi-goedkeuring blijkt namelijk zowel dat het gebruikte apparaat aan de kwaliteitseisen voldoet als dat sprake is van een type-goedkeuring. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 18/05383
Zitting 16 juni 2020
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte.
1. De verdachte is bij arrest van 14 december 2018 door het gerechtshof Den Haag wegens “overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994 (575 microgram)” veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis. Daarnaast heeft het hof de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van 180 dagen, waarvan 161 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Namens de verdachte heeft mr. J.J.D. van Doleweerd, advocaat te Amersfoort, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Voorafgaand aan de weergave van het middel wijst de schriftuur op het bijzondere belang dat in deze zaak voor de verdachte als rijschoolhouder op het spel staat. Een onherroepelijke veroordeling waarbij bewezen wordt verklaard dat het alcoholgehalte van zijn adem op 16 december 2017 hoger was dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht zal op grond van art. 123b WVW 1994 tot gevolg hebben dat het rijbewijs van de verdachte van rechtswege zijn geldigheid verliest nu ten tijde van het begaan van het strafbare feit nog geen vijf jaren waren verlopen sedert hij als bestuurder van een motorrijtuig onherroepelijk is veroordeeld wegens rijden onder invloed. Ook op 29 juli 2013 is de verdachte immers door de politierechter wegens rijden onder invloed veroordeeld.1.In verband hiermee wordt melding gemaakt van het voornemen van de regering om “de recidiveregeling ernstige verkeersdelicten […] te laten vervallen voor dit soort gevallen” en wordt opgemerkt dat als de voorgestelde regeling thans geldend recht zou zijn, de verdachte zijn rijbewijs zou kunnen behouden. Gedoeld wordt kennelijk op het concept-wetsvoorstel aanscherping maatregelen rijden onder invloed, waarvan een consultatieversie op 7 november 2019 op rijksoverheid.nl is gepubliceerd.2.Hierin wordt voorgesteld de recidiveregeling ernstige verkeersdelicten voor rijden onder invloed van alcohol te vervangen door een – als strenger beschouwd - alternatief waarbij de geldigheid van het rijbewijs komt te vervallen na een ontzegging van de rijbevoegdheid of rechterlijk rijverbod van twee jaar of langer. Dit voornemen wordt in het − eveneens op rijksoverheid.nl gepubliceerde – ontwerp voor de memorie van toelichting onder 4.4. als volgt toegelicht:
“In de praktijk blijkt het rijbewijs van ongeveer 90% van de recidivisten al op grond van het onderzoek naar de geschiktheid ongeldig te worden verklaard. Dat is vrijwel de gehele doelgroep van de recidiveregeling. Een nadeel van de recidiveregeling is voorts dat bestuurders die het rijbewijs op grond van de regeling kwijtraken, maar eerder niet ongeschikt zijn verklaard, in beginsel meteen weer een nieuw rijbewijs kunnen aanvragen. Doordat er sprake moet zijn van twee onherroepelijke veroordelingen, gaan veroordeelden bovendien vaak in hoger beroep om een onherroepelijk vonnis uit te stellen en aldus tijd te winnen voordat het rijbewijs van rechtswege ongeldig wordt. Dat leidt tot extra lasten voor de strafrechtketen.”
Het wetsvoorstel, dat nog niet eens bij de Tweede Kamer is ingediend,3.kan hier verder buiten bespreking blijven, maar naar aanleiding van de hiervoor weergegeven passage uit het ontwerp voor de Memorie van Toelichting merk ik terzijde op dat het in de schriftuur geschetste bijzondere belang dat de verdachte zou hebben bij een vernietiging van de bewezenverklaring, te weten dat zijn rijbewijs niet op grond van art. 123b WVW 1994 van rechtswege zijn geldigheid verliest, in onderhavig geval minder groot lijkt dan wordt gesuggereerd. Uit de schriftuur valt immers af te leiden dat het rijbewijs van de verdachte niet ongeldig is verklaard op grond van het door het CBR opgelegde onderzoek naar zijn geschiktheid, zodat hij − nadat zijn rijbewijs op grond van art. 123b WVW 1994 van rechtswege zijn geldigheid verliest − in beginsel meteen weer opnieuw een rijbewijs zal kunnen aanvragen.
4. Het middel
4.1. Het middel klaagt over de verwerping door het hof van het namens de verdachte gevoerde verweer “kort samengevat inhoudende dat het dossier voor een bewezenverklaring van een ademalcoholgehalte van 575 microgram per liter uitgeademde lucht onvoldoende wettig bewijs bevat nu het ademalcoholonderzoek is uitgevoerd op een krachtens de alsdan geldende wettelijke regeling niet daarvoor bestemd apparaat”. Het hof heeft volgens de steller van het middel dit verweer ten onrechte, althans op gronden die de verwerping niet kunnen dragen, verworpen.
4.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij, op 16 december 2017, te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 575 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.”
4.3. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de aan het bestreden arrest gehechte bijlage:
“1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 21 maart 2018, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven -:
Het klopt dat ik op 16 december 2017 te Leidschendam een auto heb bestuurd na gebruik van alcoholhoudende drank.
2. Een voor kopie conform origineel gewaarmerkt afschrift van het proces-verbaal ter zake artikel 8 WVW 1994 van de politie-eenheid Den Haag, op 16 december 2017 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de betreffende opsporingsambtenaar – zakelijk weergegeven -:
Op 16 december 2017 te 02:35 uur zag ik, verbalisant [verbalisant 1] , dat de verdachte - die later bleek te zijn genaamd: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] - als bestuurder van een voertuig, een personenauto, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Noordsingel te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, reed.
Bij controle nam ik waar dat de adem van de verdachte naar alcohol rook, dat zijn ogen bloeddoorlopen waren en dat de verdachte onvast ter been was. De verdachte heeft - op een daartoe strekkende vordering, die door mij om 02:40 uur is gedaan - zijn medewerking aan een ademtest verleend. Deze test leverde als resultaat een A op.
Vervolgens heb ik om 02:45 uur de verdachte bevolen zijn medewerking aan een ademanalyse te verlenen en de verdachte overgebracht naar het politiebureau Leidschendam-Voorburg.
De ademanalyse is door mij uitgevoerd en gestart om 03:09 uur. Het resultaat van de ademanalyse was 575 µg/l, welk resultaat direct aan de verdachte is medegedeeld.
Ik heb de verdachte direct daarna medegedeeld dat hij recht had op een tegenonderzoek door middel van een bloedonderzoek. De verdachte deed afstand van dat recht.
