Rb. Noord-Nederland, 21-04-2022, nr. 18/830153-17
ECLI:NL:RBNNE:2022:1385
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
21-04-2022
- Zaaknummer
18/830153-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2022:1385, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 21‑04‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
- Wetingang
Uitspraak 21‑04‑2022
Inhoudsindicatie
Noordelijke Fraudekamer. Veroordeling wegens oplichting en flessentrekkerij. De rechtbank gaat niet mee in het afdoeningsvoorstel dat is gepresenteerd door het OM en de verdediging en legt een hogere straf op dan geëist, te weten een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren.
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/830153-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 april 2022 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 maart 2022. Het onderzoek is gesloten op 7 april 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.
Tenlastelegging
Aan verdachte zijn kort gezegd de volgende feiten ten laste gelegd:
medeplegen van oplichting van [benadeelde partij 1] van 15 januari 2012 tot en met 19 maart2012, in diverse plaatsen in Nederland;
medeplegen van flessentrekkerij ten aanzien van [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] ,[benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5]
1 februari 2012 tot en met 6 oktober 2014, in diverse plaatsen in Nederland;
3. medeplegen van oplichting van [benadeelde partij 6] en/of het bedrijf [benadeelde partij 7] van 23 mei 2014 tot en met 6 juni 2014, in diverse plaatsen in Nederland.
De tenlastelegging is als bijlage opgenomen.
Overweging met betrekking tot het afdoeningsvoorstel
De officier van justitie heeft op 28 januari 2022 de rechtbank meegedeeld dat hij door de raadsman van medeverdachte [medeverdachte 1] is benaderd met de vraag of er zogenaamde ‘procesafspraken’ gemaakt konden worden. Hierop hebben gesprekken plaatsgevonden tussen de officier van justitie en de raadsman van verdachte. In een e-mailbericht van de officier van justitie op 8 maart 2022 heeft hij meegedeeld dat de verdediging en de officier van justitie overeenstemming hebben bereikt over de afdoening van onderhavige zaak. Volgens de officier van justitie wordt met het afdoeningsvoorstel tegemoet gekomen aan de belangen van strafvordering, de persoonlijke belangen van verdachte, alsmede de belangen van de benadeelde partijen. Door de officier van justitie is verzocht om (verkort) vonnis te wijzen conform het afdoeningsvoorstel.
De inhoud van het afdoeningsvoorstel is als volgt:
- -
verdachte erkent de feiten op de tenlastelegging;
- -
de officier van justitie eist een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren met een proeftijd van 2 jaren, zonder bijzondere voorwaarden;
- -
de officier van justitie vordert de niet-ontvankelijkheid van de voorliggende vorderingen benadeelde partij, gelet op de buitengerechtelijke overeenkomsten die medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gesloten met de benadeelde partijen. Dit betreffen de overeenkomsten met de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 7] .
Op 14 maart 2022 heeft de rechtbank namens medeverdachte [medeverdachte 1] een e-mailbericht ontvangen met een aantal bijlagen, waaruit volgt dat met de bovengenoemde benadeelde partijen overeenkomsten zijn gesloten ter finale kwijting en dat de overeen gekomen bedragen door medeverdachte [medeverdachte 1] zijn voldaan aan alle benadeelde partijen.
De rechtbank heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 15 maart 2022 de zaak inhoudelijk behandeld, zoals na ontvangst van de e-mailberichten betreffende het afdoeningsvoorstel door de rechtbank aan de raadsman en de officier van justitie is aangekondigd. Ter terechtzitting hebben zowel de officier van justitie als de raadsman bevestigd dat zij zich kunnen vinden in het afdoeningsvoorstel. Door de officier van justitie is ter terechtzitting ook aangevoerd dat met het volgen van het afdoeningsvoorstel er capaciteitswinst in de strafrechtketen zal worden gemaakt. Het vonnis zal onherroepelijk worden, omdat - als het voorstel door de rechtbank wordt gevolgd - er geen hoger beroep zal worden ingesteld door de officier van justitie en de verdachte. Daarnaast hoeven de eventueel op te leggen schadevergoedingsmaatregelen niet te worden geëxecuteerd.
De rechtbank overweegt dat zij is gebonden aan haar wettelijke taak om door het Openbaar Ministerie aangebrachte strafzaken te behandelen aan de hand van de voorschriften in het Wetboek van Strafvordering (Sv). In het bijzonder dient de rechtbank de vragen in de artikelen 348 en 350 Sv te beantwoorden. Hoewel het de verdediging en de officier van justitie vrij staat een afdoeningsvoorstel in te brengen, biedt de wet in de ogen van de rechtbank thans geen grondslag voor het één op één overnemen van de inhoud van een dergelijk voorstel in het vonnis, zonder een daaraan voorafgaande actieve en inhoudelijke beoordeling van de vragen in de genoemde wetsartikelen.
De rechtbank zal ook in deze zaak haar wettelijke taak uitvoeren en het afdoeningsvoorstel beschouwen als standpunten, die de rechtbank bij het vormen van haar oordeel heeft betrokken. De rechtbank is zich bewust van de capaciteitsschaarste in de strafrechtketen en ziet het belang om te zoeken naar mogelijkheden om processen te versnellen of te vereenvoudigen. Capaciteitsschaarste mag echter in de ogen van de rechtbank geen reden zijn om de taak van de rechtbank - ten aanzien van de schuldvraag en de strafoplegging - in te perken of te doorkruisen.
