NJB 2019/1442:Voorbereiding of bevordering in de zin van art. 96 lid 2 Sr van de misdrijven omschreven in art. 289a: voor een bewezenverklaring daarvan is voldoende dat het oogmerk van de verdachte op het voorbereiden of bevorderen van die misdrijven is gericht, zonder dat een concretisering van het voor te bereiden of te bevorderen misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is vereist. Vereist is daarom slechts dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk in art. 289a Sr omschreven misdrijf de nader aan art. 96 lid 2 Sr ontleende voorbereidings- of bevorderingshandelingen waren gericht. In casu kon het hof aannemen dat aan dit vereiste is voldaan, onder meer erop gelet dat de verdachte onderweg was naar zijn broer in Syrië om daar deel te nemen aan de gewapende strijd, gezien een Whatsapp-conversatie tussen de verdachte en zijn broer en in aanmerking genomen dat moord en doodslag onderdeel uitmaakten van de gewapende strijd in Syrië in de tenlastegelegde periode