3. Een geschrift, zijnde een voor kopie conform origineel gewaarmerkt afschrift van het als bijlage bij het onder 2 genoemde proces-verbaal gevoegde ademanalyseformulier, inhoudende:
Honac Nederland B.V.
POLITIE HAAGLANDEN
L’DAM-VOORBURG
******************************************************************************************************************
Serienummer : 05065
Kalibratienummer : 5065039
Testnummer : 17121613
Start datum & tijd : 16-12-2017 03:09
Eind datum & tijd : 16-12-2017 03:15
******************************************************************************************************************
VERDACHTE
Naam : [verdachte]
Voornamen : [...]
Geboortedatum : [...] - [...] -1978
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
******************************************************************************************************************
BEDIENAAR
Naam : [verbalisant 1]
Voornamen : [...]
Verbalisant nummer : [...]
************************************************************************************************************************************************************************************************************************************
--- ADEMANALYSE ---
Kalibratie-gasconcentratie : 448 µg/l
Systeem controle : Goed
Nulpunt : 0 µg/l
Kalibratie controle : 440 µg/l
Nulpunt : 0 µg/l
Meetresultaat : 665 µg/l
Nulpunt : 0 µg/l
Meetresultaat : 705 µg/l
Nulpunt : 0 µg/l
Kalibratie controle : 435 µg/l
Nulpunt : 0 µg/l
**************************************************************************************************************
Ademonderzoekresultaat : 575 µg/l
NMI goedgekeurd tot : 17-04-2018
**************************************************************************************************************
0123456789 Bedienaar verklaart de ademonderzoekprocedure conform de voorschriften te hebben uitgevoerd.
Handtekening bedienaar [handtekening]”
4.4. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitaantekeningen heeft de raadsman van de verdachte aldaar het volgende aangevoerd4.:
“In eerste aanleg heb ik het verweer gevoerd dat de resultaten van het ademalcoholonderzoek niet gebruikt kunnen worden voor het bewijs, nu een van de strikte waarborgen omtrent het ademalcoholonderzoek geschonden is. Het gaat daarbij om de (nieuwe) eisen aan de apparatuur, zoals die gelden sinds 1 juli 2017. Ten tijde van het onderzoek was artikel 10, eerste lid van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (verder: het besluit) van toepassing. Daarin staat onder meer vermeld dat het ademanalyseapparaat bij ministeriële regeling aangewezen moet zijn.
Daarin verschilt de regeling al met die zoals die vóór 1 juli 2017 gold: het sindsdien vervallen artikel 4, eerste lid van het Besluit alcoholonderzoeken luidde als volgt: Het ademanalyse-apparaat dient te zijn voorzien van een geldige verklaring van goedkeuring, afgegeven door een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen keuringsinstelling.
Thans wordt verwezen naar een ministeriele regeling, te weten de Regeling alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (verder: de Regeling). In artikel 5 staan de eisen voor ademanalyseapparaten vermeld. Voor zover van belang, staat in het eerste lid het volgende:
1. Voor het verrichten van een ademonderzoek als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van het Besluit worden de ademanalyseapparaten van Dräger Alcotest 9510 NL aangewezen die zijn voorzien van het goedkeuringsteken T7802.
In lid 2 van dat artikel worden (tot 1 januari 2021) nog andere apparaten aangewezen:
a. ademanalyseapparaten van het type National Patent Analytical Systems Inc. BAC Datamaster II die zijn voorzien van het goedkeuringsteken IJK-87401;
b. ademanalyseapparaten van het type Dräger Alcotest 7110 NL die zijn voorzien van het goedkeuringsteken IJK88402;
c. ademanalyseapparaten van het type Intoximeters Inc. Intox EC/I R die zijn voorzien van het goedkeuringsteken T5973;
d. ademanalyseapparaten van het type Alcotest 7110 MK111 NL die zijn voorzien van het goedkeuringsteken IJK 94403.
In dit dossier is sprake van een het merk Honac. Een dergelijk apparaat is niet aangewezen als ademanalyseapparaat voor een ademonderzoek als bedoeld in artikel 10, eerste lid van het Besluit. (Honac mag overigens wel een apparaat voor een voorlopig onderzoek leveren, zie artikel 3 van de Regeling.
De verklaring van de bedienaar dat de ademonderzoekprocedure conform de voorschriften is uitgevoerd, is daarvoor onvoldoende. Die verklaring is overigens géén proces-verbaal, nu het niet op ambtseed of ambtsbelofte is opgemaakt. Daarnaast verklaart de bedienaar enkel dat de procedure volgens de voorschriften is uitgevoerd, maar dit zegt niets over de gebruikte apparatuur.
Tot slot: de desbetreffende bedienaar kan niet verklaren dat een ademanalyseapparaat van Honac een ademanalyseapparaat zoals bedoeld in artikel 10, eerste lid van het Besluit is, nu het simpelweg niet is aangewezen in de Regeling. Tot slot, in hetzelfde geschrift wordt verwezen naar de NMi einddatum, wat er toch sterk op duidt dat sprake is van een verklaring van goedkeuring, afgegeven door een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen keuringsinstelling, met andere woorden: de oude, vervallen regeling. De motivering van de politierechter is om deze reden ook onjuist: dat het apparaat 'goedgekeurd' is, legt in de huidige regeling geen gewicht in de schaal.
Nu niet voldaan is aan de strikte waarborgen omtrent het ademonderzoek zoals opgenomen in artikel 10, eerste lid van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, moet het resultaat van het ademalcoholonderzoek uitgesloten worden van het bewijs.
Dat artikel 10, eerste lid Besluit behoort tot de strikte waarborgen volgt mijns inziens uit onder meer de nota van toelichting van de Minister op het Besluit, waarbij ik graag de nadruk leg op twee zinnen:
Artikel 10 bevat de uitvoeringsvoorschriften die bij een ademonderzoek naar het gebruik van alcohol in acht moeten worden genomen en de waarborgen die in dat kader van toepassing zijn.
[...]
Artikel 10 is, zoals hiervoor is opgemerkt, inhoudelijk een samenvoeging van de artikelen 3 tot en met 9 van het oude Besluit alcoholonderzoeken, met dien verstande dat de eisen die aan het ademanalyseapparaat zullen worden gesteld, niet deels in het onderhavige besluit zijn neergelegd, zoals wel het geval was in het Besluit alcoholonderzoeken, en deels in een ministeriele regeling. De reden daarvoor is dat deze eisen sinds de vorming van de nationale politie onderdeel uitmaken van de aanbestedingsprocedure die tot de aanschaf van het ademanalyseapparaat moet leiden dat de Minister van Veiligheid en Justitie uiteindelijk bij ministeriele regeling zal aan wijzen. Tegen die achtergrond is het overbodig om die eisen ook nog eens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te leggen. Dit laat onverlet dat het voor de bestuurders die ervan worden verdacht met een te hoog alcoholpromillage aan het verkeer te hebben deelgenomen, duidelijk moet zijn welke eisen aan het ademanalyseapparaat gesteld zijn en dat die eisen voor hen raadpleegbaar dienen te zijn. [...].