Daarnaast merkt de rechtbank op dat het haar niet duidelijk is geworden wat de betekenis is van het ‘erkennen’ van de feiten zoals dat is opgenomen in het afdoeningsvoorstel. Ook is het de rechtbank niet duidelijk geworden of aan deze voorwaarde is voldaan. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op advies van de raadsman de feiten erkent gelet op de inhoud van de afspraken met het Openbaar Ministerie, maar hij heeft zich op verdere vragen beroepen op zijn zwijgrecht. Deze ‘erkenning’ van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op de ontkennende proceshouding in eerdere verhoren, bezwaarlijk als een zuiver bekennende verklaring worden opgevat. De rechtbank kan bij de beantwoording van de vraag omtrent het bewijs (artikel 350 Sv) daarom niet als uitgangspunt nemen dat verdachte alle feiten ter terechtzitting ondubbelzinnig heeft bekend.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2 en 3 en verwezen naar het afdoeningsvoorstel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs en verwezen naar het afdoeningsvoorstel.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 (oplichting [benadeelde partij 1] )
Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte 1] - door tussenkomst van [naam 1] en de bedrijven [bedrijf 1] en [bedrijf 2] - het bedrijf [benadeelde partij 1] opdracht gegeven tot het schilderen van chalets in recreatiepark [naam project] . De schilderwerkzaamheden zijn uitgevoerd, maar de facturen zijn nooit voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat er sprake was van een vooropgezet plan om [benadeelde partij 1] te misleiden en financieel te benadelen en dat daarom niet bewezen kan worden dat verdachte het oogmerk had van wederrechtelijke bevoordeling. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
2.2
Feit 2 (flessentrekkerij)
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
24 november 2016, opgenomen op pagina 1380 en verder van het dossier van Politie NoordNederland met nummer NN2R015051 d.d. 20 februari 2017 (onderzoek Chimaera), inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Van welke ondernemingen stond jij in het jaar 2012 als bestuurder geregistreerd?
A: Volgens mij alleen [bedrijf 1] . Dit was een bedrijf om zelf in te werken en mijn gage te verdienen. Wij hebben chalets geplaatst en gerenoveerd in Onnen.
V: Hoe is [bedrijf 1] betrokken geraakt bij [naam project] ?
A: [medeverdachte 1] stelde voor om de handen in elkaar te vouwen en daar aan de gang te gaan. Ik was hoofdaannemer.
V: [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het renoveren had uitbesteed aan [bedrijf 1] . Hoe hebben jullie hier afspraken over gemaakt?
A: Hij heeft mij als hoofdaannemer het werk gegund.
V: Wie heeft ondernemers benaderd uit naam van [bedrijf 1] ?
A: Dat kan zijn geweest dat [medeverdachte 1] het was maar meestal [naam 1] . Die was ingehuurd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
12 januari 2017, opgenomen op pagina 1389 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: In 2012 zijn er een aantal bedrijven benaderd om werkzaamheden te verrichten op [naam project] . Dit zijn [benadeelde partij 2] uit Noordbroek en [benadeelde partij 3] Installatie. Waarom heeft [naam 1] deze bedrijven benaderd?
A: Omdat hij daar de juiste mensen wel voor wist. Hij zat in de chaletbouw.
V: Namens welke BV werden de opdrachten geplaatst bij deze bedrijven?
A: Namens [bedrijf 1] .
V: Wie was verantwoordelijk voor het betalen van deze bedrijven?
A: In principe [bedrijf 1] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 maart 2012,opgenomen op pagina 1 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] , namens [benadeelde partij 2] :
Begin februari 2012 is ons bedrijf benaderd door [naam 1] . Hij zocht een bedrijf dat 20 keukens kon plaatsen in chalets op camping [naam project] in Onnen. Op 6 februari hebben we hem op de camping een offerte overgelegd. [naam 1] heeft de offerte getekend. Mondeling werd afgesproken dat de helft van het totaalbedrag à € 19.676,65 gelijk betaald zou worden, zodat wij de leverancier konden voldoen. Ook was die dag afgesproken dat de leverancier de bestelde goederen daar gelijk op locatie zou afleveren. Zonder meerwerk zou het hele bedrag neerkomen op € 33.070,20 exclusief btw. Er is door [bedrijf 1] een bedrag van € 2.000,00 naar ons overgemaakt, met als omschrijving ‘voorschot’. Dat bedrag is het enige bedrag dat is overgemaakt. Op 7 februari 2012 is een voorschotnota gestuurd aan [bedrijf 1] van € 19.676,65. Dit bedrag is nooit betaald. Wel zijn er 8 keukens door ons afgeleverd.
Ik heb vele tientallen keren gebeld of een gesprek gehad over geld met [verdachte] of [medeverdachte 1] . [verdachte] werpt zich op de camping een beetje op als de hoofdaannemer op de camping. [medeverdachte 1] is degene die de zaak koopt en eigenaar wordt van de units. [verdachte] en [medeverdachte 1] brengen het althans zo samen naar ons toe. [naam 1] was ineens helemaal verdwenen. Zijn telefoon wordt niet meer opgenomen. Zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] tonen zich steeds heel begripvol en geven aan steeds weer opnieuw het geld over te maken, alleen keer op keer wordt er niets betaald.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 april 2012, inclusiefbijlagen, opgenomen op pagina 30 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] , namens [benadeelde partij 3] :
Begin februari 2012 werd ons bedrijf benaderd door [naam 1] . Deze vertelde dat hij een installatiebedrijf zocht die divers installatiewerk wilde verrichten aan een aantal chalets in Onnen.
