Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/7.3.6
7.3.6 lus in causa en algemene regels
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS379917:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. Van der Wiel 2004, nr. 174, die opmerkt dat dit voor al het ongeschreven recht geldt. Zie ook Tjong Tjin Tai 2002a, p. 2591260.
HR 25 april 1997, NJ 1997, 528.
HR 8 juni 2001 (Interfood/Lyclama à Nijeholt), NJ 2001, 432.
HR 30 januari 2004 (Dénu/Binnenhof), NJ 2005, 246 (HJS).
HR 1 juli 1993, NJ 1993, 671.
HR 2 mei 1997, NJ 1998, 237 (HJS).
Zie bijv. ook HR 19 december 2003 ( Wustenhoff/Gebuis), NJ 2004, 584 (inzake de toelaatbaarheid van een voorlopig deskundigenonderzoek) en HR 8 februari 1991 (Maduro/Rigaud), NJ 1991, 325 (inzake de toelaatbaarheid van een nadere instructie van de zaak na vernietiging en verwijzing in cassatie).
Zie over de scheiding van en wisselwerking tussen feit en norm Asser/Scholten 1974, p. 120 e.v. en Smith 1998, i.h.b. hfdst. 4.
Vgl. Asser/Scholten 1974, p. 123: 'Iedere beslissing vraagt uit haar aard om generalisering.' Feiten bepalen volgens Scholten weliswaar mede de regel, en wel sterker naarmate de rechter, bijvoorbeeld door het gebruik van een algemene term, meer vrijheid is gelaten om naar omstandigheden of naar billijkheid te beslissen, maar steeds blijft het volgens hem de taak van wie recht zoekt, om te onderzoeken of zijn beslissing veralgemening verdraagt. 'Zuiver individueel is een rechtsbeslissing in tegenstelling tot een moreel oordeel nooit.' Zie ook WiardafKoopmans 1999, p. 32 en Van der Wiel 2004, nr. 174. Anders W. Snijders 1999, p. 794, die het standpunt huldigt dat regels van ongeschreven recht pas ontstaan als het rechtsvormend proces voldoende ver is voortgeschreden. Het stadium van het rechtsvormend proces is m.i. hier echter slechts in zoverre van belang, dat naarmate dit proces verder is gevorderd, duidelijker wordt hoe de (onbewust en impliciet) toegepaste regels luiden, of meer algemene regels kunnen worden geformuleerd.
Vgl. WiardafKoopmans 1999, p. 31/32.
Vgl. W. Snijders 1999, p. 794, die opmerkt dat onverantwoorde generalisaties een 'endemische kwaal' zijn in de juridische literatuur.
429. De eisen van een goede procesorde lijken zowel algemene regels te genereren, als 'recht voor het concrete geval' (lus in causa positum, Einzelfallgerechtigkeit).1Zoals gezegd wordt hetgeen een goede procesorde in een concreet geval eist of meebrengt, veelal sterk bepaald door de omstandigheden van het geval.
In het arrest Siedsma/Reek2 oordeelde de Hoge Raad dat de eisen van een goede procesorde meebrachten dat de voor dagvaardingen geschreven bepalingen van art. 93 (oud, thans 121) Rv van overeenkomstige toepassing waren te achten op andere exploten waarbij een partij haar wederpartij voor de rechter opriep. Daarmee gaf de Hoge Raad op grond van de eisen van een goede procesorde een algemene, van de omstandigheden van het geval geabstraheerde, regel van ongeschreven procesrecht. Datzelfde kan worden gezegd van het oordeel dat de eisen van een goede procesorde zich ertegen verzetten dat een tussenarrest waartegen tussentijds beroep in cassatie is ingesteld, nadat dit beroep is verworpen opnieuw aan het oordeel van de Hoge Raad wordt onderworpen3, alsook van het oordeel dat het met de eisen van een goede rechtspleging strookt aan te nemen dat in hoger beroep met het oog op het verkrijgen van een executoriale titel aan de vordering tot vernietiging van het bestreden vonnis een vordering tot ongedaanmaking van de ingevolge dat vonnis verrichte prestatie kan worden verbonden.4
Sterk op de omstandigheden van het geval betrokken was daarentegen bijvoorbeeld het oordeel van de Hoge Raad in het arrest Pinckaers/Pinckaers5, dat het beroep van appellante op haar eigen niet-ontvankelijkheid in strijd kwam met de eisen van een goede procesorde. Dat de eisen van een goede procesorde veelal recht voor het geval opleveren, moge voorts blijken uit de vele arresten waarin de Hoge Raad uitspreekt dat de toelaatbaarheid van een handeling of beslissing (van geval tot geval) moet worden beoordeeld aan de hand van de eisen van een goede procesorde. Zo bijvoorbeeld in het arrest Caransagiiske6, waarin hij overwoog dat het recht van een partij om nog andere dan de aanvankelijk, in een eerdere instantie, genoemde en gehoorde getuigen voor te brengen, zijn grens vindt waar strijd ontstaat met een goede procesorde.7 Ook indien de rechter de toelaatbaarheid van een verandering of vermeerdering van eis of verzoek toetst aan de eisen van een goede procesorde, zoals voorgeschreven door art. 130 Rv, houdt de toepassing van die eisen vooral een vaststelling van recht voor het concrete geval in.
