RAV 2014/11
Onrechtmatige daad. Is een vordering tot betaling van de proceskosten die in een vorige procedure tegen een niet-bestaande vennootschap is uitgesproken verhaalbaar op grond van art. 4 Handelsnaamwet en art. 6:162 BW?
HR 25-10-2013, ECLI:NL:HR:2013:1037
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 oktober 2013
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.M.J. van Buchem-Spapens, M.A. Loth, G. Snijders, M.V. Polak
- Zaaknummer
12/03040
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- JCDI
JCDI:ADS915700:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Intellectuele-eigendomsrecht / Modellen- en merkenrecht
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:1037, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑10‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:25, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 28‑06‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑04‑2012
- Wetingang
Art. 6:162 BW; art. 4 lid 1 Hnw; art. 245 Rv
Essentie
Onrechtmatige daad. Procedure op naam niet-bestaande vennootschap. Proceskostenveroordeling.
Is een vordering tot betaling van de proceskosten die in een vorige procedure tegen een niet-bestaande vennootschap is uitgesproken verhaalbaar op grond van art. 4 Handelsnaamwet en art. 6:162 BW?
Samenvatting
Tussen de gemeente en M. B.V. i.o. is een overeenkomst tot stand gekomen. Blijkens de handelsregisterhistorie was met ingang van 1 juli 2001 sprake van de rechtsvorm M. B.V. i.o.. Deze rechtsvorm is eind 2007 opgeheven. Uit het uittreksel uit het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.