[naam 1] is vervolgens bij ons op kantoor in Marum gekomen en er heeft een gesprek plaatsgevonden over een door hem te plaatsen opdracht. Het betrof het leveren en plaatsen van complete verwarming, watervoorziening, toilet en ventilatie voor in eerste instantie 10 chalets. We hebben op 7 februari 2012 een prijsopgave gedaan van € 2.500,00 exclusief btw per chalet. [naam 1] heeft op 8 februari 2012 een handtekening gezet onder deze prijsopgave. Bij deze overeenkomst werd tevens de afspraak gemaakt dat wij een voorschotnota mochten indienen voor de eerste 4 chalets, dus van € 10.000,00 exclusief btw. Een tweede voorschotnota van €
12.500,00 exclusief btw konden wij ook indienen. [naam 1] zei te spreken namens het bedrijf [bedrijf 1] .
Op 10 februari 2012 zijn vrijwel alle materialen voor de inrichting van de 10 chalets op de camping
[naam project] in Onnen afgeleverd. Mijn collega's zijn die dag ook begonnen met het plaatsen/installeren van de materialen. Op 13 februari 2012 werd door ons vastgesteld dat de beloofde € 11.900,00 niet gestort was. Hierop is [naam 1] gebeld. Hij excuseerde zich voor het feit dat dit gebeurd was en hij beloofde er voor te zorgen dat het geld dan morgen op onze rekening zou staan. Ook op 14 februari 2012 stelden wij wederom vast dat er geen geld gestort was. Weer hebben wij met [naam 1] gebeld. Hij bood weer zijn excuses aan en hij beloofde dat het geld de dag daarna op onze rekening zou staan. Op 15 februari 2012, nadat bleek dat het geld die dag nog steeds niet gestort was, hebben we de collega's op de camping gebeld en hun de opdracht gegeven om direct te stoppen met werken en de camping te verlaten. De heer [naam 1] was voor ons vanaf die dag niet meer te bereiken.
Later op die dag werden wij op kantoor gebeld door meneer [verdachte] . [verdachte] vertelde de hoofdaannemer te zijn. Wij hebben hem verteld dat wij niet eerder weer aan het werk zouden gaan voor dat het beloofde voorschot betaald was. [verdachte] beloofde vervolgens dat hij op 17 februari 2012 wel iets kon regelen zodat het geld op 20 februari 2012 op onze rekening zou staan. Hij zei te hopen dat wij met deze belofte wel weer direct verder wilden gaan met het installeren. We hebben gezegd dat we op 20 februari 2012, als het geld op de rekening stond, weer aan het werk zouden gaan.
Op 20 februari 2012 was het geld nog niet gestort. Ik ben bij de camping langs gegaan. Ik heb aldaar met [verdachte] gesproken. Ik heb toen ook vastgesteld dat vrijwel alle materialen die wij geleverd hadden al in de chalets geïnstalleerd waren. Later heb ik vernomen dat dit gebeurd is door een ander installatiebedrijf. Ik heb bij [verdachte] aangedrongen op het feit dat wij ons geld wilden hebben. [verdachte] beloofde dat hij, zodra er geld vrijkwam bij de oplevering van de chalets, hij ons zou betalen.
Omdat we geen geld kregen van [verdachte] hebben we op zeker moment contact opgenomen met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft onze directeur, dhr. [benadeelde partij 3] meerdere malen beloofd binnen bepaalde termijnen betalingen te verrichten. Tot op heden heeft ons bedrijf nog geen euro ontvangen.
Op 29 februari 2012 heeft onze directie op het park in Onnen gesproken met de heer
[medeverdachte 1] en de heer [verdachte] over de achterstallige betalingen. [medeverdachte 1] vroeg ons om een totaalfactuur van alles te maken en ook alle cc-tjes die per e-mail verstuurd waren even naar zijn mail adres door te sturen. Op die manier kon hij zich overzicht verschaffen in de totale betalingsachterstand en zou hij overgaan tot het daadwerkelijk betalen daarvan. Echter ook na ons bezoek werd er totaal geen actie ondernomen en na diverse schriftelijke en telefonische herinneringen werd er nog steeds niet aan de betalingsplicht voldaan.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 oktober 2014, opgenomen op pagina 455 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4] , namens [benadeelde partij 4] Groningen:
In april 2012 is ons bedrijf benaderd door [naam 1] . Hij heeft terrasschroeven gekocht. [naam 1] handelde namens [bedrijf 1] . Dit bedrijf was de opdrachtgever. [naam 1] heeft de terrasschroeven op 17 april 2012 bij ons in Groningen opgehaald. De bestelling die werd gedaan had een waarde van € 51,08. Dit werd op rekening gedaan. Onze voorwaarden zeggen dat de klant dan binnen 30 dagen betaalt. Op 26 april kwam [naam 1] terug op de zaak om een tweede bestelling te doen die hij gelijk meenam. In dit geval ging het om plafondplaten, lijsten en rollen isolatiemateriaal, ter waarde van
€ 882,77. Ook dit is op naam van dat bedrijf besteld.