Naar mening van de verdediging is niet voldaan aan de eis uit artikel 10 van het Besluit dat het ademanalyseapparaat bij ministeriele regeling aangewezen is: het gebruikte ademanalyseapparaat is van Honac, terwijl er geen ademanalyseapparaten van Honac zijn aangewezen. Daarmee is niet alleen niet voldaan aan de wettelijke regeling, maar is eveneens een strikte waarborg omtrent het ademonderzoek geschonden. Om deze reden kan het onderzoeksresultaat, 575 µg/l, niet tot het bewijs gebruikt worden. Ik heb in eerste aanleg verzocht om uitstreping van dit gedeelte van de tenlastelegging, omdat ik het aan de politierechter over wilde laten of het resterende bewijs - met name het voorlopige onderzoek en de verklaringen van cliënt - voldoende zou zijn voor een veroordeling. De politierechter achtte het een alles of niets situatie, maar gelet op de huidige stand van de jurisprudentie refereer ik me ook in hoger beroep aan uw oordeel op dit punt.”
4.5. Het proces-verbaal van de terechtzitting houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“De oudste raadsheer houdt de raadsman het navolgende voor:
De in de pleitnota geciteerde toelichting op artikel 10 van het Besluit vermeldt dat de eisen, die aan het ademanalyseapparaat worden gesteld, onderdeel uitmaken van de aanbestedingsprocedure. Het in de pleitnota opgenomen citaat uit de toelichting op artikel 10 van het Besluit is bovendien onvolledig. De laatste zin van de toelichting op dat artikel luidt: ''Daarom worden die eisen met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit op de websites van de nationale politie en het openbaar ministerie geplaatst". Een bestuurder kan dus op deze websites nagaan welke eisen in de aanbestedingsprocedure voor de aanschaf van het ademanalyseapparaat zijn opgenomen, maar het is mij niet duidelijk geworden welk belang de verdachte - die heeft bekend gedronken te hebben - daarbij heeft. Artikel 5 van de Regeling laat het resultaat van de aanbesteding zien, bijvoorbeeld ten behoeve van alle inschrijvers en/of producenten. Voor de verdachte lijkt slechts van belang dat het onderzoek met een gekalibreerd ademanalyseapparaat en op de juiste wijze is uitgevoerd.
De raadsman reageert als volgt:
De wetgever heeft gekozen voor een wijziging van de wettelijke regeling alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. De wetgever heeft een aantal apparaten aangewezen en in deze regeling opgenomen. Indien het ademonderzoek is uitgevoerd met een niet aangewezen apparaat zijn de technische eisen van een dergelijk apparaat niet vindbaar. De regeling strekt wel degelijk tot de bescherming van de belangen van mijn cliënt.
De advocaat-generaal brengt bij gelegenheid van repliek naar voren:
Het gaat erom dat een apparaat volgens de juiste vereisten is gekalibreerd. Dan wordt voldaan aan de eisen van de wet. In de onderhavige zaak betrof het een volgens de vereisten gekalibreerd apparaat, nog afgezien van de vraag welk belang de verdachte in dezen heeft.
De raadsman brengt bij gelegenheid van dupliek naar voren:
Het ijken en kalibreren is geen onderdeel van deze regeling. De reden waarom de minister de Honac niet heeft aangewezen is mij niet bekend. Alleen daarom al ben ik van mening dat een Honac niet gelijkgesteld mag worden met een aangewezen apparaat.”
4.6. Het hof heeft het verweer van de verdediging als volgt samengevat en verworpen:
“Verweer, strekkende tot (partiële) vrijspraak
De raadsman heeft zich - overeenkomstig zijn aan het hof overgelegde pleitaantekeningen - op het standpunt gesteld dat de resultaten van het ademonderzoek niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, althans niet voor het bewijs dat het alcoholgehalte 575 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, nu één van de strikte waarborgen omtrent het ademalcoholonderzoek is geschonden. Onder verwijzing naar artikel 5 van de Regeling alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: de Regeling) stelt de raadsman dat in de onderhavige zaak bij het onderzoek gebruik is gemaakt van een apparaat dat niet is aangewezen als ademanalyseapparaat voor een ademonderzoek als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen (hierna: het Besluit).
Naar het oordeel van het hof strekt artikel 5 van de Regeling niet tot bescherming van de belangen van de verdachte, maar houdt - gezien de nota van toelichting bij het Besluit en de toelichting op de Regeling - de aanwijzing van ademanalyseapparaten in die bepaling verband met de aanbestedingsprocedure die tot de aanschaf van die apparaten moet leiden. Naar het oordeel van het hof kunnen de resultaten van het ademonderzoek derhalve - nu het voor dat onderzoek gebruikte ademanalyseapparaat was voorzien van een geldige verklaring van goedkeuring, afgegeven door het NMI, en dat onderzoek ook conform de voorschriften is uitgevoerd - voor het bewijs worden gebruikt. Het verweer treft derhalve geen doel.”
4.7. Art. 10, eerste lid, van het Besluit Alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: het Besluit)5.luidt – voor zover van belang − aldus:
“Een ademonderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder a, of derde lid, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 […] geschiedt door de verdachte, zo nodig viermaal, ademlucht in een voor het onderzoek bestemd ademanalyseapparaat dat bij ministeriële regeling is aangewezen, te laten blazen en het resultaat daarvan af te lezen. Het blazen kan worden beëindigd, zodra het onderzoek twee meetresultaten heeft opgeleverd.
4.8. Art. 5 van de Regeling Alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: de Regeling)6.luidt aldus:
“1. Voor het verrichten van een ademonderzoek als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van het Besluit worden de ademanalyseapparaten van Dräger Alcotest 9510 NL aangewezen die zijn voorzien van het goedkeuringsteken T7802.
2. Onverminderd het eerste lid worden tot 1 januari 2021 de volgende typen ademanalyseapparaten aangewezen:
a. ademanalyseapparaten van het type National Patent Analytical Systems Inc. BAC Datamaster II die zijn voorzien van het goedkeuringsteken IJK-87401;
b. ademanalyseapparaten van het type Dräger Alcotest 7110 NL die zijn voorzien van het goedkeuringsteken IJK88402;
c. ademanalyseapparaten van het type Intoximeters Inc. Intox EC/I R die zijn voorzien van het goedkeuringsteken T5973;
d. ademanalyseapparaten van het type Alcotest 7110 MK111 NL die zijn voorzien van het goedkeuringsteken IJK 94403.