430. Dat het op de eisen van een goede procesorde gebaseerde oordeel van de rechter veelal sterk blijkt af te hangen van de bijzondere omstandigheden in het te beslissen geval, wil niet zeggen dat die omstandigheden de beslissing dicteren. Feiten zijn niet van normatieve aard, terwijl de toepassing van de eisen van een goede procesorde een normatief oordeel inhoudt.8 Dit normatieve oordeel kan altijd worden beschouwd als de toepassing van een regel, ook als van een bewuste regeltoepassing geen sprake is. De tot het recht behorende eis dat gelijke gevallen gelijk zullen worden beoordeeld, brengt immers met zich dat elk rechtsoordeel de toepassing van een regel veronderstelt.9
Stellen de omstandigheden van het concrete geval de rechter voor een rechtsvraag die de wetgever niet reeds door middel van wetgeving in abstracte heeft beantwoord, of gaat het om omstandigheden die de wetgever niet heeft voorzien toen hij de regel formuleerde die naar de bewoordingen daarvan op het geval van toepassing is, dan is niet altijd duidelijk welke regel de rechter dient toe te passen. In het licht van die omstandigheden kan het de rechter echter wel duidelijk zijn welke beslissing hij moet geven. Indien hij in een dergelijk geval niet expliciet de door hem toegepaste, op de eisen van een goede procesorde gestoelde regel formuleert, dan kan worden getracht om die regel achteraf te construeren aan de hand van de feiten die hij aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd. Mogelijk is de beslissing echter zo zeer afgestemd op de bijzondere omstandigheden van het geval, dat zij zich nauwelijks leent voor generalisering en abstractie tot een regel.10
Bij de reconstructie van een regel uit een of meer beslissingen dient grote terughoudendheid te worden betracht in de mate van abstractie. Hoewel ervan mag worden uitgegaan dat de rechter in zijn uitspraak alle omstandigheden heeft weergegeven die hij voor de beslissing relevant achtte, dient te worden bedacht dat ook die weergave al een abstractie van de werkelijkheid behelst. Bij de abstractie van een regel uit één uitspraak zou men dan ook in ieder geval niet verder mogen gaan, dan dat uit die uitspraak de regel wordt afgeleid dat aan de omstandigheden (rechtsfeiten) die in de uitspraak zijn genoemd, de rechtsgevolgen dienen te worden verbonden die in de uitspraak daaraan zijn verbonden. Heeft de uitspraak betrekking op zeer specifieke omstandigheden, dan heeft het formuleren van een zo concrete regel overigens weinig zin, omdat zich niet snel een geval zal voordoen dat voor de toepassing van die regel als een 'gelijk geval' valt te beschouwen. Men bedenke echter dat zelfs de formulering van een zo concrete regel al een ongeoorloofde generalisatie kan inhouden, nu uit de uitspraak nooit helemaal blijkt in hoeverre de genoemde omstandigheden bepalend waren voor de beslissing. Bij een verdergaande abstractie wordt het gevaar navenant groter dat omstandigheden en waarderingen die het oordeel in het concrete geval mede bepaalden, uit het oog worden verloren. Meer algemene regels mogen daarom alleen - en ook dan met grote voorzichtigheid - uit de rechtspraak worden afgeleid, indien uit meerdere uitspraken blijkt dat een bepaalde, in algemene termen te omschrijven soort omstandigheden, steeds van doorslaggevend belang is voor een bepaalde, op de eisen van een goede procesorde gebaseerde beslissing. Neemt men onvoldoende terughoudendheid in acht, dan maakt men zich al snel schuldig aan een normatieve interpretatie waar een normatief neutrale deductie wordt gepretendeerd.11