In juli 2012 hebben we de zaak uit handen gegeven aan een incassobureau. [benadeelde partij 4] heeft nog een brief uitgedaan naar het bedrijf om het geld terug te krijgen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de goederen die onder a, b en c ten laste zijn gelegd het volgende. Verdachte was in de ten laste gelegde periode bestuurder van [bedrijf 1] . Uit de aangiftes volgt dat [naam 1] de goederen van aangevers heeft gekocht namens [bedrijf 1] , waarvan verdachte bestuurder was. Dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] ook namens de BV handelden en op de hoogte waren van de aankopen, volgt uit de aangiftes van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] . Zo heeft verdachte ook betalingstoezeggingen gedaan, die niet zijn nagekomen.
De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie volgt dat niet hoeft te worden vastgesteld dat het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over de goederen te verzekeren, reeds heeft bestaan op het moment van kopen. Uit de erkenning van verdachte dat hij herhaaldelijk goederen heeft gekocht en ondanks aanmaningen niet heeft betaald, kan het oogmerk reeds worden afgeleid.
Nu is gebleken dat de goederen niet zijn betaald en verdachte op de hoogte was van en medeverantwoordelijk was voor de aankopen op de verschillende tijdstippen en het achterwege blijven van de betalingen, waarin dus een patroon is ontstaan, kan naar het oordeel van de rechtbank het oogmerk worden afgeleid. De rechtbank acht het feit ten aanzien van de goederen onder a, b en c wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de aankoop van de grasmaaier van [benadeelde partij 5] zoals ten laste gelegd onder d, nu uit de aangifte en het verhoor bij de rechter-commissaris van [naam 4] is gebleken dat aangever alleen contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 1] en het dossier verder geen aanknopingspunten bevat voor de betrokkenheid van verdachte. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging.
2.3
Feit 3 (oplichting [benadeelde partij 6] )
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
24 november 2016, opgenomen op pagina 1380 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Wat voor soort bedrijf is [bedrijf 3] ?
A: Dat was het ontwikkelen en het bouwen en renoveren van vastgoed. En ook het beheren.
V: Door wie is [bedrijf 3] opgericht?
A: Volgens mij door mevrouw [medeverdachte 2] of door [medeverdachte 1] zelf. Ik heb 'm toen met [medeverdachte 1] zelf overgeschreven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
12 januari 2017, opgenomen op pagina 1389 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Wie was na 28-1-2014 de feitelijk leidinggevende van [bedrijf 3] ?
A: De eigenaar. Dat was ik.
V: Hoe verklaar jij het dat [medeverdachte 1] na 28-1-2014 nog steeds opdrachten plaatste bij bedrijven namens [bedrijf 3] ?
A: Dat was na overleg tussen ons drieën. Hij was adviseur en dan is het normaal dat hij verder gaat met de oude klanten en voor nieuwe klanten zorgt.
V: Uit ons onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] in feite de leiding had over de projecten [naam project] en Oosterhesselen, ongeacht welke firma er 'boven' hing. Wat kun jij daar over verklaren?
A: Hij was de huurder van Oosterhesselen en [naam project] . Hij was betrokken bij alle gesprekken, dan is het toch logisch dat hij de leiding heeft. Hij was met [bedrijf 2] Onnen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 oktober 2014, opgenomen op pagina 416 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 6] , namens [benadeelde partij 7] :
Op 23 mei 2014 ben ik benaderd door [medeverdachte 1] . Hij vertelde mij dat hij in dienst was bij de eigenaar van het recreatiepark [naam project] . De organisatie waarvoor hij in dienst was, was [bedrijf 3] . Hij vertelde mij dat hij op het recreatiepark chalets en een hoofdgebouw had staan, welke geschilderd moesten worden. [medeverdachte 1] vertelde mij dat mijn werknemers per uur betaald zouden worden. Ik hoefde mij daar geen zorgen over te maken zei [medeverdachte 1] . Ik ben op dit aanbod ingegaan en vertelde [medeverdachte 1] dat wij de klus zouden aannemen. Ik heb daarop volgend per mail contact gehad met [medeverdachte 1] . Ik heb in de e-mail verteld wat mijn tarieven zijn. Mijn werknemers zouden € 42,50 p.p.p.u. ontvangen. Hier ging
[medeverdachte 1] mee akkoord. Dit deed hij door het contract te ondertekenen. [medeverdachte
1] vertelde mij dat hij de betaling binnen 30 dagen in één keer zou voldoen. [medeverdachte 1] vertelde mij dat ik meerdere klussen kon afhandelen op het recreatiepark, zodra het schilderwerk af was.
Diezelfde dag ben ik naar het recreatiepark gereden om kennis te maken met [medeverdachte 1] . Toen ik [medeverdachte 1] zag, zag ik een nette man en hij was netjes gekleed. Ik had het gevoel dat het allemaal wel goed zat. Ik heb een gesprek met [medeverdachte 1] gehad. Hij vertelde mij wie hij was en voor wie hij werkte. Dit had hij telefonisch ook al gedaan. [medeverdachte 1] heeft mij tijdens het gesprek een rondleiding gegeven over het park. Hij vertelde mij wat er moest gebeuren aan de chalets en het hoofdgebouw. Na het gesprek hebben [medeverdachte 1] en ik de afspraak gemaakt om per mail contact te houden. Dit zodat [medeverdachte 1] zijn bedrijfsgegevens door kon mailen. Dit heeft [medeverdachte 1] gedaan.