3. Het alcoholgehalte wordt bepaald door toepassing van de volgende correctie op het rekenkundig gemiddelde van de twee meetresultaten, bedoeld in artikel 10, vierde lid, van het Besluit:
a. indien het rekenkundige gemiddelde (Y) van de twee meetresultaten kleiner is dan 500 microgram per liter, is het resultaat van het ademonderzoek gelijk aan (0,9Y–30) microgram per liter;
b. indien het rekenkundige gemiddelde (Y) van de twee meetresultaten gelijk is aan of groter is dan 500 microgram per liter, is het resultaat van het ademonderzoek gelijk aan (0,85Y–5) microgram per liter.
4. Het resultaat van het ademonderzoek mag niet worden aangewezen of afgedrukt indien het verschil tussen de beide meetresultaten groter is dan 10% van het kleinste meetresultaat.”
4.9. Gelet op de verwijzing bij de verwerping van het verweer door het hof naar zowel de nota van toelichting bij het Besluit als naar de toelichting op de Regeling, geef ik hierna – voor zover van belang − de inhoud daarvan weer.
4.10. De Nota van toelichting bij het Besluit7.houdt het volgende in:8.
“1. Inleiding
(…) Tot slot zijn in dit besluit de uitvoeringsregels geïncorporeerd die nodig zijn voor de handhaving van het verbod op het gebruik van alcohol, zoals neergelegd in de Wegenverkeerswet 1994 (…). Die regels waren vóór de inwerkingtreding van het onderhavige besluit in het Besluit alcoholonderzoeken opgenomen. Dat besluit is bij het onderhavige besluit ingetrokken. Wel zijn bij het opstellen van het onderhavige besluit dat besluit en de vier ministeriële regelingen9.die daarop gebaseerd waren, als uitgangspunt genomen. Tegelijk is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal bepalingen uit het Besluit alcoholonderzoeken niet in het onderhavige besluit over te nemen omdat die wetgevingstechnisch overbodig waren of onnodig belastend waren voor de praktijk. Met deze exercitie is beoogd de leesbaarheid en overzichtelijkheid van de regeling te vergroten en meer recht te doen aan de praktijk, zonder de te beschermen belangen van betrokkenen geweld aan te doen. (…)
2. Artikelsgewijze toelichting
(…)
Artikel 10
(…)
Artikel 10 is, zoals hiervoor is opgemerkt, inhoudelijk een samenvoeging van de artikelen 3 tot en met 9 van het oude Besluit alcoholonderzoeken, met dien verstande dat de eisen die aan het ademanalyseapparaat zullen worden gesteld, niet deels in het onderhavige besluit zijn neergelegd, zoals wel het geval was in het Besluit alcoholonderzoeken, en deels in een ministeriele regeling. De reden daarvoor is dat deze eisen sinds de vorming van de nationale politie onderdeel uitmaken van de aanbestedingsprocedure die tot de aanschaf van het ademanalyseapparaat moet leiden dat de Minister van Veiligheid en Justitie uiteindelijk bij ministeriele regeling zal aanwijzen. Tegen die achtergrond is het overbodig om die eisen ook nog eens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te leggen. Dit laat onverlet dat het voor de bestuurders die ervan worden verdacht met een te hoog alcoholpromillage aan het verkeer te hebben deelgenomen, duidelijk moet zijn welke eisen aan het ademanalyseapparaat gesteld zijn en dat die eisen voor hen raadpleegbaar dienen te zijn. Daarom worden die eisen met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit op de websites van de nationale politie en het openbaar ministerie geplaatst.”
4.11.
De Nota van toelichting bij de Regeling10.houdt het volgende in:11.
“1. Algemeen
(…) Bij het opstellen van deze regeling zijn de ministeriële regelingen die voor de inwerkingtreding van deze regeling golden, als vertrekpunt genomen. Het betreft hier de Regeling bloed- en urineonderzoek, de Regeling voorlopig ademonderzoek, de Regeling ademanalyse, de Regeling type-aanwijzing ademanalyseapparaat en de Regeling typeaanwijzing ademanalyseapparaat 4. Een aantal bepalingen uit deze ministeriële regelingen is niet overgenomen omdat die al in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer neergelegd zijn of wetstechnisch overbodig zijn.
Zo zijn de eisen waaraan de ademtesters voor de uitvoering van een voorlopig ademonderzoek en de ademanalyseapparaten voor de uitvoering van een ademonderzoek moeten voldoen, niet in de onderhavige regeling neergelegd. Deze eisen zijn sinds de vorming van de nationale politie in de aanbestedingsprocedure voor de aanschaf van deze apparatuur opgenomen. Het is om die reden onnodig om die eisen nog langer bij ministeriële regeling vast te leggen.
Dit laat onverlet dat het voor personen die aan die onderzoeken worden onderworpen, transparant moet zijn welke eisen aan de apparatuur gesteld worden die bij die onderzoeken wordt ingezet zodat zij erop kunnen vertrouwen dat gewaarborgd is dat die apparatuur een betrouwbare uitslag geeft. Bovendien moet deze informatie voor hen op een toegankelijke wijze raadpleegbaar zijn. Om die reden zullen de technische eisen die gesteld worden aan die apparatuur voortaan gepubliceerd worden op de website van de nationale politie. (…)
2. Artikelsgewijs
(…)
Artikel 5 (aanwijzing ademanalyseapparaten)
In het eerste lid wordt het ademanalyseapparaat aangewezen dat voor de uitvoering van het ademonderzoek kan worden ingezet. Dit apparaat is het resultaat van de laatst afgeronde aanbestedingsprocedure door de politie.
Net als bij de ademtesters is thans een aantal ademanalyseapparaten bij de politie in gebruik die op basis van de oude regelgeving voor de uitvoering van alcoholcontroles in het verkeer zijn aangewezen. Deze voldoen aan de technische eisen die in de laatste aanbestedingsprocedure zijn gesteld. Op grond van artikel 5 van deze regeling mogen deze apparaten voor een overgangsperiode van drieënhalf jaar worden gebruikt ter uitvoering van het ademonderzoek. Deze periode is nodig om de ademanalyseapparaten te vervangen.
(…)”
4.12.
