AH-001 en AH-003.
Rb. Midden-Nederland, 03-10-2013, nr. 16-994014-11; 16-992001-13
ECLI:NL:RBMNE:2013:4846, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
03-10-2013
- Zaaknummer
16-994014-11; 16-992001-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2013:4846, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 03‑10‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2014:5594, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 03‑10‑2013
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/994014-11 en 16/992001-13 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 3 oktober 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres 1], [postcode 1] [woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 oktober 2012, 8 april 2013, 25 juni 2013, 17 september 2013. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 19 september 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. L. de Leon, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/994014-11
Feit 1: heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke criminele organisatie het oogmerk had tot het plegen van witwassen, valsheid in geschrifte, oplichting, diefstal en het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften;
Feit 2: samen met een ander of anderen meerdere geldbedragen heeft witgewassen.
Parketnummer 16/992001-13
Feit 1: een geweer voorhanden heeft gehad;
Feit 2: een revolver voorhanden heeft gehad;
Feit 3: een patroonmagazijn en scherpe patronen voorhanden heeft gehad;
Feit 4: een nabootsing van een pistool voorhanden heeft gehad;
Feit 5: een vilmes en een stiletto voorhanden heeft gehad.
Verbeterde lezing van de tenlastelegging met betrekking tot feiten 1 tot en met 5 onder parketnummer 16/992001-13
Op 7 mei 2012 is de woning van verdachte aan de[adres 2] te Amersfoort doorzocht.
Op de tenlastelegging is ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5 vermeld: ‘op of omstreeks 7 mei 2012 te Amsterdam’. Op grond van de inhoud van het dossier is duidelijk dat als pleegplaats Amersfoort moet zijn bedoeld. Nu ook voor de verdachte steeds duidelijk is geweest wat hem werd verweten, leest de rechtbank in plaats van “Amsterdam”, “Amersfoort” in de eerste regel van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde. De verdachte is bij de verbeterde lezing van de tenlastelegging in deze zinnen niet in zijn verdediging geschaad.
3. Voorvragen
De geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding onder parketnummer 16/994014-11 partieel nietig dient te worden verklaard ten aanzien van het onderdeel “een of meerdere (rechts)personen” in feit 1. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat de onderdelen “verwerven, omzetten en/of gebruikmaken”, “gewoontewitwassen” en “onder meer” partieel nietig dienen te worden verklaard. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de dagvaarding op die onderdelen onvoldoende duidelijk is, waardoor verdachte niet weet waartegen hij zich moet verdedigen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding, mede gelet op de inhoud van het dossier, voldoende duidelijk is en dat de gehele dagvaarding geldig dient te worden verklaard.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de geldigheid van de dagvaarding het volgende. Niet slechts de tekst van de tenlastelegging, maar ook de inhoud van het onderliggende dossier is van belang. In de deelprocessen-verbaal is ten aanzien van zowel het ten laste gelegde witwassen als het deelnemen aan een criminele organisatie beschreven welke verdachten en zaken (OPV’s) betrokken zijn, op welke feiten wordt gedoeld en welke BV’s en bankrekeningen voorkomen. De verdediging kon uit de dagvaarding, in samenhang bezien met het onderliggende dossier, concreet opmaken waartegen zij zich moest verdedigen. De rechtbank acht de dagvaarding daarom voldoende duidelijk ten aanzien van de delen die door de raadsman zijn aangevoerd, met uitzondering van de toevoeging “onder meer” onder feit 2. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging op dat punt niet voldoet aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen, omdat uit het dossier slechts blijkt dat de verdenking ziet op de daaronder genoemde bedragen (onder 1 tot en met 6). Een eventuele verdenking van witwassen van meer bedragen komt niet uit het dossier naar voren en het is dan ook onduidelijk waar de term “onder meer” op doelt.
De rechtbank zal de dagvaarding dan ook partieel nietig verklaren ten aanzien van het bestanddeel “onder meer” in het onder feit 2 onder parketnummer 16/994014-11 ten laste gelegde.
De dagvaarding is voor het overige geldig.
Overige voorvragen
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd alle feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat de cautie aan verdachte te laat is gegeven en dat de doorzoeking in de kast onterecht heeft plaatsgevonden. De aangetroffen administratie mag daarom niet gebruikt worden voor het bewijs, aldus de raadsman.
De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat de rol van verdachte in deze zaak klein is. Hij heeft geldbedragen gepind en kreeg daarvoor € 100,-- per keer, aldus de raadsman. Ten aanzien van OPV 1, OPV 2, OPV 3 en OPV 5 blijkt uit het dossier dat de betrokkenheid van verdachte slechts bestaat uit het contant opnemen van geld. Ten aanzien van de oplichting van [benadeelde 5] is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de betrokkenheid van verdachte. Verdachte heeft het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting ten aanzien van drie BV’s erkend.
De verdediging heeft vervolgens aangevoerd dat het pinnen van geld onvoldoende is voor een bewezenverklaring van witwassen, omdat het enkele voorhanden hebben van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp en dus de gedragingen van verdachte niet als witwassen kunnen worden gekwalificeerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Verweren
Cautie
De rechtbank stelt vast dat uit AH-002 blijkt dat [belastingmedewerker 1] en [belastingmedewerker 2], medewerkers van de belastingdienst, op basis van de controlebevoegdheden die zij vanuit hun functie als belastingmedewerker hebben, bezig waren met een controlerend onderzoek.
De rechtbank overweegt dat [belastingmedewerker 1] en [belastingmedewerker 2] weliswaar hebben verklaard dat zij [medeverdachte 1]en [verdachte] al langere tijd kennen en daarom extra alert zijn bij deze heren, maar dat dit niet betekent dat[medeverdachte 1] en [verdachte] reeds in die periode als verdachte in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering zijn aan te merken.
De medewerkers van de belastingdienst hebben verklaard dat er op het moment dat de controle verricht werd geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. De medewerkers van de belastingdienst hebben voorts verklaard dat zij de cautie hebben verleend aan[medeverdachte 1] en [verdachte] op het moment dat er bij hen een redelijk vermoeden van schuld ontstond, namelijk op het moment dat[medeverdachte 1] zei dat hij facturen in opdracht van derden valselijk had opgemaakt. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de medewerkers van de belastingdienst in dat opzicht juist hebben gehandeld.
De rechtbank ziet, alles afwegende, geen aanleiding om te veronderstellen dat er al op een eerder moment een redelijk vermoeden van schuld is ontstaan of dat er bevoegdheden zijn misbruikt. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
Doorzoeking kast
Op 15 juni 2010 zijn [belastingmedewerker 1] en [belastingmedewerker 2] bij[medeverdachte 1] en [verdachte] geweest om hun administratie te controleren. Nadat aan[medeverdachte 1] en [verdachte] de cautie is verleend, is aan hen gevraagd of zij de kast die dicht was, wilden openen.[medeverdachte 1] heeft daarop geantwoord dat de kast niet aan hem of [verdachte] toebehoorde en dat hij geen sleutel van de kast had. [belastingmedewerker 2] en [belastingmedewerker 1] hebben in AH-002 opgenomen dat[medeverdachte 1] en [verdachte] dit vervolgens niet hebben geweigerd. Daarop is de kast door [belastingmedewerker 2] geopend.
De rechtbank stelt vast dat [belastingmedewerker 2] de kast heeft geopend zonder dat daarvoor expliciet toestemming is gegeven door[medeverdachte 1] of [verdachte]. Het enkele zwijgen van[medeverdachte 1] en [verdachte] kan naar het oordeel van de rechtbank – anders dan de officier van justitie meent – niet als een toestemming tot doorzoeking van de kast worden aangemerkt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er hier sprake is van een verzuim.
De raadsman heeft betoogd dat de consequentie zou moeten zijn dat het aangetroffen materiaal in de kast niet meegenomen mag worden voor het bewijs als ware er een vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman heeft daarbij opgemerkt dat er weliswaar nog geen sprake was van een voorbereidend onderzoek, maar dat gekeken moet worden naar de conclusie van de advocaat-generaal bij de uitspraak LJN BZ3640 en de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
De rechtbank zal de aangetroffen informatie niet uitsluiten van het bewijs (als ware er een vormverzuim) en volstaan met een constatering van dit verzuim. Zij weegt daarbij mee dat er geen sprake was van een voorbereidend onderzoek in strafrechtelijke zin en voorts dat[medeverdachte 1] en [verdachte] na het openen van de kast een verklaring van vrijwillige afgifte van de ordners die zich in de kast bevonden, hebben getekend. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank (alsnog) toestemming verkregen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de ordners en de inhoud daarvan gebruikt mogen worden voor het bewijs.
Parketnummer 16/994014-11 (paragraaf 4.3.2, 4.3.3, 4.3.4 en 4.3.5)
4.3.2
Inleiding
Nu uit het vorenstaande volgt dat alle op 15 juni 2010 door de belastingdienst meegenomen administratie en daaruit “verkregen vruchten” voor het bewijs kunnen worden gebruikt, zal moeten worden beoordeeld of op grond van alle stukken in het dossier de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Voordat tot deze beoordeling wordt overgegaan, zullen de negen afzonderlijke feitenconstellaties die ten grondslag liggen aan de vervolging van verdachten worden besproken, te weten:
OPV-0 oplichting Ikea
OPV-1 oplichting[benadeelde 1]
OPV-2 oplichting [benadeelde 2]
OPV-3 oplichting [benadeelde 3] / Rabobank
OPV-4 poging subsidiefraude
OPV-5 oplichting Stadsdeel Nieuw West
OPV-6 poging diefstal met valse sleutel
OPV-7 oplichting [benadeelde 5]
OPV-8 onjuiste belastingaangiften
Bij deze verschillende gevallen is een aantal (rechts)personen betrokken die op de een of andere wijze een terugkerende rol spelen. Deze (rechts)personen zullen eerst afzonderlijk hieronder worden beschreven. Daarbij zal worden vermeld of -en zo ja- hoe verdachten met deze (rechts)personen in verband kunnen worden gebracht. Dit betreffen de volgende (rechts)personen:
[bedrijf 1]
[bedrijf 2]
[bedrijf 3]
[bedrijf 4]
[bedrijf 5]
[bedrijf 6]
[bedrijf 7]
[A ]
[B].
De verdachten[medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] zullen hierna worden aangeduid als[medeverdachte 1], [verdachte] en[medeverdachte 2].
Algemene bewijsmiddelen
Op 15 juni 2010 hebben medewerkers van de belastingdienst 47 ordners meegenomen uit een kast die is aangetroffen op het woonadres van [verdachte], tevens werkadres van [verdachte] en[medeverdachte 1]. Dit is het adres[adres 2] te Amersfoort. Deze 47 ordners bevatten administratie met betrekking tot 38 verschillende rechtspersonen. Deze administratie is vervolgens op 1 april 2011 door de FIOD in beslag genomen.1.
Ten behoeve van de leesbaarheid zullen de aangetroffen ordners hierna ook wel worden aangeduid als de rechtspersonen of de ordners uit de kast van [verdachte] en[medeverdachte 1].
Bovengenoemde kast zal hierna ook wel worden aangeduid als de kast van [verdachte] en[medeverdachte 1].
[medeverdachte 1] en [verdachte] hebben een bewijs van vrijwillige afgifte van de ordners in de kast ondertekend.2.
[verdachte] heeft verklaard dat hij samen met[medeverdachte 1] geld heeft gepind bij vestigingen van Holland Casino in diverse plaatsen en bij geldautomaten langs de weg. [verdachte] heeft verder verklaard dat hij en[medeverdachte 1] pinpasjes van banken kregen en de pincodes. Het geld dat zij pinden, moesten ze afstaan aan[medeverdachte 2]. [verdachte] kreeg daarvoor 100 euro per keer.3.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat er sprake is van een netwerk en dat hij regelmatig een bankpasje kreeg om mee te pinnen. Hij en [verdachte] beschikten niet over de inlogcodes voor internet bankieren.4.
De woning aan de[adres 2] te Amersfoort is het woonhuis van [verdachte] en het werkadres van[medeverdachte 1] en [verdachte].5.
4.3.3
Het bewijs ten aanzien van de (rechts)personen
4.3.3.1 [bedrijf 1]
(hierna te noemen: [bedrijf 1]) heeft een rol gespeeld bij de oplichting van[benadeelde 1] (OPV-1), [benadeelde 2] (OPV-2) en onjuiste belastingaangiften (OPV-8)
Bij de Kamer van Koophandel is [bedrijf 1] in het handelsregister ingeschreven.6.
Uit deze inschrijving bij de Kamer van Koophandel is naar voren gekomen (1) dat sinds 5 september 2008 geen bestuurder meer geregistreerd is, (2) dat[medeverdachte 2] van 9 juli 2007 tot en met 5 september 2008 bestuurder is geweest, (3) dat[medeverdachte 2] op 5 september 2008 is uitgetreden als bestuurder bij [bedrijf 1] en (4) dat[bedrijf 8] toen is ingeschreven als aandeelhouder/bestuurder.7.
[medeverdachte 2] heeft de inschrijving van [bedrijf 8] als nieuwe aandeelhouder/bestuurder gedaan. De Kamer van Koophandel heeft deze inschrijving echter ongedaan gemaakt, omdat [bedrijf 8] al op 20 november 2007 ontbonden was. Hierdoor is[medeverdachte 2] feitelijk bestuurder gebleven van [bedrijf 1].8.
Op de overeenkomst toegang ABN-AMRO is te zien dat[medeverdachte 2] vanaf 27 juni 2007 statutair vertegenwoordiger is van [bedrijf 1] en houder is van de bankrekening met nummer [rekeningnummer 1].9.
Nadat[medeverdachte 2] de rekening per 11-03-2009 had over gedragen aan [D] werden er vanaf deze rekening nog privé betalingen gedaan ten behoeve van[medeverdachte 2].10.
4.3.3.2 [bedrijf 2]
De besloten vennootschap [bedrijf 2] (verder aan te duiden als: [bedrijf 2]) heeft een rol gespeeld bij de oplichting van [benadeelde 1] (OPV-1) en onjuiste belastingaangiften (OPV-8).
Eén van de ordners uit de kast van [verdachte] en[medeverdachte 1], te weten A-13 (zie ook OPV-8), bevat de administratie van [bedrijf 2].11.
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 2] komt naar voren dat[C] van 17 december 2008 tot en met 1 juni 2009 bestuurder was van [bedrijf 2] Van 1 juni 2009 tot 1 september 2010 is vervolgens [stichting 1] bestuurder geweest.12.
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel van [stichting 1] blijkt dat [stichting 2] van 19 februari 2009 tot en met 13 januari 2010 de bestuurder was van [stichting 1]. Van 13 januari 2010 tot 1 september 2010 is[bedrijf 9] de bestuurder geweest.13.
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel van [stichting 2] volgt dat[D] met ingang van 1 maart 2009 de bestuurder is geworden van [stichting 2]14.
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel van[bedrijf 9] komt ten slotte naar voren dat[D] de bestuurder was van[bedrijf 9] van 1 maart 2009 tot aan de datum van de ontbinding van de B.V. op 1 september 2010.15.