Op 26 mei 2014 zijn 3 medewerkers en ik begonnen aan de klus op het recreatiepark. Voordat de werkzaamheden begonnen waren, heeft [medeverdachte 1] het contract die wij hadden gesloten ondertekend. De dagen hierop volgend zijn wij daar ook werkzaam geweest.
Op 2 juni 2014 heeft mijn vrouw de facturen per mail naar [medeverdachte 1] verzonden.
Op 6 juni 2014 zijn mijn werknemers voor het laatst aan het werk geweest op het recreatiepark. Ik hoorde van mijn schilders dat er ook een anders schilderbedrijf werkzaam was op het recreatiepark. Dit vond ik vreemd. Ik heb [medeverdachte 1] die vrijdag een mail gestuurd om te vragen of het nog nodig was dat wij nog verder gingen met onze werkzaamheden, aangezien hij al een ander schilderbedrijf in dienst had genomen. [medeverdachte 1] reageerde hier per mail op. Hij schreef in de mail, dat mijn werknemers op 9 juni 2014 gewoon langs moesten komen, want hij had nog genoeg werk voor ons.
Op 6 juni 2014 waren de facturen die mijn vrouw op 2 juni per mail naar [medeverdachte 1] verzonden had, niet ondertekend. Omdat dit nog niet gebeurd was, heb ik de werkzaamheden niet doorgezet.
Op 18 juni 2014 heb ik [medeverdachte 1] telefonisch proberen te bereiken. Het lukte echter niet om contact met hem te krijgen. [medeverdachte 1] nam zijn mobiele telefoon niet op. Omdat hij zijn telefoon niet opnam, ben ik met de facturen naar het recreatiepark gegaan. Ik heb [medeverdachte 1] daar gesproken. [medeverdachte 1] heeft na mijn confrontatie de facturen ondertekend. Vanaf dat moment heb ik [medeverdachte 1] niet weer gezien. Het bedrag wat ik van [medeverdachte 1] moet ontvangen is € 8.766,52,- Ik heb nog nooit geld ontvangen van [medeverdachte 1] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2017 (AH-023), opgenomen op pagina 513 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 21 september 2016 werd door een zogenaamde 'netwerktekening' opgevraagd bij Ministerie van Veiligheid en Justitie. De netwerktekening vond plaats op basis van de volgende (rechts)personen:
- -
[bedrijf 2]
- -
[bedrijf 4]
- -
[bedrijf 5]
- -
[bedrijf 6]
- -
[bedrijf 7]
- -
[bedrijf 8]
- -
[bedrijf 1]
- -
[bedrijf 9]
- -
[bedrijf 9]
- -
[bedrijf 3]
- -
[medeverdachte 1]
- -
[medeverdachte 2]
- -
[verdachte]
Samengevat weergegeven zag ik onder meer de volgende ter zake dienende gegevens op de netwerktekening:
5.1.
Bij de oplichting betrokken BV’s:
- -
Deze BV’s wisselen met regelmaat van bestuurder.
- -
Deze bestuurders zijn zowel rechtspersonen als natuurlijke personen.
- -
De bestuurders in de vorm van rechtspersonen wisselen op hun beurt ook weer zeer regelmatig van bestuurder.
- -
In veel gevallen wordt een stichting opgericht die vervolgens als bestuurder fungeert van weer een andere BV.
- -
Aan deze stichting is vervolgens weer een natuurlijk persoon als bestuurder verbonden. Ook deze functie wisselt weer regelmatig van natuurlijk persoon.
- -
Door het gebruik van wisselende en verschillende rechtspersonen/natuurlijke personen ontstaat een ondoorzichtig netwerk van verschillende BV’s die onderling wel met elkaar zijn verbonden. - Hierdoor is het lastig voor bijvoorbeeld schuldeisers om de juiste rechtspersoon c.q. natuurlijke personen te kunnen achterhalen.
- -
De onderlinge verbondenheid van deze BV’s loopt via verschillende 'omwegen'. De BV’s zijn indirect verbonden met elkaar.
- -
Verscheidene BV’s zijn na enige tijd weer failliet verklaard.