Het middel klaagt in het bijzonder over het oordeel van het hof dat de verdachte geen beroep kan doen op art. 5 van de Regeling omdat deze bepaling niet strekt tot bescherming van de belangen van de verdachte. Dit oordeel is onbegrijpelijk althans onvoldoende gemotiveerd. Daartoe wordt aangevoerd dat de wetgever het van belang acht dat voor de bestuurders die worden verdacht van overtreding van art. 8 WVW 1994 kennis moeten kunnen nemen van de eisen die zijn gesteld aan een ademanalyseapparaat en dat dit zich niet verhoudt met de situatie “waarbij het onderzoek plaatsvindt door middel van een apparaat waarvan de technische eisen in het geheel niet bekend zijn”. Hier kan ik de steller van het middel niet volgen. De eisen die aan ademanalyseapparaten worden gesteld, zijn immers gepubliceerd op de website van de nationale politie en variëren niet per apparaat. Ik ga er maar vanuit dat is bedoeld aan te voeren dat een apparaat voor ademanalyse niet mag worden gebruikt als niet duidelijk is dat is vastgesteld dat het aan bepaalde technische eisen voldoet, omdat personen die aan een ademanalyse worden onderworpen erop moeten kunnen vertrouwen dat die apparatuur een betrouwbare uitslag geeft.
4.13.
Het hof heeft bij de verwerping van het verweer geoordeeld dat art. 5 van de Regeling niet strekt tot bescherming van de belangen van de verdachte. In ’s hofs oordeel ligt besloten dat de aanwijzing van de ademanalyseapparaten bij ministeriële regeling niet behoort tot de strikte waarborgen waarmee het onderzoek als bedoeld in art. 8, tweede lid, aanhef en onder a WVW 1994 is omkleed.
4.14.
Het ‘stelsel van strikte waarborgen’ is vanaf het begin bepalend geweest voor de beoordeling van voorschriften voor het verrichten van onderzoeken naar rijden onder invloed. Dit stelsel vloeit voort uit de vergaande inbreuk op de persoonlijke vrijheid van de verdachte en heeft als doel zoveel mogelijk fouten en onvolkomenheden die ten nadele van de verdachte strekken uit te schakelen.12.Bij die strikte waarborgen dient men bij de ademanalyse vooral te denken aan de waarborgen die rechtstreeks in verband staan met de betrouwbaarheid (of juistheid) van het gegenereerde onderzoeksresultaat.13.Wezenlijke schending van strikte waarborgen zal tot de conclusie leiden dat niet gesproken kan worden van het bij de wet voorgeschreven onderzoek. In die gevallen is vrijspraak geïndiceerd. Deze gang van zaken doet denken aan die van onrechtmatige bewijsverkrijging, maar verschilt daar toch van. Art. 359a Sv, dat ziet op vormverzuimen tijdens het voorbereidend onderzoek, vindt in dit geval geen toepassing. Bij het stelsel van strikte waarborgen vallen geen bewijsmiddelen weg, maar is het in de wet voorgeschreven en als delictsbestanddeel in de tenlastelegging opgenomen onderzoek nietig.14.
4.15.
De Hoge Raad heeft in 1992 geoordeeld dat een geldige verklaring van goedkeuring van een ademanalyseapparaat als bedoeld in art. 4, eerste lid van het Besluit alcoholonderzoeken tot de strikte waarborgen behoort waarmee het onderzoek als bedoeld in art. 26 tweede lid sub a15.in verbinding met art. 33a eerste en tweede lid WVW16.is omkleed, en dat dat meebrengt dat een onderzoek van uitgeademde lucht uitgevoerd met een apparaat dat niet van een dergelijke verklaring is voorzien, niet kan gelden als een onderzoek in de zin van de vorengenoemde wetsbepalingen.17.De Hoge Raad heeft ook ten aanzien van een aantal andere voorschriften uit het Besluit alcoholonderzoeken en het huidige Besluit geoordeeld dat deze tot de hiervoor bedoelde strikte waarborgen behoren. Ik noem bijvoorbeeld het recht op een tegenonderzoek (art. 10a Besluit alcoholonderzoeken18.en art. 11, tweede lid, van het Besluit19.), de voorschriften met betrekking tot de uitdraai van het resultaat20.en de regeling van de twintig minuten die moeten verstrijken na de (voorlopige) blaastest op straat dan wel het eerste contact met de verdachte door een opsporingsambtenaar (art. 6 Besluit alcoholonderzoeken)21.. Niet alle voorschriften uit het Besluit alcoholonderzoeken behoren echter tot de strikte waarborgen. Zo geldt ten aanzien van de bedienaar van het apparaat wel als strikte waarborg de eis dat de bedienende opsporingsambtenaar ter zake deskundig moet zijn, maar behoort tot de strikte waarborgen niet de eis dat de opsporingsambtenaar uitdrukkelijk ook is aangewezen (art. 7 Besluit alcoholonderzoeken).22.Verder heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het voorschrift van art. 9 Besluit alcoholonderzoeken, dat indien de medewerking van de verdachte niet heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek het onderzoek eenmaal kan worden herhaald, niet tot het stelsel van strikte waarborgen behoort, omdat het voorgeschreven aantal keren dat mag worden geblazen niet ertoe strekt de juistheid te waarborgen van het resultaat van een ademanalyse.23.Voor zover mij bekend, heeft de Hoge Raad zich nog niet uitgelaten over de vraag of de in art. 10, eerste lid van het Besluit opgenomen eis dat het betreffende (type) ademanalyseapparaat is aangewezen bij ministeriële regeling (namelijk art. 5 van de Regeling) tot de strikte waarborgen behoort.
4.16.
Alvorens nader op deze vraag in te gaan, besteed ik aandacht aan de inhoud van de door het NMi afgegeven goedkeuring waarvan op het formulier van het ademanalyseapparaat melding wordt gemaakt en waarnaar het hof bij de verwerping van het verweer ook verwijst.
4.17.
In de op 1 juli 2017 vervallen Regeling ademanalyse24.waren nadere regels geformuleerd omtrent het in art. 8, tweede lid, aanhef en onder a WVW 1994 bedoelde onderzoek. Hierin waren voor de keuringen en herkeuringen van ademanalyseapparaten eisen van toepassing verklaard. Deze regeling hield, voor zover hier van belang, het volgende in:
“De Minister van Justitie,
Gelet op artikel 163, tiende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en op de artikelen 4, 5, 8 en 11 van het Besluit alcoholonderzoeken;
Besluit:
Art. 1
In deze regeling wordt verstaan onder:het besluit: het Besluit alcoholonderzoeken;
ademanalyse: het vaststellen van het alcoholgehalte van uitgeademde lucht door middel van een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder a (…) van de Wegenverkeerswet 1994 (...);ademanalyse-apparaat: een apparaat, bestemd voor het verrichten van ademanalyse;
(…)
keuringsinstelling: het Nederlands Meetinstituut N.V.