[D] heeft verklaard dat hem in café[cafe] werd gevraagd of hij bereid was [bedrijf 7]en nog enkele andere B.V.’s over te nemen. Er was een Turkse man die de eigenaar van [bedrijf 7]was. [D] heeft hem twee keer ontmoet om zichzelf te laten zien en dat was om de KvK-overname van [bedrijf 7]te laten ondertekenen.[medeverdachte 2] was er de tweede keer ook bij, hij leverde zijn administratie/boekhouding aan. [D] kende[medeverdachte 2] als[voornaam 1]. Door [E] is hij in contact gekomen met[voornaam 1],[medeverdachte 1] en [verdachte].[medeverdachte 1] noemde zich “de ouwe”, [verdachte] noemde zich [voornaam 2]. [D] heeft de ouwe en [voornaam 2] niet in contact gebracht met[voornaam 1]. Voor de ouwe en [voornaam 2] heeft [D] handtekeningen moeten zetten voor [bedrijf 10], een[stichting 2] en [bedrijf 11] en meer kan hij zich op dat moment niet herinneren. Voor[voornaam 1] heeft [D] [bedrijf 12], [bedrijf 13] en [bedrijf 14] op zijn naam laten zetten. Er waren plannen om een doorstart te maken voor de opbouw van het systeem van[voornaam 1], een piramide.[voornaam 1] stond boven aan de piramide. Dit waren dingen die [voornaam 2] en de ouwe vertelden en die [D] opving.16.
[bedrijf 2] heeft aangiften omzetbelasting en loonbelasting gedaan en teruggave gevraagd waarbij verzocht werd te betalen op de rekening van [bedrijf 1] en[bedrijf 5]17.
Kostenfacturen daarvoor zijn aangetroffen in de kast van [verdachte] en[medeverdachte 1] en op datadragers van [verdachte] en[medeverdachte 1] en van[medeverdachte 2]. Deze facturen zijn gemaakt na het indienen van de belastingaangiftes.18.
4.3.3.3 [bedrijf 3]
De besloten vennootschap [bedrijf 3] (verder aan te duiden als:[bedrijf 3]) heeft een rol gespeeld bij de oplichting van [benadeelde 2] (OPV-2), Rabobank / [benadeelde 3]-[benadeelde 4] (OPV-3), Stadsdeel Nieuw West (OPV-5) en onjuiste belastingaangiften (OPV-8).
Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat [bedrijf 4] (zie hieronder) één dag bestuurder is geweest van [bedrijf 3] en wel op 1 september 2008.19.
Het correspondentieadres van[bedrijf 3] is postbus [postbusnummer] te Utrecht. Deze postbus hoort bij het adres[adres 2] te Amersfoort.20.
Eén van de ordners uit de kast van [verdachte] en[medeverdachte 1] betreft een blauwe map met het opschrift “18 K[bedrijf 3]”, te weten A-25.21.
Tijdens de doorzoeking op de[adres 2] te Amersfoort is administratie aangetroffen die betrekking heeft op de bankrekening van[bedrijf 3].22.
Hierna zal uit OPV 2, 3, 5 en 8 naar voren komen dat van de rekening van[bedrijf 3] ([rekeningnummer 2]) geld wordt gepind “langs de weg”en bij casino’s.
4.3.3.4 [bedrijf 4]
De besloten vennootschap [bedrijf 4] (verder aan te duiden als [bedrijf 4]) heeft een rol gespeeld bij de oplichting van [benadeelde 1] (OPV-1) en onjuiste belastingaangiften (OPV-8)
In de computer van[medeverdachte 2] is een excelbestand aangetroffen waarin een aan [bedrijf 4] overgeboekt bedrag van € 21.457,46 is teruggevonden (zie nader OPV-1 voor de herkomst van dit bedrag).23.
Bij de doorzoeking van de[adres 2] te Amersfoort is een datadrager met een excelbestand aangetroffen met onder meer inloggegevens bij de belastingdienst van [bedrijf 4].24.
In de periode van 2 december 2008 tot en met 14 juni 2011 zijn er op verschillende dagen kort nadat[medeverdachte 1] en/of [verdachte] toegang hebben gekregen tot een vestiging van Holland Casino, bedragen opgenomen van de rekening van [bedrijf 4].25.
4.3.3.5[bedrijf 5]
De besloten vennootschap[bedrijf 5] (hierna te noemen:[bedrijf 5]) heeft een rol gespeeld bij de oplichting van [benadeelde 1] (OPV-1), de oplichting van [benadeelde 2] (OPV-2), de oplichting van Stadsdeel Nieuw West (OPV-5) en onjuiste belastingaangiften (OPV-8),
Tijdens het bezoek van de belastingdienst aan de[adres 2] in Amersfoort is een aantal mappen meegenomen. In de map B.1.V.10 is een aantal bonnen van pinbetalingen aangetroffen, waarop het bankrekeningnummer van[bedrijf 5] ([rekeningnummer 3]) te lezen is.26.
Verder is tijdens een doorzoeking op de[adres 2] in Amersfoort op 7 mei 2012 een datadrager aangetroffen en in beslag genomen. Hierop bevond zich een excelbestand waarop 40 rechtspersonen zijn vermeld. Per rechtspersoon is onder meer vermeld: inlogcode en wachtwoord om te kunnen inloggen.27.
Eén van de ordners uit de kast van [verdachte] en[medeverdachte 1] is een rode map met het opschrift “27 K [bedrijf 5]”.28.
In de computer van[medeverdachte 2] is een excelbestand aangetroffen waarin het in OPV-1 aan[bedrijf 5] overgeboekte bedrag is vermeld.29.
In de periode van 2 december 2008 tot en met 14 juni 2011 zijn er op verschillende dagen kort nadat[medeverdachte 1] en/of [verdachte] toegang hebben gekregen tot een vestiging van Holland Casino, bedragen opgenomen van de rekening van[bedrijf 5].30.
4.3.3.6 [bedrijf 6]
De besloten vennootschap [bedrijf 6] (verder aan te duiden als:[bedrijf 6]) heeft een rol gespeeld bij de oplichting van [benadeelde 2] (OPV-2), de oplichting van de [benadeelde 3] (OPV-3), de oplichting van Stadsdeel Nieuw West (OPV-4) en onjuiste belastingaangiften (OPV-8).
Bij verdachte[medeverdachte 1] is tijdens de doorzoeking in zijn woning een Sony computer in beslag genomen. Op deze computer is bij het gedeelte dat betrekking heeft op internetbankieren de naam te lezen van[bedrijf 6], het nummer van de bankrekening [rekeningnummer 4] en de datum 8 mei 2009.31.
In de periode van 2 december 2008 tot en met 14 juni 2011 zijn er op verschillende dagen kort nadat[medeverdachte 1] en/of [verdachte] toegang hebben gekregen tot een vestiging van Holland Casino, bedragen opgenomen van de rekening van[bedrijf 6].32.
Eén van de ordners uit de kast van [verdachte] en[medeverdachte 1] is een rode map met het opschrift “31K [bedrijf 6]”.33.
4.3.3.7 [bedrijf 7]
(hierna te noemen: [bedrijf 7]) heeft een rol gespeeld bij de oplichting van[benadeelde 1] (OPV-1), [benadeelde 2] (OPV-2), [benadeelde 3] (OPV-3) en Ikea (OPV-0 en AH-71).
[bedrijf 7]is opgericht op 5 januari 2004 en volgens een uitreksel van de Kamer van Koophandel van 13 april 2004 zijn bestuurder van [bedrijf 7]geweest
- -
de heer [F] (hierna te noemen:[F]): periode 25 september 2008-19 december 2008;
- -
de heer[G]: periode 19 december 2008-24 december 2008;
- -
de heer[D]: periode 24 december 2008-20 juni 2008.34.
[F] heeft verklaard dat hij veel heeft meegemaakt met[medeverdachte 2], hij kent hem uit een groep. Hij is bevriend met[medeverdachte 2], in de groep was[medeverdachte 2] als een broer voor hem.[medeverdachte 1] en [verdachte] kent hij niet. [bedrijf 7]moet iets te maken hebben met[medeverdachte 2], want[medeverdachte 2] kwam als enige met dingen naar hem toe. Hij gaf alle post van [bedrijf 7]aan[medeverdachte 2] en[medeverdachte 2] had alle rekeningen, of ten minste de bankpas.[F] heeft ook een kopie van zijn paspoort aan[medeverdachte 2] gegeven.35.
[D] heeft verklaard dat hem in café[cafe] werd gevraagd of hij bereid was [bedrijf 7]en nog enkele andere B.V.’s over te nemen. Er was een Turkse man die de eigenaar van [bedrijf 7]was. [D] heeft hem twee keer ontmoet om zichzelf te laten zien en dat was om de KvK-overname van [bedrijf 7]te laten ondertekenen.[medeverdachte 2] was er de tweede keer ook bij, hij leverde zijn administratie/boekhouding aan. [D] kende[medeverdachte 2] als[voornaam 1]. Door [E] is hij in contact gekomen met[voornaam 1],[medeverdachte 1] en [verdachte].[medeverdachte 1] noemde zich “de ouwe”, [verdachte] noemde zich [voornaam 2]. [D] heeft de ouwe en [voornaam 2] niet in contact gebracht met[voornaam 1]. Voor de ouwe en [voornaam 2] heeft [D] handtekeningen moeten zetten voor [bedrijf 10], een[stichting 2] en [bedrijf 11] en meer kan hij zich op dat moment niet herinneren. Voor[voornaam 1] heeft [D] [bedrijf 12], [bedrijf 13] en [bedrijf 14] op zijn naam laten zetten. Er waren plannen om een doorstart te maken voor de opbouw van het systeem van[voornaam 1], een piramide.[voornaam 1] stond boven aan de piramide. Dit waren dingen die [voornaam 2] en de ouwe vertelden en die [D] opving.36.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat[F] in de groep zat waar hij ook deel van uit heeft gemaakt en dat hij weet wie [D] is.37.
Op een in beslaggenomen harddisk bij[medeverdachte 2] is een bestand aangetroffen met 30 afschriften van identiteitsbewijzen, waaronder die van[F] en [D].38.Ook stond op deze harddisk een bestand “Totalcomm.xlsx”. Daarin staan namen van verschillende rechtspersonen vermeld en die staan gegroepeerd onder de noemer “Eigen B.V.’s groep 2”. [bedrijf 7]is één van die rechtspersonen.39.
Uit een overzicht van de ABN AMRO Bank van 2 februari 2010 blijkt dat de procuratiehouder voor alle rekeningen van [bedrijf 7], waaronder de bankrekening met nummer [rekeningnummer 5],[F] en[medeverdachte 2] zijn. Op pagina 2 van dit document is een handtekening onder de naam van[medeverdachte 2] geplaatst.40.
4.3.3.8[A ]
Rekeningnummer [rekeningnummer 6] van[A ] (verder: “[A ]”) is gebruikt bij de oplichting van[benadeelde 1] (OPV-1), [benadeelde 2] (OPV-2), [benadeelde 3] (OPV-3), Ikea (OPV-0 en AH-71) en onjuiste belastingaangiften (OPV-8).
Op een in beslaggenomen harddisk bij[medeverdachte 2] is een pdf-bestand onder de naam “[A ]-ID.pdf” aangetroffen met een afschrift van het paspoort van [A ].41.
In de woning van [B] (verder: [B]), de verblijfplaats van[medeverdachte 2], is een bankpasje van Fortis op naam van [A ], [bedrijf 15], met bankrekeningnummer [rekeningnummer 7] aangetroffen.42.Bestuurders van deze vennootschap zijn geweest [bedrijf 1] (zie hierboven)[medeverdachte 2] en[F].43.
4.3.3.9 [B]
Rekeningnummer [rekeningnummer 8] van [B] (hierna te noemen: [B]) is gebruikt bij de oplichting van[benadeelde 1] (OPV-1) en Ikea (OPV-0 en AH-71).
[B] heeft verklaard dat ze getrouwd is met[medeverdachte 2], ze samen een kind hebben gekregen tijdens het verblijf in de sekte en[medeverdachte 2] drie dagen in de week bij haar verbleef. In het verleden heeft ze meer bankrekeningen gehad. Bij de ABN AMRO had ze twee rekeningen, maar die zijn dicht gegaan. Ze heeft daar een brief van gekregen in 2008. De brief ging er over dat ze gebruikt werden in het criminele circuit. Haar pasjes waren geblokkeerd.44.
4.3.4
Het bewijs ten aanzien van OPV-0 tot en met OPV- 8
Nu de verschillende (rechts)personen zijn beschreven die een (terugkerende) rol spelen bij de afzonderlijke oplichtingen, althans pogingen daartoe, zullen die gevallen van oplichting (OPV’s) hieronder uiteen worden gezet. Iedere keer als één van de hiervoor besproken (rechts)personen hierbij een rol speelt, zal niet opnieuw de betrokkenheid van[medeverdachte 2] en/of[medeverdachte 1] en/of [verdachte] bij die (rechts)persoon worden herhaald, omdat op grond van het vorenstaande die betrokkenheid bekend wordt verondersteld.
4.3.4.1 OPV-045.
Ikea heeft een brief van [bedrijf 16], een groothandel in versproducten, ontvangen. In die brief kondigt [bedrijf 16] aan dat haar rekeningsnummer is gewijzigd en dat in de toekomst de betalingen naar dat nieuwe rekeningnummer moeten worden overgemaakt.46.Op 15 juli 2009 heeft Ikea deze wijziging doorgevoerd in haar administratie, waarna zij op 15 juli 2009 € 246.441,34 en op 17 juli 2009 € 467.664,20 heeft overgemaakt op het gewijzigde rekeningnummer.47.
Op 21 juli 2009 heeft Ikea aangifte gedaan van oplichting respectievelijk fraude.48.Op 22 juli 2009 heeft [bedrijf 16] aangifte gedaan van fraude, kort gezegd inhoudende dat haar bankrekening niet was gewijzigd en dat de brief waarin de wijziging is doorgegeven niet van haar afkomstig is.49.
Het gewijzigde bankrekeningnummer stond in 2009 op naam van [H] h/o[bedrijf 17]. Voornoemde bedragen van € 246.441,34 en € 467.664,20 zijn naar die persoon/onderneming overgemaakt. Vanaf de rekening van [H] h/o[bedrijf 17] is op 15 juli 2009 € 239.396,-- en op 17 juli 2009 € 44.428,84 (totaal
€ 283.824,84) overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 7].50.
De naar [bedrijf 7]overgemaakte bedragen zijn kort na ontvangst doorbetaald naar rekeningen van andere personen/ondernemingen (totaal € 264.910,23) dan wel met gebruikmaking van een betaalpas “langs de weg” in Rotterdam opgenomen (totaal
€ 6.110,--). Het grootste deel, namelijk € 231.498,56, is overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 18]Een bedrag van € 22.024,55 is met de overschrijving “Verkoop Audi A4” overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 8]. Dit rekeningnummer stond destijds op naam van [B], de vrouw van[medeverdachte 2] (zie hierboven onder 4.3.3.9). Verder is een bedrag van € 8.988,12 met de omschrijving “Modem installatie” overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 6] op naam van[A ] (zie hierboven onder 4.3.3.8).51.