5.2
Bij de oplichting betrokken verdachten:
5.2.1
Verdachte [medeverdachte 1] :
- Is bestuurder geweest van de volgende ter zake dienende BV’s:
o [bedrijf 6] van 14-12-2011 t/m 23-12-2011 o [bedrijf 6] van 01-02-2016 t/m 01-03-2016 o [bedrijf 9] van 04-07-2013 t/m 10-02-2016 o [bedrijf 9] van 04-07-2013 t/m 10-02-2016
- Is enig aandeelhouder geweest van de volgende ter zake dienende BV’s: o [bedrijf 9] van 04-07-2013 t/m 04-07-2013
5.2.2
Verdachte [medeverdachte 2] :
- Is bestuurder geweest van de volgende ter zake dienende BV’s:
o [bedrijf 6] van 27-11 -2011 t/m 14-12-2011 o [bedrijf 6] van 23-12-2011 t/m 01-02-2016 o [bedrijf 7] van 17-11-2011 t/m 01-02-2016 o [bedrijf 4] Investments van 21-07-2010 t/m 01-07-2014 - Is enig aandeelhouder van de volgende ter zake dienende BV’s: o [bedrijf 6] van 17-11 -2011 t/m 17-11-2011 o [bedrijf 5] vanaf 21-07-2010. o [bedrijf 4] Investments van 21 -07-2010 t/m 21-07-2010
5.2.3
Verdachte [verdachte] :
- -
Is bestuurder geweest van de volgende ter zake dienende BV’s: o [bedrijf 1] van 15-09-2011 tot 14-05-2013 (failliet 10-7-2012) o [bedrijf 3] van 28-01-2014 tot 19-08-2014 (failliet)
- -
Is enig aandeelhouder van de volgende ter zake dienende bv's: o [bedrijf 1] van 15-09-2011 tot 14-05-2013 (failliet 10-7-2012) o [bedrijf 3] vanaf 19-03-2013
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit feit het volgende. Uit het dossier is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 1] huurder was van het park [naam project] en dat hij opdrachtgever en eindverantwoordelijk was voor het renoveren van de chalets op het park. Met de renovatie was in 2012 al begonnen.
Ook volgt uit het dossier dat er een complexe constructie was gecreëerd van BV’s die bij het project betrokken waren. Bovendien wisselden deze BV’s regelmatig van bestuurder. Hoewel medeverdachte [medeverdachte 1] zich heeft voorgedaan als projectleider, was hij geen statutair bestuurder van een van de betrokken BV’s. Zo heeft medeverdachte
[medeverdachte 1] namens [bedrijf 3] een overeenkomst gesloten met [benadeelde partij 6]
, terwijl verdachte op dat moment bestuurder was van deze BV. Hierdoor lijkt medeverdachte [medeverdachte 1] bewust de verantwoordelijkheid te hebben willen laten afwenden op verdachte, waardoor [medeverdachte 1] zelf niet kon worden aangesproken voor het verschuldigde bedrag.
De rechtbank stelt vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] uit naam van [bedrijf 3] wel beloftes heeft gedaan over de betaling en het vooruitzicht van andere werkzaamheden die niet zijn nagekomen. In de bouwwereld is het gebruikelijk om zonder voorafgaande betaling over te gaan tot het verrichten van werkzaamheden en/of het leveren van materialen. [medeverdachte 1] heeft misbruik gemaakt van dat onderlinge vertrouwen.
De rechtbank stelt verder vast – zoals overwogen ten aanzien van feit 2 – dat ten tijde van het benaderen van [benadeelde partij 6] bij het project [naam project] inmiddels een patroon was ontstaan van het onbetaald laten van facturen voor bestelde goederen en/of diensten.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat hierdoor [benadeelde partij 6] is bewogen tot het uitvoeren van schilderwerkzaamheden door middel van listige kunstgrepen, een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels.
Hoewel verdachte zelf geen actieve handeling heeft verricht met betrekking tot dit feit, heeft hij wel medewerking verleend aan deze constructie door zich als bestuurder van [bedrijf 3] in te schrijven. Verdachte heeft geweten dat er in een eerder stadium aannemers niet werden betaald en was daar ook medeverantwoordelijk voor, zoals hiervoor onder feit 2 is gemotiveerd. Verdachte heeft toen ook contact gehad met verschillende aannemers. De BV onder welke naam verdachte destijds handelde, is vervolgens failliet gegaan. Door nu weer mee te werken aan een dergelijke constructie, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling had en dat hij voldoende nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachte
[medeverdachte 1] bij de oplichting van [benadeelde partij 6] . Het feit is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2. hij in de periode van 1 februari 2012 tot en met 26 april 2012 te Marum en/of Groningen en/of Onnen, tezamen en in vereniging met andere natuurlijke personen en/of rechtspersonen, een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of anderen de beschikking over die goederen te verzekeren,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), telkens met voormeld oogmerk,
- al dan niet namens en/of door tussenkomst van een of meer anderen en/of het bedrijf [bedrijf 1] -
de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten
a. a) in de periode van 1 februari 2012 tot en met 14 maart 2012 te Onnen, meerdere keukens en
in de periode van 1 februari 2012 tot en met 2 april 2012 te Marum en/of Onnen, meerdere cv-ketels en radiatoren en wc-sanitair en ventilatoren en kabels en
in de periode van 17 april 2012 tot en met 26 april 2012 te Groningen, terrasschroeven enplafondplaten en plafondlijsten en rollen isolatiemateriaal;
3.