Art. 2
1. Een ademanalyse-apparaat moet behoren tot een type dat is goedgekeurd bij een onderzoek, verricht door de keuringsinstelling aan de hand van punt 4.3 van bijlage 1 bij deze regeling.
2. De goedkeuring moet blijken uit een door de keuringsinstelling afgegeven verklaring, inhoudende dat het betrokken type bij de uitvoering van het onderzoek voldeed aan de in punt 4.3 van bijlage 1 bedoelde voorschriften onder de omstandigheden als in dat punt aangegeven.
Art. 3
1. Het ademanalyseapparaat moet voorts zijn goedgekeurd bij een onderzoek, verricht door de keuringsinstelling aan de hand van punt 4.4 of punt 4.5 van bijlage 1 bij deze regeling.
2. De goedkeuring moet blijken uit een door de keuringsinstelling afgegeven verklaring, inhoudende dat het betrokken ademanalyseapparaat bij de uitvoering van het onderzoek voldeed aan de in punt 4.4 onderscheidenlijk punt 4.5 van bijlage 1 bedoelde voorschriften onder de omstandigheden als in die punten aangegeven.
Art. 4
De verklaring, bedoeld in artikel 2, kan worden ingetrokken, indien de in punt 4.3 van bijlage 1 bedoelde voorschriften zodanig zijn gewijzigd dat het betrokken type onder de werking van de gewijzigde voorschriften niet zou zijn goedgekeurd.
Art. 5
De verklaring, bedoeld in artikel 3, vervalt na 28 weken. Zij verliest voorts haar geldigheid bij herstelling of verandering van het apparaat, indien deze op het resultaat van het ademonderzoek van invloed kan zijn.”
4.18.
Punt 4.3. van bijlage 1 bij de Regeling ademanalyse hield – voor zover hier van belang − het volgende in:
“4.3. Type-onderzoek
(…)
4.3.2.
Omvang van het type-onderzoek
Bij het type-onderzoek wordt onderzocht of het type van een ademanalyse-apparaat voldoet aan:
4.3.2.1. de voorschriften van de punten 2 en 3;
4.3.2.2. de voorschriften van de punten 4.1 .2.1 en 4.1 .2.2 (ten aanzien van drift), waarbij het
aantal bepalingen van meetresultaten ten minste 25 bedraagt;
4.3.2.3. de voorschriften van de punten 4.1 .2.3 en 4.1 .2.4 (ten aanzien van drift);
4.3.2.4. de voorschriften van punt 4.1.3 (ten aanzien van herhaalbaarheid);
4.3.2.5. de voorschriften van punt 4.1 .4 (ten aanzien van lineariteit);
4.3.2.6. de voorschriften van punt 4.1.1.1, onder de beïnvloedingen en verstoringen zoals
vermeld in de punten 4.2.1 en 4.2.2, waarbij telkens een enkele beïnvioedingsfactor of
verstoring met de bijbehorende operationele condities in aanmerking wordt genomen, terwijl de
overige beïnvioedingsfactoren en verstoringen op de referentiewaarde worden gehouden. Het
onderzoek wordt uitgevoerd met een gas waarvan het nominaal alcoholgehalte respectievelijk 0,
450, 900 en 1350 microgram per liter bedraagt. Telkens wordt het gemiddelde van 10
meetresultaten, kort na elkaar bepaald onder dezelfde operationele condities, in aanmerking
genomen;
(…).”25.
4.19.
De punten 4.4. en 4.5. van bijlage 1 bij de Regeling ademanalyse hielden – voor zover hier van belang – het volgende in:
“4.4. Eerste individueel onderzoek
4.4.1.
Aanbieden voor het eerste individueel onderzoek - Een ademanalyse-apparaat kan voor
het eerste individueel onderzoek worden aangeboden indien het is vervaardigd conform een
goedgekeurd type. Bij het aangeboden ademanalyse-apparaat moet het bijbehorende gebruiks-
voorschrift zijn gevoegd.
4.4.2.
Omvang van het eerste individueel onderzoek - Bij het eerste individueel onderzoek wordt
onderzocht of wordt voldaan aan:
4.4.2.1. de conformiteit van het aangeboden ademanalyse-apparaat met het goedgekeurde
type;
4.4.2.2. de conformiteit van het bij het aangeboden ademanalyse-apparaat behorende gebruiks
voorschrift met het bij het goedgekeurde type behorende gebruiksvoorschrift; -
4.4.2.3. de voorschriften ten aanzien van Iekdichtheid, blaasvolume en blaasweerstand onder
referentiecondfties;
4.4.2.4. de voorschriften van punt 4.1.1 .2 (ten aanzien van de maximaal toelaatbare fout),
onder referentiecondfties, bij doorvoering van gas met een alcoholgehalte van respectievelijk
0%, 10%, 25%, 40%, 60%, 80%, en 100% van het maximale meetbereik. Het gemiddelde
van 1 0 meetresultaten per concentratie wordt in aanmerking genomen. Van die 10 meetresulta
ten mag de standaardafwijking niet groter zijn dan 1 % van de gemiddelde waarde.
4.4.2.5. de voorschriften van punt 4.1.1.2, onder de verstoringen zoals vermeld in punt 4.2.2,
waarbij telkens een enkele verstoring met de bijbehorende operationele condities in aanmerking
wordt genomen, terwijl de overige verstoringen op de referentiewaarde worden gehouden. Het
onderzoek wordt uitgevoerd met een gas waarvan het nominaal alcoholgehalte respectievelijk 0,
450, 900 en 1350 microgram per liter bedraagt. Telkens wordt het gemiddelde van 1 0
meetresultaten, kort na elkaar bepaald onder dezelfde operationele condities, in aanmerking
genomen. Niet alle aangeboden ademanalyse-apparaten behoeven dit onderzoek te ondergaan.
De keuringsinstelling dient een zodanige steekproefmethode te hanteren, dat gemiddeld per
goedgekeurd type 10% van de aangeboden ademanalyse-apparaten aan dit onderzoek wordt
onderworpen.
4.5.
Herhaalde individueel onderzoek
4.5.1.
Aanbieden voor het herhaald individueel onderzoek - Een ademanalyse-apparaat kan voor
een herhaald individueel onderzoek worden aangeboden, indien het eerder een eerste individueel
onderzoek heeft ondergaan.
4.5.2.