[I] (hierna te noemen:[I]) heeft in het kader van een verhoor over de oplichting van [benadeelde 5] (zie hiervoor nader OPV-7) verklaard dat zij werkzaam was bij [benadeelde 5]. Zij kwam in december 2011 via het uitgaanscircuit in contact met [J] (hierna te noemen:[J]). Later heeft[I] op verzoek van[J] facturen uit de administratie van [benadeelde 5] aan[J] gegeven. Een goede vriend van[J] zou de facturen vervalsen.[J] heeft haar verteld dat de goede vriend ook achter de oplichting van Ikea zat en dat toen ook niemand is gepakt.52.[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij[J] kent, dat hij een vriend van hem is en dat hij telefonische contacten met[J] heeft gehad over [benadeelde 5].[medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat hij betrokken is geweest bij de oplichting van [benadeelde 5] en haar klanten.53.
4.3.4.2 OPV-1
Op 7 januari 2009 heeft[K] namens[benadeelde 1] B.V. (hierna te noemen:[benadeelde 1]) aangifte gedaan van oplichting54., onder meer inhoudende dat op een door[benadeelde 1] ontvangen factuur van een crediteur van[benadeelde 1],[L], een wijziging van het bankrekeningnummer is vermeld waarop staat “Let op, rekeningnummer is gewijzigd in [rekeningnummer 9]”.55.
Een aantal nog openstaande facturen van[L] is betaald op het gewijzigde rekeningnummer. Op 1 december 2008 heeft[benadeelde 1] twee bedragen, te weten
€ 35.347,86 en € 153.429,87 overgemaakt naar het gewijzigde bankrekeningnummer [rekeningnummer 9]. De Rabobank heeft later een deel van het bedrag, te weten € 57.973,66 teruggestort, zodat het bedrag dat naar het gewijzigde rekeningnummer is overgeboekt
€ 130.804,07 is.56.
Getuige [getuige 1] (hierna te noemen: [getuige 1]) heeft verklaard57.dat hij in 2008 een bankrekening had bij de Rabobank met het nummer [rekeningnummer 9] en dat hij in november 2008 door[medeverdachte 2] is benaderd met de vraag of[medeverdachte 2] zijn rekening bij de Rabobank mocht gebruiken. [getuige 1] heeft zijn bankpas en pincode aan[medeverdachte 2] gegeven. Op dat moment stond er ongeveer 15 euro op de rekening. Begin december 2008 heeft hij zijn pinpas teruggekregen van[medeverdachte 2], die daarbij heeft gezegd dat er wat problemen waren geweest met de overboekingen en dat de rekening geblokkeerd was.58.
[getuige 1] heeft verder verklaard dat hij heeft gezien dat er grote bedragen op zijn rekening zijn gestort en dat deze bedragen zijn doorgeboekt naar vier bedrijven, onder andere [bedrijf 1], Waalhaven te Rotterdam. Dit is volgens [getuige 1] hetzelfde adres als waar[medeverdachte 2] zijn uitzendbureau had gevestigd. [getuige 1] heeft dit adres ook bezocht omdat[medeverdachte 2] hem een keer had gevraagd wat radiatoren om te zetten.59.
Uit bankafschriften en een melding van ABN AMRO betreffende een verdachte transactie, blijkt dat er op 2 december 2008 van de bankrekening van [getuige 1] bedragen zijn overgeboekt naar verschillende bankrekeningen, te weten de rekeningen van [A ]60.(€ 15.221,54) (zie hierboven onder 4.3.3.8), [bedrijf 7]61.[bedrijf 7](€ 49.885,89) (zie hierboven onder 4.3.3.7) en [bedrijf 1]62.(€ 50.000,-- en € 10.885,--) (zie hierboven onder 4.3.3.1). Ter zake van het bedrag dat naar de bankrekening van[A ] is overgemaakt meldt de ABN Amro dat het bedrag vrijwel direct is opgenomen.63.
Op een harddisk die tijdens de doorzoeking op het verblijfadres van[medeverdachte 2] in beslag is genomen is een excelbestand gevonden waarin voornoemde (rechts)personen met bijbehorende bedragen worden opgesomd.64.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [bedrijf 1] een besloten vennootschap van hem is geweest en dat hij die B.V. in 2007 heeft gekregen.65.
Het banksaldo op de bankrekening van [bedrijf 7]bedroeg voor de overboeking van het voornoemde bedrag € 20,41.66.
Uit bankafschriften blijkt dat er op de dag van de overboeking contante bedragen zijn opgenomen in Rijswijk, dat er geld wordt overgeschreven naar de bankrekening van [B] (zie hierboven onder 4.3.3.9), dat er geld wordt overgeschreven naar[medeverdachte 2] en dat er geld wordt overgeschreven naar de bankrekening van[F] (zie hierboven onder 4.3.3.7). Een dag later worden er wederom contante bedragen opgenomen en wordt er een bedrag overgeboekt naar de bankrekening van [bedrijf 4] (zie hierboven onder 4.3.3.4). Op de op het verblijfadres van[medeverdachte 2] aangetroffen harddisk is het naar [bedrijf 4] overgeboekte bedrag van € 21.457,56 terug te vinden onder de naam [bedrijf 4]. Na al deze mutaties resteert er een bedrag op de bankrekening van [bedrijf 7]van € 916,-- waarna er op 5 december 2008 nog eens contant € 500,-- wordt opgenomen bij een geldautomaat in Rijswijk.67.
Uit bankafschriften blijkt dat er bedragen van de rekening van [getuige 1] zijn overgeboekt naar [bedrijf 1], te weten € 50.000,-- en € 10.885,--). Voor deze bijboekingen was het saldo op de rekening van [bedrijf 1] € 13,77 negatief. Uit bankafschriften blijkt dat er van de rekening van [bedrijf 1] na voornoemde bijschrijvingen bedragen zijn overgeschreven naar bankrekeningen van [bedrijf 19], [bedrijf 4], [bedrijf 2] (zie boeven onder 4.3.3.2),[bedrijf 5] (zie hierboven onder 4.3.3.5) en [bedrijf 20] Ook blijkt uit bankafschriften dat er van de rekening van [bedrijf 1] op 2 december 2008 verschillende contante bedragen worden opgenomen, in totaal een bedrag van € 7.000,--.68.
Het banksaldo van[bedrijf 5] voor de bijschrijving door [bedrijf 1] op 2 december 2008 van € 6.000,--, bedroeg € 3,18. Volgens bankafschriften is er op 2 december 2008 in totaal een bedrag van € 2.400,-- gepind van de rekening van[bedrijf 5] en is er € 1.000,-- opgenomen bij een geldautomaat.69.
Het banksaldo van [bedrijf 4] voor de bijschrijving door [bedrijf 1] op 2 december 2008 van € 6.000,-- bedroeg € 61,05. Volgens bankafschriften is er op 2 december 2008 in totaal een bedrag van € 2400,-- gepind van de rekening van [bedrijf 4] en is er € 1.000,-- opgenomen bij een geldautomaat.70.
[medeverdachte 1] en [verdachte] hebben beiden verklaard dat zij of tijdens bezoeken aan vestigingen van Holland Casino of langs de weg, contante geldbedragen hebben opgenomen van de rekeningen van diverse B.V.’s.71.
Uit de bezoekgegevens van de casino’s blijkt dat[medeverdachte 1] en [verdachte] op 2 december 2008 gelijktijdig toegang hebben verkregen tot Holland Casino in Rotterdam.72.
Op een in de computer van[medeverdachte 2] aangetroffen excelbestand zijn verschillende van de doorgeboekte bedragen terug te vinden met daarachter de naam van de vennootschap, zoals [bedrijf 5], [bedrijf 4] en [bedrijf 2], en soms met de vermelding “casino”.73.
Op 4 december 2008 is een bedrag van € 2000,-- contant gestort op de gezamenlijke rekening van[medeverdachte 1] en zijn echtgenote.74.
Op de computer van[medeverdachte 2] zijn onder meer 30 bestanden gevonden met afschriften van identiteitsbewijzen, waaronder paspoorten op naam van [A ] en[F].75.
4.3.4.3 OPV-2
[benadeelde 2] Noord/Zuidlijn Amsterdam VOF (hierna te noemen: [benadeelde 2]) heeft op 19 mei 2009 aangifte gedaan van oplichting voor een bedrag van € 279.813,87.76.
[benadeelde 2] heeft een brief77.ontvangen van[bedrijf 21]met een gewijzigd bankrekeningnummer. Vervolgens zijn bedragen overgemaakt naar dit gewijzigde bankrekeningnummer, te weten [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 22]78.
Op 20 april 2009 is door[benadeelde 2] € 39.669,84 overgeboekt en op 7 mei 2009 is
€ 240.144,03 betaald naar het nieuw opgegeven bankrekeningnummer [rekeningnummer 1].79.
Op de overeenkomst toegang ABN-AMRO is te zien dat[medeverdachte 2] vanaf 27 juni 2008 statutair vertegenwoordiger is van [bedrijf 1] en daarmee houder is van de bankrekening [rekeningnummer 1].80.
Op 11 maart 2009 heeft[medeverdachte 2] de bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] overgedragen aan [D].81.. De tenaamstelling van de bankrekening [rekeningnummer 1] is op 14 april 2009 gewijzigd van [bedrijf 1] in [bedrijf 23]82.
Op een bij[medeverdachte 1] in beslag genomen datadrager is bij het gedeelte dat behoort bij internet bankieren de naam [bedrijf 23] en het bankrekeningnummer van [bedrijf 23] te lezen.83.
Op een bij [verdachte] in beslag genomen mini SD-kaart is een deels verwijderd document aangetroffen met de naam [bedrijf 23] [bedrijf 1]84.
Op 20 april 2009 is door [bedrijf 1] € 39.669,84 ontvangen.85.Op 20 april 2009 is vervolgens € 8.677,56 en € 29.893,65 doorgeboekt naar de rekening van [bedrijf 7](bankrekening [rekeningnummer 5]). Het beginsaldo van deze rekening op 20 april 2009 bedroeg € 43,61 negatief.86.
Vervolgens is op 20 en 21 april 2009 in totaal € 14.500,-- contant opgenomen in casino’s. Op 20 april 2009 is om 15.10 uur in Holland Casino Scheveningen contant geld opgenomen van de rekening van [bedrijf 7]. Volgens de gegevens van het casino hebben[medeverdachte 1] (15.07 uur) en [verdachte] (15.03 uur) kort daarvoor toegang gekregen tot het casino.87.
Op 7 mei 2009 is door [bedrijf 1] € 240.144,03 ontvangen.88.
Uit gegevens van Holland Casino blijkt dat[medeverdachte 1] (20.26 en 20.29 uur) en [verdachte] (20.27 en 20.29 uur) op 7 mei 2009 toegang hebben verkregen tot Holland Casino Utrecht.89.
Op 8 mei 2009 is om 18.48 uur een contant bedrag van € 2.500,-- opgenomen in Holland Casino Utrecht.90.Volgens de gegevens van Holland Casino Utrecht heeft[medeverdachte 1] om 18.46 uur toegang verkregen tot het casino.91.
Op 8 mei 2009 is € 1.650,-- gestort op de bankrekening van de echtgenote van[medeverdachte 1].92.
Op 20 april 2009 is er door [bedrijf 1] € 9.003,56 overgemaakt naar[bedrijf 6].93.
Op 7 mei 2009 is er door [bedrijf 1] € 44.012,56 en op 8 mei 2009 is er € 11.034,06 overgemaakt aan[bedrijf 6].94.
Op 8 mei 2009 zijn er acht contante bedragen opgenomen van € 1.500,-- van de rekening van[bedrijf 6]. Er is twee keer € 2.500,-- opgenomen van dezelfde rekening op 7 mei 2009 en op 8 mei 2009.95.
In de woning van[medeverdachte 1] is een computer in beslag genomen. Op deze computer is bij het internetbankieren de naam[bedrijf 6] te lezen, het nummer van de bankrekening [rekeningnummer 4] en de datum 8 mei 2009.96.
Op 7 mei 2009 is € 24.103,28 overgemaakt van[bedrijf 6] naar[bedrijf 3].97.
Van de bankrekening van[bedrijf 3] is op 7 mei 2009 en op 8 mei 2009 € 2.500,-- opgenomen.98.
Op 7 mei 2009 is vervolgens € 16.544,21 overgemaakt van[bedrijf 3] naar[bedrijf 24]en € 2.500,-- naar[bedrijf 5]. Op 7 mei 2009 is er vanuit de bankrekening van[bedrijf 24]€ 3.490,-- en € 13.000,-- overgemaakt naar de bankrekening van [verdachte]. Op 8 mei 2009 is er vanuit[bedrijf 3] € 13.011,-- overgemaakt naar[bedrijf 24]Op 8 mei 2009 is er € 13.015,-- overgemaakt van[bedrijf 24]naar de bankrekening van [verdachte].99.
De bedragen die gestort zijn op de rekening van [verdachte] en op de rekening van[bedrijf 5] zijn contant opgenomen langs de weg of in een casino.100.
[medeverdachte 1] en [verdachte] hebben beiden verklaard dat zij of tijdens bezoeken aan vestigingen van Holland Casino of langs de weg contante geldbedragen hebben opgenomen van de rekeningen van diverse B.V.’s.101.
4.3.4.4 OPV-3
Op 6 juli 2009 heeft[M], namens de Rabobank Zuidwest Friesland, aangifte gedaan van valsheid in geschrifte dan wel fraude c.q. oplichting en diefstal.102.
Mevrouw[benadeelde 4] is samen met haar man (de heer [benadeelde 3]) rekeninghouder van een bouwdepot bij de Rabobank met rekeningnummer [rekeningnummer 10]. Mevrouw [benadeelde 4] heeft twee overschrijvingsopdrachten en twee bijbehorende facturen op de post gedaan, te weten van € 88.064,25 en € 16.310,--. Deze bedragen moesten worden overgemaakt naar[bedrijf 25] in Rijssen met rekeningnummer[rekeningnummer 11]. [bedrijf 25]heeft deze betalingen niet ontvangen, wel heeft mevrouw [benadeelde 4] gezien dat de betalingen van het bouwdepot zijn afgeschreven.103.
De Rabobank heeft op basis van twee valse facturen en overschrijvingskaarten op 5 juni 2009 betalingen van € 88.064,25 en € 16.310,-- verricht aan[bedrijf 26], rekeningnummer [rekeningnummer 12]. De bedragen zijn overgeboekt vanuit het bouwdepot van de Rabobank, dat op naam stond van[benadeelde 3] en/of [benadeelde 4].104.In de woning van[medeverdachte 2] zijn op een harde schijf twee facturen aangetroffen, van € 16.310,-- en van
€ 88.064,25. Deze facturen zijn identiek aan de facturen die door de Rabobank zijn ontvangen.105.Beide facturen op de harde schijf uit de woning van[medeverdachte 2] zijn opgemaakt op 28 mei 2009.106.