hij in de periode van 23 mei 2014 tot en met 6 juni 2014 te Haren en/of Onnen, tezamen en in vereniging met andere natuurlijke personen en/of rechtspersonen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 6] en/of het bedrijf [benadeelde partij 7] heeft bewogen tot
- -
het verlenen van een dienst, te weten het verrichten van schilderwerkzaamheden, en
- -
afgifte van een hoeveelheid verf en schildermateriaal,
immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, tezamen en in vereniging met anderen,
- namens het bedrijf [bedrijf 3] -
die [benadeelde partij 6] en/of dat bedrijf [benadeelde partij 7]
- -
gevraagd om tegen betaling meerdere chalets en/of een hoofdgebouw te schilderen op het terreinvan recreatiepark [naam project] , en
- -
gezegd dat verdachte in dienst zou zijn van de eigenaar van het recreatiepark [naam project] , en
- -
gezegd dat er na de uitvoering van de afgesproken schilderwerkzaamheden meer schilderwerk bijzou komen en
- -
met die [benadeelde partij 6] en/of dat bedrijf [benadeelde partij 7] een bepaald uurloonafgesproken en beloofd binnen dertig dagen te betalen en daartoe een contract afgesloten, en
- -
bij die [benadeelde partij 6] en/of dat bedrijf [benadeelde partij 7] de indruk gewekt dat verdachtenzou voldoen aan de betalingsafspraak en dat contract, en
- -
aldus jegens die [benadeelde partij 6] en/of dat bedrijf [benadeelde partij 7] zich voorgedaan alseen bonafide en/of kredietwaardige opdrachtgever,
waardoor die [benadeelde partij 6] en/of dat bedrijf [benadeelde partij 7] werd(en) bewogen tot het verlenen van die dienst en de afgifte van die goederen;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:
2. medeplegen van een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zondervolledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren;
3. medeplegen van oplichting.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, met een proeftijd van 2 jaren. Hij heeft daarbij verwezen naar het afdoeningsvoorstel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een geheel voorwaardelijke straf en verwezen naar het afdoeningsvoorstel. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een kleinere rol heeft gehad dan medeverdachte [medeverdachte 1] en dat het oude feiten betreft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft via tussenkomst van BV’s en samen met zijn medeverdachte een bouwbedrijf opgelicht en meerdere goederen bij verschillende bedrijven afgenomen zonder te betalen, bij een (bouw)project in Onnen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het door hem gewekte vertrouwen. Hierdoor hebben de bedrijven schade geleden. Verdachte heeft meegewerkt aan een complexe constructie van BV’s, die ervoor heeft gezorgd dat niemand voor de schade kon worden aangesproken.
De rechtbank stelt een benadelingsbedrag van ongeveer € 50.000 vast. De LOVS oriëntatiepunten voor fraude in deze categorie betreft onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 tot 5 maanden of een taakstraf. Met betrekking tot deze feiten neemt de rechtbank de ouderdom van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn in aanmerking, waardoor de rechtbank dit uitgangspunt zal matigen. Ook houdt de rechtbank rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Ten slotte houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met de ondergeschikte rol van verdachte ten opzichte van zijn medeverdachte.
Alles overwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren passend en geboden. De rechtbank gaat daarmee niet mee in de afspraken die tussen de verdediging en de officier van justitie zijn gemaakt in het afdoeningsvoorstel. De rechtbank is van oordeel dat de afspraak die is gemaakt met betrekking tot de op te leggen straf geen recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank houdt verder geen rekening met de proceshouding van verdachte, nu verdachte ter terechtzitting, anders dan verwacht mag worden bij een ‘erkennende’ proceshouding, geen volledige openheid van zaken heeft gegeven en zijn proceshouding slechts lijkt te zijn ingegeven door het gunstige vooruitzicht van het afdoeningsvoorstel.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan:
Feit | Benadeelde partij | Materiële schade |
1 | [benadeelde partij 1] | € 35.700,00 |
2 | [benadeelde partij 2] | € 21.500,20 |
3 | [benadeelde partij 7] | € 7.245,06 |
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen nietontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering. Hij heeft daarbij verwezen naar het afdoeningsvoorstel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij de officier van justitie en verwezen naar het afdoeningsvoorstel.
Oordeel van de rechtbank
Vordering van [benadeelde partij 1]
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Overige vorderingen
Door de raadsman van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn stukken overgelegd waaruit blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] met de benadeelde partijen overeenkomsten ter finale kwijting heeft gesloten. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen in de vordering niet ontvankelijk verklaren.
Toepassing van wetsartikelen
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf voor de duur van 80 uren.
Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Ten aanzien van feit 1
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat [benadeelde partij 1] haar eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van feit 2
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat [benadeelde partij 2] haar eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van feit 3
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 7] niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat [benadeelde partij 7] haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 april 2022.
