NJ 1930, p. 1546
Verzuim v. d. termijn voor aanzegging aan verdachte v. h. ingesteld hooger beroep. Uitleveringsverdrag met België, art. 5. Diefstal: oogmerk van wederrechtelijke toeëigenlng.
HR 25-07-1930, ECLI:NL:HR:1930:171
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 juli 1930
- Magistraten
Mrs. Fentener van Vlissingen, Visser, Schepel, Kranenburg en de Menthon Bake
- Zaaknummer
[25071930/NJ_1930,_p._1546]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS102695:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1930:171, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑07‑1930
- Wetingang
Essentie
Verzuim v. d. termijn voor aanzegging aan verdachte v. h. ingesteld hooger beroep. Uitleveringsverdrag met België, art. 5. Diefstal: oogmerk van wederrechtelijke toeëigenlng.
Samenvatting
De beslissing v. h. Hof — dat het niet in acht nemen van den termijnn voor de aanzegging aan verdachte van het door den Officier van J. ingesteld hooger beroep geen grond kan zijn voor niet-ontvankelijkheid van het O. M., omdat art. 410, tweede lid, Sv. de gevolgen van dat niet in achtnemen uitdrukkelijk beperkt tot een verplichting van den rechter in hooger beroep om aan een tijdig gedaan verzoek van verdachte om het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.