Van bankrekening [rekeningnummer 12] is op 6 juni 2009 tien keer een bedrag van € 200,-- contant opgenomen bij Holland Casino Utrecht.107.Van bankrekening [rekeningnummer 12] is op 6 juni 2009 € 1.200,-- en € 50,-- contant opgenomen bij de Rabobank Amersfoort.108.Uit de gegevens van Holland Casino Utrecht blijkt dat [verdachte] en[medeverdachte 1] op 6 juni 2009 om 16.08 uur gelijktijdig toegang hebben verkregen tot het casino.109.
Vanuit[bedrijf 26] zijn vervolgens op 8 juni 2009 de volgende bedragen overgeboekt: € 49.110,21 naar[bedrijf 27], € 22.011,96 naar [bedrijf 7]en € 16.999,50 naar[bedrijf 28]110.Op de bankrekening van[bedrijf 3] is op 8 juni 2009 een bedrag van € 13.023,10 gestort vanuit [bedrijf 28] Het banksaldo bedroeg voor dit moment € 7,40.111.Van de bankrekening van[bedrijf 3] is op 8 juni 2009 € 3.500,-- contant opgenomen, langs de weg en bij Holland Casino.112.
Op 8 juni 2009 hebben [verdachte] en[medeverdachte 1] om respectievelijk 15.58 uur en 15.57 uur wederom toegang verkregen tot Holland Casino in Utrecht. Op 8 juni 2009 om 20.07 en 20.08 uur hebben[medeverdachte 1] en [verdachte] toegang verkregen tot Holland Casino in Amsterdam.113.Op 8 juni 2009 om 16.02 uur is in Holland Casino Utrecht € 1.000,-- gepind van de bankrekening van [bedrijf 28]Op 8 juni 2009 om 20.09 uur is in Holland Casino Amsterdam € 2.500,-- gepind van de bankrekening van[bedrijf 3].114.
Tijdens de doorzoeking op 7 mei 2012 van de[adres 2] te Amersfoort is administratie aangetroffen die betrekking heeft op de bankrekening van[bedrijf 3]. Er zijn bonnetjes van pinbetalingen aangetroffen die met dezelfde pas zijn verricht als waarmee de contante opnamen zijn gedaan op 8 juni 2009.115.
Op 8 juni 2009 is € 2.200,-- (€ 1.000,-- en € 1.200,--) contant opgenomen van de bankrekening van[bedrijf 28]116.
Op 8 juni 2009 is drie keer € 1.500,-- contant opgenomen van de bankrekening van [bedrijf 7]. Bedragen van € 7.944,90 en € 1.344,89 zijn van de bankrekening van [bedrijf 7]overgeboekt naar de bankrekening van [A ] en € 925,88 is overgeboekt naar de bankrekening van[bedrijf 6].117.
Op 8 juni 2009 wordt € 900,-- contant opgenomen van de bankrekening van[bedrijf 6].Voor de storting van € 925,88 was het saldo € 0,62.118.
Op 10 juni 2009 is € 1.200,-- contant gestort op de bankrekening van de vrouw van[medeverdachte 1].119.
4.3.4.5 OPV-4
Op 19 oktober 2010 is door[N], namens Agentschap NL, aangifte gedaan van oplichting dan wel valsheid in geschrifte dan wel pogingen daartoe.120.
[N] verklaart in deze aangifte dat er is getracht een lening/subsidie aan te vragen van € 4.000.000,--. Op basis van de ondertekening van de geldleningsovereenkomst waarop de handtekeningen afwijken van de handtekeningen onder de oprichtingsakte van [bedrijf 29], in samenhang met de tekst van de accountantsverklaringen die taalfouten bevat, is aangever van mening dat er sprake is van vervalste stukken.121.
Op 31 maart 2013 heeft[bedrijf 29] (hierna te noemen: [bedrijf 29]) een aanvraagformulier Seed capital technostarters ingediend bij Agentschap NL.122.
Bij deze aanvraag was de overeenkomst tot oprichting van [bedrijf 29] bijgevoegd. De overeenkomst is gesloten tussen [bedrijf 30]. (hierna te noemen:[bedrijf 30]),[bedrijf 31],[bedrijf 6], [bedrijf 32] en [bedrijf 33].123.Bij de aanvraag zijn tevens vier accountantsverklaringen124.gevoegd.
Het postadres van[bedrijf 31],[bedrijf 6] en [bedrijf 32] was ten tijde van de leningaanvraag Postbus [postbusnummer], [postcode 2]Utrecht.125.
Deze postbus hoort bij het adres[adres 2] te Amersfoort.126.
In één van de ordners uit de kast van [verdachte] en[medeverdachte 1] is een getekend origineel exemplaar van de overeenkomst tot oprichting van[bedrijf 29] aangetroffen.127.
Op de laptop die op 7 mei 2012 in beslag is genomen in het pand aan de[adres 2] te Amersfoort, te weten het woonadres van [verdachte] en het werkadres van [verdachte] en[medeverdachte 1], zijn de overeenkomst tot oprichting van [bedrijf 29]en de vier accountantsverklaringen aangetroffen.128.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij gebeld is door[medeverdachte 1] over een aantal B.V.’s.[getuige 2] heeft met[medeverdachte 1] gepraat over het aanvragen van subsidies.[getuige 2] wilde de investeerders in persoon ontmoeten, maar daarna liet[medeverdachte 1] niets meer van zich horen.[getuige 2] heeft wel een aanvraag ingediend, maar heeft deze op het laatste moment weer ingetrokken.129.[medeverdachte 1] heeft toen nog een brief geschreven aan[getuige 2] waarin hij[getuige 2] onder druk zette om de aanvraag toch in te dienen.130.
Getuige[getuige 3], ten tijde van het indienden van de subsidieaanvraag middellijk aandeelhouder van [bedrijf 33]., heeft verklaard dat hij niet bekend is met of betrokken is geweest bij de subsidieaanvraag.131.Getuige[getuige 4], ten tijde van het indienen van de subsidieaanvraag bestuurder van [bedrijf 33]., heeft verklaard dat hij niet bekend is met of betrokken is geweest bij de subsidieaanvraag.132.Getuige[getuige 5], ten tijde van het indienen van de subsidieaanvraag directeur/aandeelhouder van[bedrijf 31], heeft verklaard dat hij niet bekend is met of betrokken is geweest bij de subsidieaanvraag.133.Het is niet gelukt om met de aandeelhouder en de bestuurder van[bedrijf 6] en de vertegenwoordiger van [bedrijf 32] in contact te komen.134.
[bedrijf 6],[bedrijf 31] en [bedrijf 32] zijn rechtspersonen uit de kast van [verdachte] en[medeverdachte 1].135.
4.3.4.6 OPV-5
Op 5 mei 2011 is op briefpapier van[bedrijf 34] een brief naar Stadsdeelkantoor Slotervaart gestuurd met de mededeling “Ons nieuwe rekeningnummer is [rekeningnummer 13] tnv.[bedrijf 34]”. De brief is ondertekend door[O] en daaronder is het telefoonnummer [telefoonnummer 1] vermeld.136.
In de administratie van Gemeente Amsterdam (Stadsdeelraad) is een viertal facturen aangetroffen van [bedrijf 34]met het gewijzigde rekeningnummer [rekeningnummer 13], waaronder een factuur van 5 mei 2011 van € 63.706,06 en een factuur van 19 mei 2011 van € 1.021.48.137.Deze twee facturen zijn door het Stadsdeel Nieuw West (hierna te noemen: het Stadsdeel) op respectievelijk 10 en 14 juni 2011 betaald.138.
Het Stadsdeel heeft op 28 juni 2011 aangifte gedaan van oplichting, er kort gezegd op neerkomend dat haar is gebleken dat [bedrijf 34]haar bankrekening niet had gewijzigd en er dus betalingen zijn verricht naar een verkeerde bankrekening.139.
Het in de brief van 5 november 2011 genoemde telefoonnummer [telefoonnummer 1] heeft bij gebruik het meeste aantal keren aangestraald (110 keer) op mastlocatie [mastlocatie 1], Amsterdam. Verder zijn twee mastlocaties aan de [adres 3] te Amsterdam (respectievelijk 70 en 64 keer) vaak aangestraald.140.Eerstgenoemde paallocatie is gelegen dichtbij de woning van [B], de plaats waar[medeverdachte 2] is aangehouden en de laatste twee locaties bevinden zich dicht in de buurt van de woning aan de[adres 4] te Amsterdam, te weten de woning van [P].[P] heeft op 13 juni 2012 – kort gezegd en voor zover redengevend – verklaard dat ze[medeverdachte 2] in mei 2010 heeft leren kennen, eind 2010 en 2011 de relatie wat meer werd, hij soms een paar dagen bij haar bleef en dan weer een paar dagen niet en dat ze sinds begin 2012 geen contact meer heeft met[medeverdachte 2].141.
Op een in beslag genomen harddisk in de woning van[medeverdachte 2] is op een datadrager onder de bestandnaam “Smoo” één van de door het Stadsdeel ingeboekte originele facturen van [bedrijf 34](van € 63.706,06) aangetroffen.142.Dit bestand is laatstelijk gewijzigd op 24 mei 2011.143.
Het in de brief van 5 mei 2011 genoemde bankrekeningnummer [rekeningnummer 13] is van[bedrijf 34]. Naar deze vennootschap is op 10 juni 2011 het bedrag van € 63.706,06 overgemaakt. Het beginsaldo vóór die betaling bedroeg € 167,11.144.
Dit bankrekeningnummer is eerder, namelijk in de periode februari 2010 tot en met oktober 2010, gebruikt in Colombia. Met een betaalpas is in dat land bij geldautomaten met een betaalpas geld opgenomen.145.[D] heeft hierover verklaard dat hij van[medeverdachte 1] een bankpas heeft gekregen in november 2009. Dat was van [bedrijf 34]. Daar heeft [D] gebruik van gemaakt door regelmatig[medeverdachte 1] te bellen vanuit Colombia en dan maakte[medeverdachte 1] € 20,-- over.146.
Na oktober 2010 tot en met 9 juni 2011 is de bankrekening van[bedrijf 34]. niet gebruikt en vervolgens weer wel voor de ontvangst van voornoemde bedragen van € 63.706,06 en
€ 1.021.48.[bedrijf 34]. was toen al ontbonden, namelijk op 30 december 2010. Binnen de boom van vennootschappen waar[bedrijf 34]. deel van uitmaakt komt de naam [D] vier keer voor als bestuurder. Boven in de boom zit[stichting 2].147.
[D] heeft verklaard dat hij van[medeverdachte 1] en [verdachte] handtekeningen heeft moeten zetten voor onder meer een[stichting 2].148.
Delen van de door het Stadsdeel naar de bankrekening van[bedrijf 34]. overgemaakte bedragen zijn op 11 en 14 juni 2011 doorgestort. Ten behoeve van deze overboekingen zijn door ING op 10 en 14 juni 2011 een aantal sms-berichten met zogenaamde TAN-codes gestuurd naar telefoonnummer[telefoonnummer 2].149.
[getuige 2] (zie hierboven bij OPV 4) heeft verklaard: “Telefonisch kon ik (…)[medeverdachte 1] ook niet meer bereiken, ik geef u de nummers:[telefoonnummer 2]”.150.
De locatie van het telefoonnummer[telefoonnummer 2] is op 10 juni 2011 ten tijde van het ontvangen van de SMS-berichten van ING viermaal Amersfoort en eenmaal Utrecht. De SMS in Utrecht is om 13:27:33 uur ontvangen en het toestel dat nummer[telefoonnummer 2] toen gebruikte was toen nabij het Casino in Utrecht.[medeverdachte 1] en [verdachte] zijn op die dag om 13:32 bij het casino naar binnen gaan.151.
Op 14 juni 2011 heeft nummer[telefoonnummer 2] om 8:33:25 van ING een SMS-bericht ontvangen op locatie Zonnehof, Amersfoort, te weten een locatie in de buurt van de woning van [verdachte]. Op dezelfde dag heeft nummer[telefoonnummer 2] van ING om 14:30:38 een SMS-bericht ontvangen op locatie Waterdreef, Amersfoort, te weten een locatie in de buurt van de woning van[medeverdachte 1]. Zowel op 10 als op 14 juni 2011 is op de banrekening van[bedrijf 34]. ingelogd met het dynamische IP-adres beginnend met “109”, een IP-adres dat aan [verdachte] en[medeverdachte 1] wordt toebedacht.152.
De eerste inlogging op de bankrekening van[bedrijf 34]. op 10 juni 2011 heeft via IP-adres[IP-adresnummer] plaatsgevonden. Via dat IP-adres is eerder ingelogd bij belastingdomeinen, onder meer met het burgerservicenummer van [B].153.
De bedragen die zijn doorgestort vanaf de bankrekening van[bedrijf 34]. zijn gegaan naar de bankrekeningen van[bedrijf 5] (totaal € 7.334,12),[bedrijf 3] (totaal € 5.596,99) en[bedrijf 35](totaal € 6.500,12), waarna op 10, 11 en 14 juni 2011 van de bankrekeningen van deze vennootschappen bij betaalautomaten in het casino en “langs de weg” cashbedragen zijn opgenomen.154.
Het beginsaldo op de rekeningen van deze bedrijven was voor de ontvangst van voornoemde bedragen respectievelijk € 33,19 ([bedrijf 5]), € 65,86 ([bedrijf 3]) en
€ 98,60 ([bedrijf 35]).155.
De procuratiehouders van[bedrijf 35]waren de heren[getuige 3] (“[getuige 3]”) en[S].156.[getuige 3] heeft verklaard dat hij[medeverdachte 1] (onder de naam “vissenkop”) en [verdachte] kent.157.
Bij een doorzoeking van de woning van [verdachte] is een kladblaadje aangetroffen met aantekeningen over de betalingsstroom op 10 juni 2011.158.
[verdachte] en[medeverdachte 1] hebben op 10, 11 en 14 juni 2011 een bezoek gebracht aan het casino.159.[verdachte] heeft verklaard op 10, 11 en 14 juni 2011 in het casino te zijn geweest en heeft verder verklaard toen bedragen te hebben gepind en dit op verzoek van[medeverdachte 2] te hebben gedaan.160.[medeverdachte 1] heeft verklaard op 10, 11 en 14 juni 2011 in het casino te zijn geweest en heeft verder verklaard toen bedragen te hebben gepind en dit op verzoek van[medeverdachte 2] te hebben gedaan.161.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1], genoemd in de brief van 5 mei 2011162., straalde ten tijde van het bezoek van [verdachte] en[medeverdachte 1] aan het Casino op 10 juni een zendmast aan in de buurt van het casino.163.
De laatste pinopname op 10 juni 2011 is geweest om 14.50 uur in Amersfoort (€ 500,00 van de rekening van [bedrijf 35]). Kort voor die opname heeft het nummer [telefoonnummer 1] een zendmast in Amersfoort aangestraald.164.