Bijlage (tenlastelegging)
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(project [naam project] )
hij in of omstreeks de periode van 15 januari 2012 tot en met 19 maart 2012 te Groningen en/of Onnen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke personen en/of rechtspersonen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(een of meer project- en/of bedrijfsleider(s), althans medewerker(s) van) het bedrijf [benadeelde partij 1] heeft bewogen tot
- -
het aangaan van een schuld en/of het verlenen van (een) dienst(en), te weten een dienstverlening overeenkomst en/of (inhoudende) het verrichten van schilderwerkzaamheden, en/of
- -
afgifte van een hoeveelheid verf en/of schildermaterialen, althans enig goed, (aangifte dossierpagina18)
immers heeft verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- al dan niet namens en/of door tussenkomst van een of meer ander(en) en/of het/de bedrijf/bedrijven[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] -
(die project- en/of bedrijfsleider(s), althans medewerker(s), van) dat bedrijf [benadeelde partij 1]
- -
gevraagd om een offerte of prijsopgave met betrekking tot schilderwerkzaamheden van/in meerder echalets (op het terrein van recreatiepark [naam project] ), en/of
- -
daartoe (ook) een betalingsaanbod gedaan, en/of
- -
beloofd dat er na de uitvoering van de afgesproken schilderwerkzaamheden meer schilderwerk bijzou komen (voor een of meer andere chalets), althans meer werk in het vooruitzicht gesteld, en/of
- -
gevraagd om het werk snel te beginnen en/of gezegd dat er haast bij was, en/of
- -
gezegd dat er een voorschotfactuur verzonden kon worden en/of dat er op korte termijn betaald zouworden, althans ingestemd met een betalingsafspraak, en/of
- -
met dat bedrijf [benadeelde partij 1] een overeenkomst gesloten en/of bij (die project- en/ofbedrijfsleider(s), althans medewerker(s), van) dat bedrijf [benadeelde partij 1] de indruk gewekt dat verdachte(n) (ook) zou(den) voldoen aan de (toegezegde) betalingsafspraak en/of die overeenkomst, en/of
- -
( aldus) jegens (die project- en/of bedrijfsleider(s), althans medewerker(s), van) dat bedrijf[benadeelde partij 1] zich voorgedaan als een bonafide en/of kredietwaardige opdrachtgever en/of contractspartij, althans zakelijk belanghebbende,
waardoor (die project- en/of bedrijfsleider(s), althans medewerker(s), van) dat bedrijf [benadeelde partij 1] werd(en) bewogen tot het aangaan van die schuld en/of het verlenen van die dienst(en) en/of de afgifte van dat/die goed(eren);
2.
(project [naam project] ) hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2012 tot en met 6 oktober 2014 te Menterwolde en/of Marum en/of Groningen en/of Haren en/of Onnen en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke personen en/of rechtspersonen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, telkens met voormeld oogmerk,
- al dan niet namens en/of door tussenkomst van een of meer ander(en) en/of het/de bedrijf/bedrijven [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] -
de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten
a. a) in of omstreeks de periode van 1 februari 2012 tot en met 14 maart 2012 te Menterwolde en/of Onnen en/of elders in Nederland, acht, althans een of meerdere, keuken(s)
(aangifte [benadeelde partij 2] ., dossierpagina 1), en/of
in of omstreeks de periode van 1 februari 2012 tot en met 2 april 2012 te Marum en/of Onnen en/of elders in Nederland, een of meerdere cv-ketels en/of radiatoren en/of wc-sanitair en/of ventilatoren en/of kabels
(aangifte [benadeelde partij 3] ., dossierpagina 30), en/of
in of omstreeks de periode van 17 april 2012 tot en met 26 april 2012 te Groningen en/of te Onnen en/of elders in Nederland, terrasschroeven en/of plafondplaten en/of plafondlijsten en/of rollen isolatiemateriaal
(aangifte [benadeelde partij 4] ., dossierpagina 455), en/of
in of omstreeks de periode van 28 april 2014 tot en met 6 oktober 2014 te Haren en/of Onnen en/of elders in Nederland, een zitmaaier/grasmaaier (merk Toro Titan Zx5420 Ce), (aangifte [benadeelde partij 5] dossierpagina 276);
3.
(project [naam project] )
hij in of omstreeks de periode van 23 mei 2014 tot en met 6 juni 2014 te Groningen en/of Haren en/of Onnen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke personen en/of rechtspersonen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 6] en/of het bedrijf [benadeelde partij 7] heeft bewogen tot
- -
het aangaan van een schuld en/of het verlenen van (een) dienst(en), te weten een dienstverlening overeenkomst en/of (inhoudende) het verrichten van schilderwerkzaamheden, en/of
- -
afgifte van een hoeveelheid verf en/of schildermateriaal, althans enig goed, (aangifte dossierpagina
416)
immers heeft verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- al dan niet namens en/of door tussenkomst van een of meer ander(en) en/of het bedrijf [bedrijf 3] –
die [benadeelde partij 6] en/of dat bedrijf [benadeelde partij 7]
- -
gevraagd om tegen betaling (in) meerdere chalets en/of een hoofdgebouw te schilderen (op het terrein van recreatiepark [naam project] ), en/of
- -
gezegd dat verdachte in dienst zou zijn van de eigenaar van het recreatiepark [naam project] , en/of
- -
gezegd dat er na de uitvoering van de afgesproken schilderwerkzaamheden meer schilderwerk bij zou komen, althans meer werk in het vooruitzicht gesteld, en/of
- -
met die [benadeelde partij 6] en/of dat bedrijf [benadeelde partij 7] een bepaald uur loon afgesproken en/of beloofd binnen dertig dagen te betalen en/of daartoe (ook) een contract afgesloten, en/of
- -
bij die [benadeelde partij 6] en/of dat bedrijf [benadeelde partij 7] de indruk gewekt dat verdachte(n) zou(den) voldoen aan de betalingsafspraak en/of dat contract, en/of
- -
( aldus) jegens die [benadeelde partij 6] en/of dat bedrijf [benadeelde partij 7] zich voorgedaan als een bonafide en/of kredietwaardige opdrachtgever en/of bonafide contractspartij, althans zakelijk belanghebbende,
waardoor die [benadeelde partij 6] en/of dat bedrijf [benadeelde partij 7] werd(en) bewogen tot het aangaan van die schuld en/of het verlenen van die dienst(en) en/of de afgifte van dat/die goed(eren).