Omvang van het herhaald individueel onderzoek - Bij het herhaald individueel onderzoek
wordt onderzocht of wordt voldaan aan:
4.5.2.1. de conformiteit van het aangeboden ademanalyse-apparaat met het goedgekeurde
type;
4.5.2.2. de conformiteit van het bij het aangeboden ademanalyse-apparaat behorende gebruiks-
voorschrift met het bij het goedgekeurde type behorende gebruiksvoorschrift;
4.5.2.3. de voorschriften ten aanzien van lekdichtheid en juiste werking;
4.5.2.4. de voorschriften van punt 4.1.1.3 (ten aanzien van de maximaal toelaatbare fout),
onder referentiecondities, bij doorvoering van gas met een nominaal alcoholgehalte van
respectievelijk 0, 220, 440 en 660 microgram per liter. Het gemiddelde van 10 meetresultaten
per concentratie wordt in aanmerking genomen. Van die 10 meetresultaten mag de standaard
deviatie niet groter zijn dan 1 % van de gemiddelde waarde.”
4.20.
Art. 9 van de Regeling luidt sinds 1 juli 2017 aldus:
“De Regeling bloed- en urineonderzoek, de Regeling voorlopig ademonderzoek, de Regeling ademanalyse, de Regeling type-aanwijzing ademanalyseapparaat, de Regeling typeaanwijzing ademanalyseapparaat 4, alsmede de aanwijzingen van de ademtestapparaten en ademtestbuisjes worden ingetrokken met dien verstande dat voor de keuringen en herkeuringen van de in artikel 3, eerste lid, en 5, tweede lid, bedoelde ademtesters en ademanalyseapparaten de eisen van toepassing blijven zoals ze zijn gesteld bij of krachtens deze regelingen.”
4.21.
Gelet op art. 9 van de Regeling alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer zijn de eisen voor keuringen en herkeuringen zoals die waren opgenomen in de vervallen Regeling ademanalyse ook ná 1 juli 2017 blijven gelden, althans voor apparaten die in het tweede lid van art. 5 van de Regeling alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer zijn aangewezen. Voor het in het eerste lid van art. 5 van de Regeling aangewezen apparaat geldt dit niet. Niet omdat daarvoor geen vergelijkbare eisen gelden, maar omdat de aan dit apparaat te stellen eisen en regels voor keuringen en halfjaarlijkse herkeuringen sinds de vorming van de nationale politie onderdeel uitmaken van de aanbestedingsprocedure voor de levering en het onderhoud van ademanalyseapparaten van een bij ministeriële regeling aangewezen type.26.
4.22.
De in de onderhavige zaak op het ademanalyseformulier vermelde NMi-goedkeuring ziet op de goedkeuring van het gebruikte apparaat na een individuele (her)keuring. Het apparaat is, voor zover het gaat om een type als bedoeld in het tweede lid van art. 5 van de Regeling, onderworpen aan een keuring als bedoeld onder punt 4.4. of 4.5. van bijlage 1 bij de Regeling ademanalyse, waarbij de conformiteit van het onderzochte apparaat met het goedgekeurde type is onderzocht. Een ademanalyse-apparaat kan voor het eerste individuele onderzoek slechts worden aangeboden indien het is vervaardigd conform een goedgekeurd type. Voor het betreffende apparaat moet dus een type-goedkeuring zijn afgegeven. Ook voor zover het gebruikte apparaat het in art. 5, eerste lid van de Regeling aangewezen apparaat betreft, is het door het NMi gekeurd en vervolgens halfjaarlijks herkeurd.27.Daarmee kan uit een geldige verklaring van goedkeuring voor een ademanalyseapparaat steeds worden afgeleid dat ook sprake is van een goedgekeurd type apparaat voor een ademonderzoek als bedoeld in art. 10, eerste lid, van het Besluit.
4.23.
Dan kom ik nu toe aan de bespreking van de vraag of de in art. 10, eerste lid van het Besluit opgenomen eis dat het betreffende (type) ademanalyseapparaat is aangewezen bij ministeriële regeling (namelijk in art. 5 van de Regeling) als strikte waarborg moet worden aangemerkt. Zoals reeds aangegeven, dient men bij strikte waarborgen bij de ademanalyse vooral te denken aan de waarborgen die rechtstreeks in verband staan met de betrouwbaarheid (of juistheid) van het gegenereerde onderzoeksresultaat. De aanwijzing van ademanalyseapparaten bij ministeriële regeling geschiedt pas na een technische controle of voldaan is aan de kwaliteitseisen die aan ademanalyseapparaten worden gesteld teneinde betrouwbare uitkomsten te verkrijgen. De ministeriële aanwijzing vormt in feite een bevestiging van de gebleken geschiktheid van het betreffende type apparaat. Voor de beantwoording van de vraag of art. 10, eerste lid van het Besluit jo. art. 5 van de Regeling een strikte waarborg bevat, zou ik een parallel willen trekken met voornoemd standpunt van de Hoge Raad ten aanzien van art. 7 van het Besluit alcoholonderzoeken: mits maar uit het formulier van het ademanalyseapparaat blijkt dat voor het gebruikte apparaat een geldende NMi-goedkeuring is afgegeven en deze dus aan de kwaliteitseisen voldoet, behoeft de eis van een ministeriële aanwijzing bedoeld in art. 10, eerste lid van het Besluit niet te worden aangemerkt als strikte waarborg. Uit deze NMi-goedkeuring blijkt immers dat tevens sprake is van een type-goedkeuring.
4.24.
Het in ’s hofs overweging betreffende de verwerping van het verweer besloten liggende oordeel dat de aanwijzing van de ademanalyseapparaten bij ministeriële regeling niet behoort tot de strikte waarborgen waarmee het onderzoek als bedoeld in art. 8, tweede lid, aanhef en onder a WVW 1994 is omkleed, is gelet het voorgaande niet onjuist, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Daarmee faalt het middel.
4.25.