4.3.4.7 OPV-6
Op de telefoon van[medeverdachte 2] zijn twee foto’s aangetroffen die betrekking hebben op de bankrekeningen van de familie [familienaam]. De ene foto is van een document waarop rekeningnummers, inloggegevens, wachtwoorden en pincodes zijn vermeld.165.De tweede foto is een schermprint van een computerscherm ten tijde van een inlogging op “Mijn ING” waarbij het onderdeel beleggen is benaderd.166.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij die fotobestanden ontvangen heeft van [T].167.
In pingberichten tussen[medeverdachte 2] en[T] overleggen zij over de inhoud van de documenten en wat zij er mee kunnen.168.
In telefoongesprekken tussen[T] en[medeverdachte 2]169.komt naar voren dat[medeverdachte 2] vindt dat het allemaal te lang duurt en dat een sma bij INGbank heeft gezegd dat er veel bij komt kijken omdat zij niet kan zien of hij een Tancode lijst heeft of de Tancode per sms krijgt.[medeverdachte 2] zegt vervolgens dat hij een matti heeft die tatta’s heeft die hem gewoon gaan klemmen en drukken. In een later telefoongesprek zegt[T] tegen[medeverdachte 2]170.dat hij zijn adres heeft, dat je dat kunt zien als je gewoon inlogt.[T] vraagt of ze morgen al willen gaan.[medeverdachte 2] zegt dat hij dat kan regelen.171.
Het onderzoeksteam van de FIOD heeft ingegrepen door op 20 februari 2012 de betrokken banken te waarschuwen.172.Ook is de FIOD op 28 februari 2012 naar de woning van de familie [familienaam] gegaan en heeft mevrouw [U] op de hoogte gebracht van het vermoeden dat er via het internet ingelogd werd op haar bankrekeningen.173.
Tijdens de doorzoeking van de woning van[medeverdachte 2] aan de [adres 5] te Amsterdam op 7 mei 2012 is een document aangetroffen met daarop de inloggegevens en wachtwoorden die betrekking hebben op de twee bankrekeningen van familie [familienaam].174.
Getuige[getuige 6] heeft verklaard dat hij niemand toestemming heeft gegeven om de documenten die te zien zijn op D-173 en D-174 te fotograferen.175.
4.3.4.8 OPV-7
Op 12 april 2012 en op 2 mei 2012 is door een persoon die zich [V] noemde, gebeld naar de onderneming[bedrijf 36] (hierna te noemen:[bedrijf 36]) met de mededeling dat het rekeningnummer van[bedrijf 37], handelend onder de naam [benadeelde 5] (hierna te noemen: [benadeelde 5]), is gewijzigd en dat daarover een schriftelijk bericht zou volgen.176.
Op 2 mei 2012 is door die[V] een e-mail naar[bedrijf 36] gestuurd waarin het nieuwe rekeningnummer van “[benadeelde 5] Benelux” wordt vermeld en het telefoonnummer[telefoonnummer 3] dat gebeld kan worden met eventuele vragen.177.
Op 27 april 2012 heeft[bedrijf 36] een bedrag van € 10.696,91 overgemaakt naar het opgegeven nieuwe bankrekeningnummer. Op 2 mei 2012 hebben[bedrijf 36] en [benadeelde 5] aangifte gedaan van oplichting en valsheid in geschrifte, kort gezegd inhoudende dat het rekeningnummer van [benadeelde 5] niet is gewijzigd en dat de andersluidende berichten daarover vals zijn.178.
[I] (hierna te noemen:[I]) heeft verklaard dat zij werkzaam was bij [benadeelde 5]. Zij kwam in december 2011 via het uitgaanscircuit in contact met R.[J] (hierna te noemen:[J]). Later heeft[I] op verzoek van[J] facturen uit de administratie van [benadeelde 5] aan[J] gegeven. Een goede vriend van[J] zou de facturen vervalsen.[J] heeft haar verteld dat de goede vriend ook achter de oplichting van Ikea zat en dat toen ook niemand is gepakt.[I] heeft ook blanco factuurpapier en enveloppen van [benadeelde 5] aan[J] gegeven. In totaal heeft ze 33 facturen aan[J] gegeven.179.
Deze facturen vertegenwoordigen een totale waarde van € 1.699.698,33.180.
[J]en[medeverdachte 2] hebben meermalen in versluierende taal contact met elkaar over de oplichting van [benadeelde 5], meer specifiek over bepaalde facturen van klanten van [benadeelde 5].181.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij[J] kent, dat hij een vriend van hem is en dat hij genoemde telefonische contacten met[J] heeft gehad.[medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat hij betrokken is geweest bij de oplichting van [benadeelde 5] en haar klanten, hij wilde daarmee geld verdienen voor zichzelf.[medeverdachte 2] heeft ook verklaard dat hij op 27 april 2012 en op 28 april 2012 “langs de weg” van het nieuw opgegeven rekeningnummer geld heeft gepind, althans heeft geprobeerd te pinnen.[medeverdachte 2] heeft verklaard dat[medeverdachte 1] en [verdachte] ook bij de oplichting betrokken zijn geweest.182.
Tijdens de doorzoeking van de woning aan de[adres 2] te Amersfoort op 7 mei 2012 is een kladnotitie aangetroffen met daarop de tekst “[bedrijf 36]” en de cijfers “10696,91”.183.
Het nieuw opgegeven bankrekeningnummer stond op naam van [stichting 3] en de gemachtigde van deze rekening was de heer [W].184.
[medeverdachte 1] heeft op 10 april 2012 telefonisch contact gehad met [W] over de wijziging van de handelsnaam van [stichting 3] in “[benadeelde 5] Benelux”.185.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het telefoongesprek met [W] op 10 april 2012 heeft gevoerd op verzoek van[medeverdachte 2].186.
Op 10 april 2012 hebben[medeverdachte 2] en[medeverdachte 1] het volgende contact via whatsapp:[medeverdachte 2]
: En wanneer hoor ik van die advertentie.
[medeverdachte 1]: ?
[medeverdachte 2]: ADverTentie.187.
Op 25 april 2012 hebben[medeverdachte 2] en[medeverdachte 1] telefonisch contact over het feit dat het 0800-nummer het niet doet en dat[medeverdachte 1] actie moet ondernemen om het weer voor elkaar te krijgen.188.
Op 28 april 2012 hebben[medeverdachte 2] en[medeverdachte 1] telefonisch contact over het feit dat de rekening is geblokkeerd. De pinpoging is mislukt.[medeverdachte 2] vraagt[medeverdachte 1] om dit te regelen.189.
4.3.4.9 OPV-8
Inleiding
Tezamen en in vereniging zijn er opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend. De onjuistheden in de aangiften omzetbelasting bestaan er uit dat de rechtspersonen in de aangiften omzetbelasting fictieve inkoop van goederen en/of diensten opnemen. Er zijn echter geen inkoopfacturen of verkoopfacturen van de betreffende rechtspersonen aangetroffen en ook zijn er geen andere aanwijzingen waaruit enige economische activiteit van de rechtspersonen zou blijken.190.Ook is gebleken dat wanneer de belastingdienst heeft gevraagd om facturen, deze facturen pas na de datum van de vraag van de belastingdienst zijn opgemaakt en alsnog zijn ingestuurd.191.
Ten gevolge van deze onjuiste aangiften heeft de belastingdienst onterecht bedragen uitbetaald. In sommige gevallen heeft de belastingdienst niet uitbetaald, maar is wel een onjuiste aangifte ingediend.192.
Hieronder zal per bedrag dat is witgewassen worden uitgewerkt hoe de geldstroom is verlopen
Algemene bewijsmiddelen
De belastingdienst heeft in de periode van 1 februari 2009 tot en met 31 december 2010 de volgende bedragen overgemaakt193.;
- € 8.902,-- naar [bedrijf 4];
- € 3.905,-- naar [bedrijf 1];
- € 66.638,-- naar[bedrijf 5];
- € 4.815,-- naar[bedrijf 3].
Ook heeft de belastingdienst op 17 mei 2011 € 2.286,-- aan[bedrijf 38] uitbetaald.
Tijdens de doorzoeking van de woning van[medeverdachte 2] op 7 mei 2012 is een datadrager in beslag genomen. Op deze datadrager is de digitale versie van een brief aangetroffen die bij het indienen van twee belastingaangiften is meegezonden.194.De brief heeft als bestandsnaam “brief belastingdienst” ; als auteur staat [medeverdachte 2], als bedrijf[bedrijf 39] vermeld.195.
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat 27 rechtspersonen, waarvan de administratie is aangetroffen bij[medeverdachte 1] en [verdachte], de aangifte omzetbelasting hebben ingediend vanuit het IP-adres van [stichting 4] met het adres[adres 2] te Amersfoort. Eén van deze rechtspersonen is [bedrijf 2].196.
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel is naar voren gekomen dat [stichting 4] op 14 maart 1997 is opgericht en dat [verdachte] in meerdere periodes bestuurder is geweest van deze stichting.197.
Op een datadrager die op de[adres 2] te Amersfoort is aangetroffen, zijn kostenfacturen aangetroffen die opgemaakt zijn nadat de belastingdienst om afschriften van deze facturen heeft verzocht.198.
Op deze datadrager is een excelbestand aangetroffen, waarop 40 rechtspersonen vermeld staan. Per rechtspersoon is vermeld het fiscaalnummer, de inlogcode en wachtwoord om te kunnen inloggen op het belastingdomein, de aan de rechtspersoon gekoppelde bankrekening van[bedrijf 5] dan wel[bedrijf 3], tijdvakkencodes voor de aangiften omzetbelasting en loonheffing, post(bus)adressen, bedragen aan ingediende aangiften omzetbelasting en loonheffing en of de rechtspersoon actief is voor de omzetbelasting.199.
Op deze datadrager zijn ook kostenfacturen die betrekking hebben op [bedrijf 2] aangetroffen. Deze kostenfacturen zijn gebruikt voor de aangiften omzetbelasting. Verschillende gegevens op deze kostenfacturen zijn feitelijk onjuist.200.
Ook zijn kostenfacturen die betrekking hebben op [bedrijf 2] aangetroffen op een datadrager die zich bevond op het verblijfsadres van[medeverdachte 2].201.
Op de datadrager bevindt zich het bestand “overzicht.facturen.xlsx”. Het bestand bevat een overzicht van de facturen die gebruikt zijn voor de aangiften omzetbelasting. Deze facturen zijn ook in digitale versie aangetroffen op de datadrager die bij[medeverdachte 2] is aangetroffen.202.
De belastingdienst heeft op 3 maart 2010 afschriften van negen facturen ontvangen, na haar verzoek om die facturen.203.Dit zijn de facturen die zijn aangetroffen in een ordner met de aanduiding A-13 uit de kast van[medeverdachte 1] en [verdachte].204.
Het bedrag € 8.902,-- naar [bedrijf 4]
Op 10 februari 2009 heeft de belastingdienst € 8.902,-- gestort op de bankrekening van [bedrijf 4], betreffende omzetbelasting voor[bedrijf 40]205.
Van de bankrekening van [bedrijf 4] zijn vervolgens op 10 februari 2009 verschillende bedragen contant opgenomen “langs de weg”, te weten € 1.000,--, € 7.500,--, € 250,-- en
€ 134,78. Al deze bedragen zijn in Amersfoort opgenomen. Vervolgens wordt op 10 februari 2009 door [verdachte] € 5.000,-- overgeboekt naar [X] in Frankrijk via Western Union en wordt door[medeverdachte 1] op 11 februari 2009 en op 13 mei 2009 € 500,-- contant gestort op de bankrekening van zijn echtgenote.206.
Voordat de belastingdienst € 8.902,- stortte op de rekening van [bedrijf 4] had deze een negatief saldo van € 6,78.207.
Het bedrag € 3.905,-- naar [bedrijf 1]
Op 16 februari 2009 wordt door de belastingdienst € 3.905,-- gestort op de bankrekening van [bedrijf 1], betreffende omzetbelasting voor [bedrijf 2].208.
Van de bankrekening van [bedrijf 1] wordt vervolgens op 16 februari 2009 € 2.455,13 overgemaakt naar de bankrekening van [A ], wordt op 17 februari 2009 € 40,-- betaald met chipknip en wordt op 17 februari 2009 € 250,-- contant opgenomen “langs de weg”.209.
Voordat de belastingdienst € 3.905,- stortte op de rekening van [bedrijf 1] had deze een negatief saldo van € 281,97.210.
Het bedrag € 66.638,-- naar[bedrijf 5]
€ 3.571,--
Op 17 maart 2009 heeft de belastingdienst € 3.571,-- gestort op de bankrekening van[bedrijf 5], betreffende omzetbelasting voor [bedrijf 2].211.
Van de bankrekening van[bedrijf 5] wordt vervolgens op 17 maart 2009 € 1.089,-- gestort op de bankrekening van [bedrijf 4] ([rekeningnummer 15]), op 17 maart 2009 wordt € 78,-- en
€ 340,-- gestort op een andere bankrekening van [bedrijf 4] ([rekeningnummer 14]) en op 17 maart 2009 wordt € 1.023,-- gestort op de bankrekening van[bedrijf 3].212.
Vervolgens wordt op 17 maart 2009 € 1.000,-- contant opgenomen van de bankrekening [rekeningnummer 15] van [bedrijf 4], € 350,-- contant opgenomen van de bankrekening [rekeningnummer 14] van [bedrijf 4], € 1.000,-- contant opgenomen van de bankrekening van[bedrijf 5] en
€ 1.000,-- contant opgenomen van de bankrekening van[bedrijf 3].213.
Op 17 maart 2009 wordt € 300,-- contant gestort op de bankrekening van [verdachte]. Op 18 maart 2009 wordt € 200,-- contant gestort op de bankrekening van [verdachte]. Op 18 maart 2009 wordt € 1.000,-- contant gestort op de bankrekening van de echtgenote van[medeverdachte 1].214.
Voordat de belastingdienst €3.571,- stortte op de rekening van[bedrijf 5] bedroeg het saldo €15,92.215.
€ 6.846,--
Op 7 april 2009 heeft de belastingdienst € 6.846,-- gestort op de bankrekening van[bedrijf 5], betreffende omzetbelasting voor [bedrijf 2].216.
Op 7 april 2009 wordt van de bankrekening van[bedrijf 5] € 2.180,-- gestort op de bankrekening van [bedrijf 4] ([rekeningnummer 14]), € 2.030,-- gestort op de bankrekening van [bedrijf 4] ([rekeningnummer 15]) en € 130,-- en € 1.510,-- gestort op de bankrekening van[bedrijf 3]. Vanuit de rekening van[bedrijf 3] wordt € 500,-- gestort op de bankrekening [rekeningnummer 15] van [bedrijf 4].217.
Op 7 april 2009 worden verschillende bedragen van € 1.000,-- opgenomen van de hiervoor genoemde bankrekeningen. Op 7 april 2009 wordt tevens vanuit bankrekening [rekeningnummer 15] gestort naar de bankrekening van [bedrijf 7]. Vervolgens wordt op 8 april 2009
€ 1.100,-- gestort op de bankrekening van [Y].218.
Op 8 april 2009 wordt van de bankrekening van [bedrijf 7]€ 1.450,-- contant opgenomen. Op 8 april 2009 wordt € 1.000,-- contant gestort op de bankrekening van de echtgenote van[medeverdachte 1].219.
Voordat de belastingdienst € 6.846,- stortte op de rekening van[bedrijf 5] bedroeg het saldo € 6,28.220.
€ 7.156,--
Op 13 augustus 2009 wordt door de belastingdienst € 7.156,-- gestort op de bankrekening van[bedrijf 5], betreffende omzetbelasting voor [bedrijf 2].221.
Op 13 augustus 2009 wordt vervolgens vanuit de bankrekening van[bedrijf 5]
€ 1.350,-- overgemaakt aan[Z], € 4.524,13 overgemaakt naar de bankrekening van[bedrijf 6] ([rekeningnummer 4]), € 921,56 overgemaakt naar de bankrekening van[bedrijf 6] ([rekeningnummer 16]) en € 335,38 overgemaakt naar de bankrekening van[bedrijf 3]. Van deze bankrekening worden bedragen wederom doorgeboekt of contant opgenomen langs de weg.222.
Voordat de belastingdienst € 7.156,- stortte op de rekning van[bedrijf 5] bedroeg het saldo € 10,86 negatief.223.
€ 4.329,--
Op 6 oktober 2009 wordt € 4.239,-- gestort door de belastingdienst op de bankrekening van[bedrijf 5], betreffende omzetbelasting voor [bedrijf 2] Holding. Op 6 oktober 2009 wordt € 2.000,-- en op 7 oktober 2009 € 312,-- van de rekening van[bedrijf 5] doorgeboekt naar de bankrekening van[bedrijf 3]. Op 6 oktober 2009 en op 7 oktober 2009 wordt in totaal vier keer € 1.000,-- contant opgenomen van de rekeningen van[bedrijf 5] en[bedrijf 3].224.
Voordat de belastingdienst € 4.329,- stortte op de rekening van[bedrijf 5] bedroeg het saldo € 2,69.
€ 1.433,--
Op 17 november 2009 wordt door de belastingdienst € 1.433,-- gestort op de bankrekening van[bedrijf 5], betreffende omzetbelasting voor[bedrijf 41]. Op 17 november 2009 wordt € 1.000,-- contant opgenomen van deze bankrekening en € 400,-- doorgeboekt naar de bankrekening van[bedrijf 3].225.
Voordat de belastingdienst € 1.433,- stortte op de rekening van[bedrijf 5] bedroeg het saldo € 8,45 negatief.226.
€1.507,--
Op 1 december 2009 wordt door de belastingdienst €5,-, €469,- en € 1.033,- samen € 1.507,- gestort op de bankrekening van[bedrijf 5], betreffende teruggave voor [bedrijf 42] (ook wel [bedrijfsnaam]). Op 1 december 2009 wordt vervolgens
€ 1.000,-- langs de weg contant opgenomen van de rekening van[bedrijf 5] en € 500,-- overgeboekt naar de bankrekening van[bedrijf 3]. Van de bankrekening van[bedrijf 3] wordt op 1 december 2009 € 500,-- opgenomen langs de weg.227.
Voordat de belastingdienst € 1.507,- stortte op de rekening van[bedrijf 5] bedroeg het saldo € 8,45 negatief.228.
€ 12.249,--
Op 11 januari 2010 stort de belastingdienst € 4.480,- en € 7.769,- samen € 12.249,-- op de bankrekening van[bedrijf 5], betreffende loonheffing voor [bedrijf 2].
Op 11 januari 2010 wordt vervolgens vanaf de rekening van[bedrijf 5] € 1.000,-- contant opgenomen langs de weg, € 6.000,-- overgeboekt naar de bankrekening van[bedrijf 3] en € 500,-- en € 700,-- overgeboekt naar de bankrekening van [bedrijf 43]229.
Van de bankrekeningen van [bedrijf 43] en[bedrijf 3] worden diverse contante geldbedragen opgenomen langs de weg en in het casino. Op 13 en op 15 januari 2010 worden contante bedragen gestort op de bankrekeningen van[medeverdachte 1], de echtgenote van[medeverdachte 1] en [verdachte].230.
Voordat de belastingdienst € 12.249,- stortte op de rekening van[bedrijf 5] bedroeg het saldo €8,62.231.
€ 164,--
Op 19 januari 2010 wordt door de belastingdienst € 164,-- gestort op de bankrekening van[bedrijf 5], betreffende omzetbelasting voor [bedrijf 44]. Hiervan zijn op 19 januari 2010 twee uitgiftes voor brandstof gedaan.232.
€ 2.317,--
Op 26 januari 2010 en op 2 februari 2010 is in totaal € 2.317,-- gestort door de belastingdienst op de bankrekening van[bedrijf 5], betreffende omzetbelasting voor[bedrijf 44] Op 26 januari 2010 en op 2 februari 2010 zijn bedragen van € 30,--, € 1.200,--, € 1.180,-- en € 1.180,-- vanuit de bankrekening van[bedrijf 5] doorgeboekt naar de bankrekening van[bedrijf 3] en [bedrijf 13] Vanuit de bankrekening van[bedrijf 3] wordt op 28 januari 2010 € 150,-- overgemaakt naar de bankrekening van[medeverdachte 1].233.
€ 54,--
Op 1 april 2010 is door de belastingdienst € 54,-- aan loonheffing voor[bedrijf 45]gestort op de bankrekening van[bedrijf 5]. Vanuit de bankrekening van[bedrijf 5] is twee keer € 30,-- doorgeboekt naar de bankrekening van[bedrijf 13].234.
€ 6.007,--
Op 8 april 2010 is door de belastingdienst € 6.007,-- gestort op de bankrekening van[bedrijf 5], betreffende omzetbelasting voor[bedrijf 44] Van 8 april 2010 tot en met 19 april 2010 worden meerdere betalingen met een totaalbedrag van € 5.772,-- verricht vanuit de bankrekening van[bedrijf 5]. Op 12 april 2012 wordt vanuit de bankrekening van[bedrijf 5] € 225,-- overgeboekt naar de bankrekening van [bedrijf 13].235.
€ 6.508,--
Op 6 mei 2010 wordt door de belastingdienst € 6.508,-- gestort op de bankrekening van[bedrijf 5], betreffende omzetbelasting voor[bedrijf 46]236.
Op 6 mei 2010 wordt vanuit de bankrekening van[bedrijf 5] € 1.500,-- overgemaakt naar de bankrekening van[bedrijf 13] en € 4.000,-- overgemaakt naar de bankrekening van[bedrijf 3].237.Van de bankrekening van[bedrijf 3] wordt op 6 mei 2010 € 500,-- overgemaakt naar de bankrekening van[medeverdachte 1] en € 200,-- overgemaakt naar de bankrekening van [verdachte].238.
Voordat de belastingdienst in april en mei 2010 de stortingen deed op de rekening van[bedrijf 5] bedroeg het saldo € 60,97.239.
€ 4.167,--
Op 17 mei 2010 wordt door de belastingdienst een totaalbedrag van € 4.167,-- overgemaakt op de bankrekening van[bedrijf 5], betreffende omzetbelasting voor[bedrijf 44] en omzetbelasting voor[bedrijf 47] en [bedrijf 48].240.
Op 17 mei 2010 en op 19 mei 2010 wordt vanuit[bedrijf 5] respectievelijk
€ 2.950,-- en € 70,-- overgemaakt op de bankrekening van[bedrijf 3]. Vanuit de bankrekening van[bedrijf 3] zijn in de periode van 17 mei 2010 tot en met 28 mei 2010 verschillende bedragen overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 13].,[medeverdachte 1] en [verdachte].241.
€ 1.671,--
Op 3 juni 2010 heeft de belastingdienst € 1.671,-- aan omzetbelasting voor[bedrijf 44] gestort op de bankrekening van[bedrijf 5]. Vanuit de bankrekening van[bedrijf 5] is op 3 juni 2010 € 1.600,-- doorgestort naar de bankrekening van[bedrijf 3].242.Tussen 3 juni 2010 en 15 juni 2010 zijn van de bankrekeningen van[bedrijf 5] en[bedrijf 3] diverse bedragen contant opgenomen langs de weg.243.
Van de bankrekening van[bedrijf 3] is op 3 juni 2010 € 600,-- naar de bankrekening van[medeverdachte 1] en € 600,-- naar de bankrekening van [verdachte] overgeboekt.244.
€ 8.039,--
Op 20 juli 2010 heeft de belastingdienst een totaalbedrag van € 8.039,-- overgemaakt op de bankrekening van[bedrijf 5] betreffende loonheffing voor [bedrijf 49]245.
Op 20 juli 2010 wordt vervolgens vanuit de bankrekening van[bedrijf 5] € 5.000,-- overgemaakt naar de bankrekening van[bedrijf 3].246.Vanuit zowel de bankrekening van[bedrijf 5] als de bankrekening van[bedrijf 3] wordt op 20 en 21 juli 2010 contant geldt opgenomen in het casino of langs de weg.247.Op 20 juli 2010 wordt er € 1.000,-- contant gestort op de bankrekening van [verdachte].248.Op 20 en 21 juli 2010 wordt er € 1.000,-- en € 1.400,-- contant gestort op de bankrekening van de echtgenote van[medeverdachte 1].249.
Op 20 juli 2010 wordt er € 300,-- contant gestort op de bankrekening van[medeverdachte 1].250.
Voordat de belastingdienst de stortingen deed op de rekening van[bedrijf 5] bedroeg het saldo € 2,61.251.
€ 620,--
Op 11 augustus 2010 wordt door de belastingdienst € 620,-- gestort op de bankrekening van[bedrijf 5] betreffende vennootschapsbelasting voor [bedrijf 46]252.
Op 11 augustus 2010 wordt vanuit de bankrekening van[bedrijf 5] € 610,-- overgeboekt naar de bankrekening van [verdachte].253.
Voordat de belastingdienst € 620,- stortte op de rekening van[bedrijf 5] bedroeg het saldo € 5,67 negatief.254.
Het bedrag € 4.815,-- naar[bedrijf 3]
Op 6 oktober 2009 wordt € 1.279,-- gestort door de belastingdienst op de bankrekening van[bedrijf 3], betreffende omzetbelasting voor[bedrijf 50]Op 6 oktober 2009 en op 7 oktober 2009 wordt in totaal twee keer € 1.000,-- contant opgenomen van de rekening van[bedrijf 3].255.
Op 17 mei 2010 wordt door de belastingdienst € 1.463,-- overgemaakt op de bankrekening van[bedrijf 3], betreffende omzetbelasting voor[bedrijf 51]256.
Vanuit de bankrekening van[bedrijf 3] zijn in de periode van 17 mei 2010 tot en met 28 mei 2010 verschillende bedragen overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 13],[medeverdachte 1] en [verdachte].257.
Op 22 juni 2010 wordt € 2.073,-- door de belastingdienst gestort op de bankrekening van[bedrijf 3], betreffende omzetbelasting voor [bedrijf 51]258.
Op 22 juni 2010 wordt € 100,-- en op 28 juni 2010 wordt € 50,-- overgeboekt van de bankrekening van[bedrijf 3] naar[bedrijf 13]259.
Op 22 juni 2010 wordt € 900,-- doorgeboekt van de bankrekening van[bedrijf 3] naar de bankrekening van[bedrijf 5].260.
In de periode van 22 juni 2010 tot en met 25 juni 2010 worden vervolgens van de bankrekening van[bedrijf 3], [bedrijf 13] en[bedrijf 5] verschillende bedragen contant opgenomen, dan wel overgeboekt.261.
Op 22 juni 2010 wordt € 200,-- gestort op de bankrekening van[medeverdachte 1] en € 500,-- op de bankrekening van de echtgenote van[medeverdachte 1]. Op 22 juni 2010 wordt € 760,-- contant gestort op de bankrekening van [verdachte].262.
Het bedrag € 2.286,-- naar [bedrijf 38]
De belastingdienst heeft op 17 mei 2011 een bedrag van € 2.286,-- uitbetaald aan [bedrijf 38], betreffende omzetbelasting. Dit bedrag is uitbetaald op bankrekening[rekeningnummer 17]van [bedrijf 52]263.
De aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2011 van [bedrijf 38]is ondertekend met de naam [naam] is echter op 11 mei 2002 overleden.264.
[verdachte] heeft verklaard dat hij [stichting 5], [stichting 6], [bedrijf 53], [bedrijf 54]en [bedrijf 38] aan [medeverdachte 2] heeft verkocht. Hij heeft als uittredend bestuurder van [stichting 5] en namens [stichting 7] formulieren ingevuld en ondertekend. Deze papieren heeft hij daarna aan [medeverdachte 2] meegegeven samen met een kopie van zijn legitimatie.265.
Op een gegevensdrager die gevonden is bij[medeverdachte 2] is een brief aangetroffen van 29 maart 2011 getekend door[naam] en gericht aan[stichting 5] betreffende de aangiften 1e kwartaal van [bedrijf 38] en [bedrijf 54]Tevens is bij[medeverdachte 2] een excelbestand aangetroffen met de aangifte omzetbelasting van [bedrijf 38] voor het 1e kwartaal 2011.266.
Van de bankrekening van[bedrijf 52] werd op 17 mei 2011 € 1.000,-- contant opgenomen, op 18 mei 2011 werd € 930,-- contant opgenomen en op 20 mei 2011 € 390,--.
Het banksaldo bedroeg voor de storting € 315,59 negatief en na deze opnames € 0,41.267.
4.3.5
Bewijsoverwegingen
4.3.5.1 Ten aanzien van het deelnemen aan een criminele organisatie
De rechtbank is op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie en overweegt daartoe het volgende.[medeverdachte 2]
,[medeverdachte 1] en [verdachte] hebben samen met anderen documenten vervalst, zoals facturen en rekeningoverzichten met daarop betalingsherinneringen of een brief. De originele documenten zijn onderschept en vervolgens voorzien van een vals bankrekeningnummer van een andere B.V. Deze documenten met daarop het valse rekeningnummer zijn ingediend bij een onderneming en de onderneming heeft daarbij een begeleidende brief met een toelichting over de wijziging van het rekeningnummer. De onderneming is op deze manier bewogen tot het overmaken van betalingen naar het bankrekeningnummer van de betreffende BV. (zie OPV-0, OPV-1, OPV-2, OPV-3, OPV-5 en OPV-7).
Om te voorkomen dat een betaling van de onderneming niet door de naam-nummercontrole van de bank heen komt, hebben de verdachten de tenaamstelling van de bankrekening van de B.V. aangepast. De naam van de bankrekening wordt steeds (deels) gewijzigd in de naam van de onderneming die de betaling eigenlijk hoort te ontvangen.