Ten overvloede merk ik nog wel het volgende op. De steller van het middel gaat er, gelet op de motivering van de verwerping van het verweer door het hof, vanuit dat niet ter discussie staat dat het in onderhavige zaak gebruikte ademanalyseapparaat niet in art. 5 van de Regeling wordt vermeld. Het hof lijkt inderdaad te zijn meegegaan in de redenering van de verdediging, terwijl de politierechter het verweer dat het om een niet aangewezen apparaat zou gaan tegen de achtergrond van het dossier nog als onvoldoende onderbouwd had afgewezen.28.De verdediging heeft het in hoger beroep gevoerde verweer dat in deze zaak bij het onderzoek gebruik is gemaakt van een apparaat dat niet is aangewezen als ademanalyseapparaat voor een ademonderzoek als bedoeld in art. 10, eerste lid van het Besluit kennelijk uitsluitend gebaseerd op de naam “ Honac Nederland B.V.”, zoals vermeld op het formulier van het ademanalyseapparaat.29.Daaruit is afgeleid dat het gebruikte apparaat een door Honac geproduceerd apparaat betreft dat niet in art. 5 van de Regeling staat aangewezen. De steller van het middel volgt dezelfde redenering. Het serienummer op het betreffende formulier lijkt er echter op te duiden dat in deze zaak wel degelijk gebruik is gemaakt van een ademanalyseapparaat van een type dat wordt genoemd in art. 5 van de Regeling, te weten van het type Intoximeters Inc. Intox EC/I R. Dit kan na een korte zoekslag worden afgeleid uit de op de website van de politie als WOB-documenten gepubliceerde NMi-verklaringen betreffende de goedkeuring van een groot aantal ademanalyseapparaten. Ademanalyseapparaten van dit type blijken steeds een met het serienummer van het in de onderhavige zaak gebruikte apparaat vergelijkbaar serienummer te hebben, dat bestaat uit vijf cijfers en dat begint met een nul, terwijl ademanalyseapparaten van andere types sterk afwijkende serienummers hebben, zoals ARHA-0044 bij een Dräger Alcotest 9510 of ARRH-0005 bij een Dräger Alcotest 7110 MK III. Aannemelijk is dat Honac Nederland B.V. niet zozeer de fabrikant, maar de leverancier van het betreffende (Amerikaanse) apparaat is geweest en verantwoordelijk voor het verdere onderhoud daarvan.
4.26.
Het middel faalt.
5. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
6. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑06‑2020
Deze consultatie is op 3 januari 2020 gesloten.
Uit het Jaarverslag van het Ministerie van Justitie en Veiligheid 2019 blijkt dat het streven erop is gericht is om het wetsvoorstel in de loop van 2020 aan de Kamer aan te bieden. Zie Kamerstukken II, 2019/20, 35 470 VI, nr. 1, p. 43.
Met overname van de opmaak zoals in de pleitaantekeningen.
Besluit van 14 december 2016, Stb. 2016/529 (nadien gewijzigd bij besluit van 15 februari 2018, Stb. 2018/71).
Regeling van 15 juni 2017, Stcrt. 2017/35121.
Stb. 2016/529.
Met overname van opmaak en voetnoten uit de Nota van toelichting.
Het gaat hier om de Regeling bloed- en urineonderzoek, de Regeling voorlopig ademonderzoek, de Regeling ademanalyse en de Regeling typeaanwijzing ademanalyseapparaat.
Stcrt. 2017/35121.
Met overname van opmaak en voetnoten uit de Nota van toelichting.
Conclusie A-G Leijten bij HR 17 juni 1986, NJ 1987/152. Zie ook J.W. van der Hulst, ‘Het recht op een tegenonderzoek na ademonderzoek als (strikte?) waarborg’, 18 februari 2018, VR 2018/167.
Vgl. HR 2 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7952, NJ 2008/247 m.nt. Y. Buruma.
Remmelink (bewerkt door Harteveld en Robroek), Hoofdwegen door het verkeersrecht, Deventer: Kluwer 2012, p. 163. Vgl. ook de conclusie van mijn oud-ambtgenoot Knigge van 26 juni 2007, ECLI:NL:PHR:2007:BK0708 onder 9.
Art. 26 (oud) WVW is de voorloper van het huidige art. 8 WVW 1994. Art. 26, tweede lid, aanhef en onder a (oud) WVW hield in: “Het is de bestuurder van een voertuig verboden dit te besturen of te doen besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan tweehonderdtwintig microgram alcohol per liter uitgeademde lucht”.
Art. 33a (oud) WVW is de voorloper van het huidige art. 163 WVW 1994. Art. 33a, eerste en tweede lid (oud) WVW hield in: “Bij verdenking dat de bestuurder van een voertuig heeft gehandeld in strijd met artikel 26, kan de opsporingsambtenaar hem bevelen zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 26, tweede lid, onder a. De bestuurder aan wie het in het eerste lid bedoelde bevel is gegeven, is verplicht ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en gevolg te geven aan alle door de opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.”
HR 22 december 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC9169, NJ 1993/386.
HR 31 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:ZD2037, NJ 2000/725.
HR 22 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:92, NJ 2019/62.
HR 3 april 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0841.
HR 16 september 1991, ECLI:NL:HR:1991:AD1482 NJ 1992/138.
HR 2 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7952, NJ 2008/247 m.nt. Y. Buruma.
HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:2502, NJ 2016/114 m.nt. F. Vellinga-Schootstra.
Besluit van 4 juli 1997, geldend van 10 augustus 2008 t/m 30 juni 2017, Stcrt. 2008/152.
Deze bijlage is destijds niet in de Staatscourant gepubliceerd, maar ter inzage gelegd op het Ministerie van Justitie te Den Haag. Inmiddels is deze terug te vinden op de website van de politie, onder het thema “(2018) Aanbesteding ademanalyse”, zie https://www.politie.nl/themas/2018-aanbesteding-ademanalyse.html. Punt 2 van de bijlage bevat algemene voorschriften en punt 3 specifieke constructievoorschriften.
Vgl. de op de website van de politie onder het thema “(2018) Aanbesteding ademanalyse” gepubliceerde Uitnodiging tot Inschrijving inzake de Europese aanbesteding Ademanalyse- en Voorselectieapparaten van 31 mei 2013.
Zie de op de website van de politie onder het thema “(2018) Aanbesteding ademanalyse” gepubliceerde Uitnodiging tot Inschrijving (UTI) Ademanalyse- en Voorselectieapparaten, p. 50 onder l-E7: Ieder ademanalyseapparaat dient met een nog een half jaar geldige NMi certificatie (of gelijkwaardig) te worden geleverd en p. 43 onder O-E2: Onder preventief onderhoud wordt minimaal verstaan de halfjaarlijkse routinematige en periodieke controle van de ademanalyseapparaten, inclusief het coördineren van de herkeuringen (exclusief kosten). Deze herkeuringen dienen door het NMi of een gelijkwaardig keuringsinstituut uitgevoerd te worden.
Volgens de politierechter bleek uit het ademanalyseformulier immers dat het om een goedgekeurd apparaat gaat, terwijl de bedienaar van het apparaat heeft verklaard de procedure conform de voorschriften te hebben uitgevoerd.
Een blik over de papieren muur laat zien dat het politiedossier geen nadere of andere gegevens bevat over het type ademanalyseapparaat dat in de onderhavige zaak is gebruikt. Deze informatie is onder vermelding van het serienummer uiteraard wel bij de politie opvraagbaar.