Als er vervolgens geld is overgemaakt naar het rekeningnummer van de B.V., wordt het geld via een vertakt netwerk doorgesluisd naar een tweede, derde of vierde B.V. en uiteindelijk (deels) contant opgenomen. Deze contante opnamen vinden langs de weg en in een casino plaats. Ook zijn er bedragen overgeboekt naar bankrekeningen in het buitenland.
Het contant opnemen van gelden gebeurt op een gestructureerde wijze en houdt steeds verband met het maximale bedrag dat dagelijks kan worden opgenomen. Ook blijkt uit de bankafschriften dat het saldo van de bankrekeningen vóór de overboekingen niet hoog genoeg was om de overgeboekte bedragen over te maken. Hieruit leidt de rechtbank af dat het de gestorte bedragen betreft die zijn overgeboekt en doorgesluisd naar andere B.V.’s en vervolgens contant zijn opgenomen.
Uit voornoemde bewijsmiddelen komen voorts pogingen tot benadeling van een particulier en tot benadeling van de overheid naar voren (zie OPV-4 en OPV-6). Daarnaast hebben verdachten op naam van verschillende B.V.’s opzettelijk onjuiste aangiften omzet- loon- of vennootschapsbelasting ingediend met een verzoek om teruggave (zie OPV-8). Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt dat deze bedragen in meerdere gevallen ook daadwerkelijk zijn uitbetaald.
Voor een veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie dient te worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een organisatie, dat die organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen.
Voor een criminele organisatie moet er sprake zijn van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen twee of meer personen.
Uit de onder 4.3.3 en 4.3.4 beschreven bewijsmiddelen en de hiervoor beschreven modus operandi blijkt het volgende. Er is gedurende een langere periode gebruik gemaakt van dezelfde modus operandi. De rechtbank is daarom van oordeel dat er een duurzaam karakter is. Daarbij is er steeds gebruik gemaakt van veelal dezelfde rechtspersonen en bankrekeningen en blijken iedere keer dezelfde personen (soms in wisselende samenstelling) betrokken te zijn.[medeverdachte 2],[medeverdachte 1] en [verdachte] vormen naar het oordeel van de rechtbank de kern van deze organisatie. De rechtbank is ook van oordeel dat er een duidelijk gestructureerd samenwerkingsverband is geweest, op te splitsen in vier fasen te weten de selectie van een slachtoffer, de voorbereiding van de strafbare feiten, het plegen van de strafbare feiten en het witwassen van de verkregen gelden. Voor deze handelwijze is naar het oordeel van de rechtbank een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming vereist. De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat er sprake is geweest van een criminele organisatie.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen tevens vast dat het doel van deze organisatie het plegen van misdrijven was, namelijk misdrijven die gericht waren op het genereren van geld, te weten oplichting, valsheid in geschrifte, diefstal met een valse sleutel, belastingfraude en witwassen, en dat verdachte heeft deelgenomen aan deze organisatie.
4.3.5.2 Ten aanzien van het witwassen
De rechtbank is op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt op basis van de genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte en zijn mededaders geldbedragen hebben verkregen door het plegen van misdrijven, te weten valsheid in geschrifte, oplichting, diefstal en het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften. Verdachte en zijn mededaders wisten dan ook dat de gelden van misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank stelt voorop dat op zichzelf noch de tekst noch de geschiedenis van de totstandkoming van de artikelen 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht eraan in de weg staat dat iemand die een in die bepalingen omschreven gedraging verricht ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens - kort gezegd - witwassen.
Om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen, moet de verdachte het voorwerp niet slechts voorhanden hebben gehad, maar zijn gedragingen moeten ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Verdachte en zijn mededaders hebben de herkomst van het geld proberen te verhullen door de gelden door te sluizen naar verschillende B.V.’s en vervolgens geldbedragen contant op te nemen. Dit alles is gebeurd binnen zeer korte tijd na het storten van de geldbedragen. Hierdoor was het voor de bedrijven onmogelijk om het gestorte geld terug te krijgen en was er geen zicht op de geldstromen. Tot op heden is het ook onduidelijk waar al het geld gebleven is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van witwassen.
De rechtbank is tevens van oordeel, gelet op de lange periode en de hoeveelheid witgewassen geldbedragen, dat verdachte en zijn mededaders van witwassen een gewoonte hebben gemaakt.
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte de in de tenlastelegging onder feit 2 genoemde bedragen heeft witgewassen.
4.3.6
Parketnummer 16/992001-13
Het bewijs
Op 7 mei 2012 is de woning van verdachte aan de[adres 2] te Amersfoort doorzocht. In de woning zijn onder meer de volgende goederen aangetroffen drie op een vuurwapen gelijkende voorwerpen, diverse scherpe patronen.268.
Op 7 mei 2012 heeft een forensisch onderzoek plaatsgevonden in de woning van verdachte. Tijdens dit onderzoek zijn verschillende wapens veilig gesteld en in beslag genomen. De goederen zijn aangetroffen in een specie kuip op een kamer op de eerste verdieping, in een attachékoffer onder het dakschot en in diezelfde ruimte in een bruine leren koffer.269.
Uit onderzoek blijkt dat het bezit van de volgende aangetroffen wapens strafbaar is gesteld in de Wet Wapens en Munitie, te weten:
- een geweer, merk FN Browing, kaliber .22 Short, wapennummer 18977, categorie II sub 3;
- een namaakpistool (model Colt 1911 A1, M-1911 A1-67 Autolading pistol, Caliber 45-US Army model), categorie I sub 7.
- een revolver, merk ME, model Jaguar 80, kaliber 380 / 9mm Knall categorie III sub 1;
- een patroonmagazijn, categorie III sub 1;
- een scherpe patroon kaliber 8mm, categorie III;
- 76 scherpe patronen, merk Dynamiet Nobel, kaliber 6mm, categorie III;
- 14 scherpe patronen, merk Dynamiet Nobel, kaliber 9mm, categorie III;
- een scherpe patroon, merk DWM, kaliber 7,65mm, categorie III;
- 2 scherpe patronen, kaliber 9mm, categorie III;
- 43 scherpe patronen, merk DAG, kaliber .303, categorie III;
- 6 scherpe patronen, merk HLA, kaliber 8x57mm, categorie III;
- 37 scherpe patronen, kaliber 14mm, categorie III;
- een vilmes, categorie I sub 3;
- een stiletto, categorie I sub 1.270.
Bewijsoverwegingen
Het begrip ‘voorhanden hebben’ veronderstelt een drietal factoren:
1. aanwezigheid wapen of munitie.
2. machtsrelatie tussen dader en wapen of munitie. Er moet een zekere machtsuitoefening mogelijk zijn en een zekere handelingsbevoegdheid.
3. bewustheid dader. Er moet bij de dader in meerdere of mindere mate sprake zijn van bewustheid ten opzichte van het aanwezig hebben van het wapen of de munitie.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er diverse wapens en munitie aanwezig waren in de woning van verdachte. Omdat het de woning van verdachte betreft, was er derhalve een zekere machtsrelatie tussen verdachte en de wapens en de munitie.
Verdachte heeft echter ontkend dat hij bewust was van de aanwezigheid van de wapens. De rechtbank gaat echter voorbij aan deze ontkenning, omdat de rechtbank van oordeel is dat, gelet op de plek waar de wapens en munitie zijn aangetroffen, het niet anders kan dan dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de verboden goederen in zijn woning.
De rechtbank is, gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden, van oordeel dat verdachte wapens en munitie voorhanden heeft gehad, terwijl het bezit van deze wapens en munitie bij wet verboden is.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Parketnummer 16/994014-11
Feit 1
op meer tijdstippen in de periode van 1 december 2008 tot en met 2 mei 2012 in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband met[medeverdachte 2] en [D] en [medeverdachte 1] en meer andere (rechts)personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van de volgende misdrijven:
gewoontewitwassen, strafbaar gesteld bij artikel 420bis/ter van het Wetboek van Strafrecht en
valsheid in geschrifte, strafbaar gesteld bij artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht en
oplichting, strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en
diefstal (door middel van een valse sleutel), strafbaar gesteld bij artikel 311 (lid 1 sub 5) van het Wetboek van Strafrecht en
het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften, strafbaar gesteld bij het artikel 69 Algemene wet inzake Rijksbelastingen;
Feit 2
op meer tijdstippen in de periode van 1 december 2008 tot en met 2 mei 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededaders, telkens voorwerpen, te weten geldbedragen, te weten
Euro 130.804,07 (OPV-1) en
Euro 39.669,84 en Euro 240.144,03 (OPV-2) en
Euro 88.064,25 en Euro 16.310 (OPV-3) en
Euro 63.706.06 en Euro 1.021,48 (OPV-5) en
Euro 10.696,91 (OPV-7) en
Euro 8.902 en Euro 3.905 en Euro 66.638 en Euro 4.815 en Euro 2.286 (OPV-8),
voorhanden gehad en verworven en omgezet en overgedragen en daarvan gebruik gemaakt,
terwijl verdachte en zijn mededaders telkens wisten dat die geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit misdrijf;
Parketnummer 16/992001-13
Feit 1
op 07 mei 2012 te Amersfoort een wapen van categorie II onder 3, te weten een geweer (merk FN Browing, kaliber .22 short, wapennummer 18977), welke bestemd is om projectielen en stoffen door een loop af te schieten en welke werking semi-automatisch is en berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing, voorhanden heeft gehad;
Feit 2
op 07 mei 2012 te Amersfoort, een wapen van categorie III onder 1, te weten een revolver (merk ME, model Jaguar 80, kaliber .380 / 9 mm Knall, wapennummer 185204), welke bestemd is om projectielen en stoffen door een loop af te schieten en berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing, voorhanden heeft gehad;
Feit 3
op 07 mei 2012 te Amersfoort, munitie van categorie III, te weten:
een patroonmagazijn en
een scherp patroon (kaliber 8 mm) en
zevenenzestig scherpe patronen (merk Dynamiet Nobel, kaliber 6 mm) en
veertien,scherpe patronen (merk Dynamiet Nobel, kaliber 9 mm) en
een scherp patroon (merk DWM, kaliber 7.65 mm) en/of
twee scherpe patronen (merken GFL en/of DOU, kaliber 9 mm) en
drieënveertig scherpe patronen (merk DAG, kaliber .303) en
zes scherpe patronen (merk HLA, kaliber 8x57 mm) en
acht scherpe patronen (merk Starlett, kaliber 14 mm) en
negenentwintig scherpe patronen (merk Rottweil, kaliber 14 mm),
voorhanden heeft gehad;
Feit 4
op 07 mei 2012 te Amsterdam een wapen van categorie I onder 7, te weten een nabootsing van een pistool (model Colt 1911 A1, M-1911 A1-67 Autolading pistol, Caliber 45-US Army model), dat door zijn vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
Feit 5
op 07 mei 2012 te Amersfoort een wapen van categorie I onder 3, te weten een vilmes en een wapen, te weten een stiletto van categorie I onder 1, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Parketnummer 16/994014-11
Feit 1: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Feit 2: gewoontewitwassen.
Parketnummer 16/992001-13
Feit 1, feit 2 en feit 3: telkens: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.
Feit 4 en feit 5: telkens: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de redelijke termijn is geschonden en verzocht om hiermee rekening te houden bij de strafoplegging. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte een beperkte rol heeft gehad en dat hij bereid is een werkstraf te doen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen meerdere jaren lang schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen. Witwassen heeft een ontwrichtende werking op het financieel en economisch verkeer en de openbare orde. De misdrijven die door de criminele organisatie zijn gepleegd zijn ook puur uit financieel belang voortgekomen. De totale omvang van de gepleegde fraude bedraagt rond de
€ 1.000.000,--. De rechtbank rekent dit toe aan alle verdachten.
Verdachte en zijn mededaders hebben verschillende misdrijven gepleegd om aan geld te komen. Dit geld hebben zij vervolgens op een zeer geraffineerde wijze weggesluisd, door het geld door te boeken naar verschillende zogenoemde plof BV’s en dit geld vervolgens contant op te nemen. Nog steeds is het niet duidelijk waar het geld is gebleven en in de meeste gevallen zullen de benadeelde partijen hun geld nooit meer terug krijgen. De rechtbank neemt dit verdachte en zijn mededaders zeer kwalijk.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 23 juli 2013 blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, te weten valsheid in geschrifte en nalaten van gegevens verstrekken. De rechtbank houdt hier in het nadeel van verdachte rekening mee.
De raadsman heeft betoogd dat de redelijke termijn is geschonden, omdat als aanvangsdatum van die termijn moet worden uitgegaan van 15 juni 2010. De raadsman heeft verzocht hiermee rekening te houden in de strafmaat.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het strafrechtelijk onderzoek is gestart in 2011 en dat de huiszoekingen pas in mei 2012 hebben plaatsgevonden. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de huiszoekingen het moment markeren vanaf wanneer de verdachten konden verwachten dat er een strafrechtelijke vervolging werd ingesteld en dat de redelijke termijn is gaan lopen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de huiszoekingen het moment weergeven waarop de redelijke termijn is gaan lopen. Sinds die dag zijn er nog geen twee jaren verstreken. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een schending van de redelijke termijn en de rechtbank zal hier verder geen rekening mee houden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat een langdurige gevangenisstraf passend en geboden is, gelet op de ernst en de omvang van de gepleegde feiten. De rechtbank zal dan ook een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk opleggen om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is. De rechtbank zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[benadeelde 2] - feit 2
De behandeling van de vordering van [benadeelde 2] Noord/Zuidlijn V.O.F., levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 2 (parketnummer 16/994014-11) bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op
€ 279.813,87 (tweehonderdnegenenzeventigduizendachthonderddertien euro en zevenentachtig eurocent) aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 39.669,84 met ingang van 17 april 2009 en over € 240.144,03 met ingang van 6 mei 2009. Verder zullen ook de gevorderde kosten voor rechtsbijstand van € 7.500,00 worden toegewezen. Uit de toelichting van [benadeelde 2] op dit onderdeel van haar vordering blijkt dat deze kosten zijn gemaakt in verband met het leggen van conservatoir beslag en het voeren van een procedure in 2009 tegen [bedrijf 1]. Deze kosten heeft [benadeelde 2] dus moeten maken als een rechtstreeks gevolg van het onrechtmatig handelen van[medeverdachte 2],[medeverdachte 1] en [verdachte] (te weten de oplichting). Over dit deel van de vordering is overigens geen rente gevorderd door [benadeelde 2].
Verder zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
Rabobank - feit 2
Nu niet is gebleken dat het bewezen geachte feit (OPV-3) aan de Rabobank rechtstreeks schade heeft toegebracht, is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk. De rechtbank overweegt daartoe dat de schade direct is toegebracht aan[benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en niet aan de Rabobank. De Rabobank heeft dan wel de schade vergoed aan [benadeelde 3] en [benadeelde 4], maar dat betekent niet dat zij zich als benadeelde partij kan voegen in de strafrechtelijke procedure (zie HR 23 maart 1999, NJ 1999, 403).
Ikea – feit 1
Nu het zaaksdossier OPV-0 niet onder feit 2 ten laste is gelegd en dus niet bewezen is verklaard ten aanzien van verdachte, is Ikea B.V. niet-ontvankelijk in de vordering. De rechtbank overweegt daarbij ten overvloede dat ten aanzien van feit 1 niet blijkt dat er rechtstreekse schade is ontstaan door het handelen van verdachte. De rechtbank bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 140, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
11. Beslissing
De rechtbank:
Geldigheid dagvaarding
Verklaart de dagvaarding partieel nietig ten aanzien van de zinsnede “onder meer” opgenomen onder feit 2 (parketnummer 16/994014-13) en verklaart de dagvaarding voor het overige geldig.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 16/994014-11
Feit 1: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Feit 2: gewoontewitwassen.
Parketnummer 16/992001-13
Feit 1, feit 2 en feit 3: telkens: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.
Feit 4 en feit 5: telkens: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 4 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Benadeelde partijen
[benadeelde 2] (feit 2)
Wijst de vordering van [benadeelde 2] Noord/Zuidlijn V.O.F. toe tot € 279.813,87 (zegge tweehonderdnegenenzeventigduizendachthonderddertien euro en zevenentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 39.669,84 met ingang van 17 april 2009 en over € 240.144,03 met ingang van 6 mei 2009.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 2] Noord/Zuidlijn V.O.F. voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte in de kosten van rechtsbijstand van de benadeelde partij tot een bedrag van € 7.500,--.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] Noord/Zuidlijn V.O.F, aan de Staat € 279.813,87 (zegge tweehonderdnegenenzeventigduizendachthonderddertien euro en zevenentachtig eurocent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 365 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Rabobank (feit 2)
Verklaart Rabobank Nederland B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Ikea (feit 1)
Verklaart Ikea B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. J.P.H. van Driel Van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 oktober 2013.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 16/994014-11
Feit 1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 januari 2007 tot en met 2 mei 2012 te Amersfoort en/of Rijswijk en/of Baarn en/of ’s-Hertogenbosch en/of Spijkenisse en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Scheveningen en/of Utrecht en/of Nijmegen en/of Zandvoort, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband met[medeverdachte 2] en/of [D] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer andere (rechts)personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van de volgende misdrijven:
(gewoonte)witwassen, strafbaar gesteld bij artikel 420bis/ter van het Wetboek van Strafrecht en/of
valsheid in geschrifte, strafbaar gesteld bij artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht en/of
oplichting, strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en/of
diefstal (door middel van een valse sleutel), strafbaar gesteld bij artikel 311 (lid 1 sub 5) van het Wetboek van Strafrecht en/of
het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften, strafbaar gesteld bij het artikel 69 Algemene wet inzake Rijksbelastingen;
art 140 Wetboek van Strafrecht
Feit 2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 2 mei 2012 te Amersfoort en/of Rijswijk en/of Baarn en/of ’s-Hertogenbosch en/of Spijkenisse en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Scheveningen en/of Utrecht en/of Nijmegen en/of Zandvoort, althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en), tot een totaal bedrag van (ongeveer) Euro 1.391.048,18 te weten (onder meer)
Euro 130.804,07 (OPV-1) en/of
Euro 39.669,84 en/of Euro 240.144,03 (OPV-2) en/of
Euro 88.064,25 en/of Euro 16.310 (OPV-3) en/of
Euro 63.706.06 en/of Euro 1.021,48 (OPV-5) en/of
Euro 10.696,91 (OPV-7) en/of
Euro 8.902 en/of Euro 3.905 en/of Euro 66.638 en/of Euro 4.815 en/of
Euro 2.286 (OPV-8),
voorhanden gehad en/of verworven en/of omgezet en/of overgedragen en/of daarvan gebruik gemaakt,
terwijl, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit misdrijf;
art 47 juncto art 420ter juncto art 420bis lid 1 sub b Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 2 mei 2012 te Amersfoort en/of Rijswijk en/of Baarn en/of ’s-Hertogenbosch en/of Spijkenisse en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Scheveningen en/of Utrecht en/of Nijmegen en/of Zandvoort, althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
(telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en), tot een totaal bedrag van (ongeveer) Euro 1.391.048,18 te weten (onder meer)
1) Euro 130.804,07 (OPV-1) en/of
2) Euro 39.669,84 en/of Euro 240.144,03 (OPV-2) en/of
3) Euro 88.064,25 en/of Euro 16.310 (OPV-3) en/of
4) Euro 63.706.06 en/of Euro 1.021,48 (OPV-5) en/of
5) Euro 10.696,91 (OPV-7) en/of
6) Euro 8.902 en/of Euro 3.905 en/of Euro 66.638 en/of Euro 4.815 en/of
Euro 2.286 (OPV-8),
voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben verworven en/of heeft/hebben omgezet en/of heeft/hebben overgedragen en/of daarvan heeft/hebben gebruik gemaakt,
terwijl, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit misdrijf;
Parketnummer 16/992001-13
Feit 1
hij op of omstreeks 07 mei 2012 te Amsterdam, althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen van categorie II onder 3, te weten een geweer (merk FN Browing, kaliber .22 short, wapennummer 19877)(, welke bestemd is om projectielen en/of stoffen door een loop af te schieten en/of welke werking semi-automatisch is en/of berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing), voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Feit 2
hij op of omstreeks 07 mei 2012 te Amsterdam, althans in Nederland, alleen, althans tezamen in vereniging met (een) ander(en), een wapen van categorie III onder 1, te weten een revolver (merk ME, model Jacquar 80, kaliber .380 / 9 mm Knall, wapennummer 185204)(, welke bestemd is om projectielen en/of stoffen door een loop af te schieten en/of berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing), voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Feit 3
hij op of omstreeks 07 mei 2012 te Amsterdam, althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een of meer munitie van categorie III, te weten:
een patroonmagazijn en/of
een (scherp) patroon (kaliber 8 mm) en/of
zevenenzestig, althans een of meer (scherpe) patro(o)n(en) (merk Dynamiet Nobel, kaliber 6 mm) en/of
veertien, althans een of meer (scherpe) patro(o)n(en) (merk Dynamiet Nobel, kaliber 9 mm) en/of
een (scherp) patroon (merk DWM, kaliber 7.65 mm) en/of
twee, in elk geval een of meer (scherpe) patro(o)n(en) (merk(en) GFL en/of DOU, kaliber 9 mm) en/of
drieenveertig, in elk geval een of meer (scherpe) patro(o)n(en) (merk DAG, kaliber .303) en/of
zes, in elk geval een of meer (scherpe) patro(o)n(en) (merk HLA, kaliber 8x57 mm) en/of
acht, in elk geval een of meer (scherpe) (hagel) patro(o)n(en) (merk Starlett, kaliber 14 mm) en/of
negenentwintig, in elk geval een of meer (scherpe) (hagel) patro(o)n(en) (merk Rottweil, kaliber 14 mm),
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Feit 4
hij op of omstreeks 07 mei 2012 te Amsterdam, althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen van categorie I onder 7, te weten (een) nabootsing(en)) van een pistool en/of revolver (model Colt 1911 A1, M-1911 A1-67 Autolading pistol, Caliber 45-US Army model), dat/die door zijn/hun vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
Feit 5
hij op of omstreeks 07 mei 2012 te Amsterdam, althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen van categorie I onder 3, te weten een vilmes en/of een wapen, te weten een stiletto van categorie I onder 1, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 03‑10‑2013
D-1164.
V02-02.
AH-002.
AH-001, AH-002 en AH-003.
D-207.
D-207 en D-493.
D-499 en D-980.
D-1036.
D-492.
AH-003.
D-491/3.
D-893.
D-502.
D-894/1 en D-894/2.
De verklaring van[D], afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 10 januari 2013.
AH-039, p. 100748.
B-digi-026, C-digi-029 en AH-040, p. 100802 en 100803.
D-1074.
AH-065.
AH-003.
D-738 en D-739 en OPV 3, p. 19.
D-974.
D-778.
AH-033.
D-739.
D-778.
AH-003.
D-974.
AH-033.
D-798.
AH-033.
AH-003.
D-548/1 tot en met D-548/4.
D-581, D-582 en de verklaring van [F], afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 8 januari 2013.
De verklaring van[D], afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 10 januari 2013.
De verklaring van [medeverdachte 2], afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2013.
C-DIGI-029, D-1037, D-1039 en D-1040.
C-DIGI-029 en D-1041.
D-477.
C-DIGI-029 en D-1038.
D-626.
D-983 en D-619.
G10-01.
AH-071.
D-511.
D-556/3.
D-509.
D-510.
D-556/2, D-556/3 en D-556/4.
D-977/2 en D-977/3.
V5-01.
De verklaring van [medeverdachte 2], afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2013.
AH-067a, p. 100937 tot en met p. 100940.
D-981.
AH-067a.
De verklaring van[getuige 1], afgelegd bij de rechter-commissaris op 10 januari 2013.
D-587.
D-587.
AH-066
D-970/4
D-583.
AH-066.
D-974.
De verklaring van[medeverdachte 2], afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 5 maart 2013.
D-970.
D-970.
D-025, D-301, D-581, D-585, D-586, D-970 en D-971.
D-025.
D-518.
V02-02 en AH-002.
D-015 en D-016.
OPV-1, p. 63 en D-974.
D-519.
D-1037, D-1039 en D-1040.
AH-031A.
D-503.
AH-031A.
D-475 en D-522.
D-1036.
D-492.
D-474 en D-547.
D-798.
D-802.
D-522.
AH-033, p. 13.
D-015 en D-016.
D-475.
D-015 en D-016.
AH-033, p. 20.
D-015 en D-016.
AH-033, p. 20.
D-521.
D-475, p. 2.
D-523.
D-798.
D-022.
D-022.
AH-033, p. 20.
AH-033, p. 20.
V02-02 en AH-002.
D-796.
D-796, D-785 en D-786.
D-796 en D-793.
AH-044, C-digi-029, D-790, D-976, D-1000, D-789 en D-1064.
D-976 en D-1007.
D-527.
D-527.
D-015 en D-016.
D-527/1 en D-527/2.
D-023.
D-023.
D-015 en D-016.
AH-033, p. 27.
D-738 en D-739 en OPV 3, p. 19.
D-528 en D-529.
D-531/3 en D-531/4.
D-532.
D-533.
D-775.
D-775.
D-979.
D-299.
D-018, D-019, D-020 en D-021.
D-945.
AH-065.
D-299 en OPV-4, p. 133.
D-765, D-766, D-767, D-768 en D-769.
G01-01.
D-004.
G02-01.
G04-01.
G03-01.
OPV-4, p. 134.
AH-040, ordner A-31, A-30 en A-29.
D-568.
D-990, D-991, D-992, D-993.
AH-033.
D-599.
D-1009.
G09-01, p. 2.
C-DIGI-029, D-659 en D-1004.
D-1006.
OPV-5, p. 15.
AH-019 en D-166.
De verklaring van[D], afgelegd bij de rechter-commissaris op 10 januari 2013.
AH-072, p. 4.
De verklaring van[D], afgelegd bij de rechter-commissaris op 10 januari 2013.
D-1022.
G01-01, p. 3.
OPV-5, p. 168 tot en met 172.
AH-018.
AH-018, p. 6.
AH-033, p. 42 tot en met 49.
AH-033, p. 42 tot en met 49.
D-374.
De verklaring van[getuige 3], afgelegd bij de rechter-commissaris op 8 januari 2013.
D-737.
D-015 en D-016.
De verklaring van [verdachte], afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2013.
De verklaring van[medeverdachte 1], afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2013.
D-568.
D-809/11.
D-809/11.
D-174.
D-173.
De verklaring van [medeverdachte 2], afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2013.
D-170 tot en met D-172.
320010055 en de verklaring van[medeverdachte 2], afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2013.
320010244.
OPV-6, p. 182 tot en met 184.
OPV-6, p. 175.
AH-022.
C-11 en D-1056.
G06-01, p. 2.
320038328.
D-634.
AH-57b en AH-57c.
V5-01.
OPV-7, p. 6 en 7.
320035223, 320035264, 320035953.
De verklaring van [medeverdachte 2], afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2013.
D-736.
D-538.
320029698.
De verklaring van [medeverdachte 1], afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2013.
D-539.
320036385.
320037560.
AH-001, p. 100505.
AH-001, AH-039 en AH-040.
AH-001, AH-39 en AH-040.
AH-039, p. 100747.
C-digi-029 en D-199/2.
D-1052/1 en D-1052/2.
AH-040, D-890 en D-891.
D-462.
B-DIGI-026.
B-DIGI-026 en D-779.
D-955, D-956, D-957, D-958, D-959- D-960, D-961 en D-962 en OPV-8, p. 228.
AH-050, C-DIGI-029, D-946/1, D-954 en D-1064.
D-946/2, D-947, D-948, D-949, D-950, D-951, D-952 en D-953.
D-923.
D-923, D-906 t/m D-914, D-936 t/m D-944.
AH-039, p. 100751 en D-813.
D-813, AH-036 en D-814.
D-813.
AH-039, p. 100753 en D-476.
D-476.
D-476.
AH-039, p. 100754 en D-066.
D-066.
D-078, D-604, D-605.
D-606 en D-607.
D-066.
AH-039, p. 100756 en D-067.
D-067, D-079, D-827, D-770.
D-079, D-827, D-770, D-521/4.
D-828 en D-521/4.
D-067.
D-068.
D-068, D-080, D-081, D-829/2, D-830, D-082, D-083, D-084, D-085, D-086 en D-087.
D-068.
D-069, D-074.
D-070 en D-090.
D-070.
D-070 en D-090.
D-070.
D-027, D-024, D-514.
D-024, D-514, D-015, D-016, D-600 en D-597.
D-027.
D-027.
D-027, D-851, D-836, D-837, D-269, D-024, D-838, D-839.
D-205, D-206, D-840, D-841.
D-206, D-856, D-841.
D-865/2.
D-073, D-075 en D-846.
D-076.
D-206.
D-073.
D-073, D-076, D-780, D-849, D-850, D-846.
D-851, D-852, D-853 en D-854.
D-851, D-852, D-853, D-854 en D-855.
D-856, D-857 en D-858.
D-095.
D-095 en D-096.
D-095, D-096, D-204.
D-598/2.
D-744/1.
D-825.
D-095.
D-864.
D-864 en D-598/4.
D-864.
D-074.
D-076.
D-073, D-076, D-780, D-849, D-850, D-846.
D-855.
D-855.
D-855.
D-855, D-860, D-852, D-859.
D-863, D-744/1, D-861.
D-221 en D-621.
D-199/2 en D-199/3 en OPV-8, p. 244.
V02-6.
D-1046.
D-621.
AH-055.
Het proces-verbaal sporenonderzoek, proces-verbaalnummer PL0981 2012102403-2, opgenomen in het ongenummerde proces-verbaal in het dossier met parketnummer 16/992001-13.
Het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL0981 2012102403-4, opgenomen in het ongenummerde proces-verbaal in het dossier met parketnummer 16/992001-13.