Zie ook HR 18 september 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3530, NJ 2006/393, m. nt. Buruma, HR 5 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1413 .
HR, 11-10-2022, nr. 21/00708
ECLI:NL:HR:2022:1411
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11-10-2022
- Zaaknummer
21/00708
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1411, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑10‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:739
ECLI:NL:PHR:2022:739, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑08‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1411
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑10‑2022
Inhoudsindicatie
Medeplegen van verkrachting (art. 242 jo. art. 248.1 Sr). 1. Bewijsklacht. Heeft hof zijn afwijking van de onderbouwde standpunten m.b.t. betrouwbaarheid van door aangeefster afgelegde verklaringen begrijpelijk en toereikend gemotiveerd? 2. Bewijsklacht. Heeft hof gebruik gemaakt van bewijsmiddelen die in strijd zijn met bewezenverklaring? 3. Strafmotivering (gevangenisstraf van 20 maanden). Heeft hof de opgelegde straf toereikend gemotiveerd? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 21/00759 (niet gepubliceerd; geen middelen ingediend, verdachte n-o).
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/00708
Datum 11 oktober 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 februari 2021, nummer 21-001501-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat de duur van de opgelegde gevangenisstraf betreft, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beoordeling van het derde cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twintig maanden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze negentien maanden en twee weken beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2022.
Conclusie 30‑08‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Verkrachting in vereniging (art. 242 Sr). Falende middelen over (1) de begrijpelijkheid c.q. motivering van de bewezenverklaring, in het bijzonder over de afwijking van de uitdrukkelijk onderbouwde standpunten over de betrouwbaarheid van de door de aangeefster afgelegde verklaringen en (2) de strafmotivering. Middel 3 over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase terecht voorgesteld. Conclusie strekt tot strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn en verwerping voor het overige. Samenhang met 21/00759.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/00708
Zitting 30 augustus 2022
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte
1. Het cassatieberoep
1.1
De verdachte is bij arrest van 17 februari 2021 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem wegens "verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen", veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zijn door het hof beslissingen genomen ten aanzien van inbeslaggenomen goederen. Voorts heeft het hof de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] tot het bedrag van € 5520,88 ter zake van materiële schade (€ 520,88) en immateriële schade (€ 5000,00) toegewezen, een en ander zoals in het bestreden arrest vermeld. Aan de verdachte is in verband daarmee een schadevergoedingsmaatregel opgelegd ter hoogte van dat bedrag.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaak 21/00759. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
1.3
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld. De middelen klagen over (1) de begrijpelijkheid c.q. motivering van de bewezenverklaring, in het bijzonder over de afwijking van de onderbouwde standpunten over de betrouwbaarheid van de door de aangeefster afgelegde verklaringen (2) de strafmotivering en (3) de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase.
2. Samenvatting feiten en het procesverloop
2.1
Het gaat in deze zaak, afgaande op de gedingstukken, kort gezegd om het volgende feitencomplex. Op 3 september 2018 vond er tussen de aangeefster en de medeverdachte een afspraak plaats, tot stand gekomen via de app [A] . Die afspraak mondde uit in een (klaarblijkelijk voor de aangeefster onprettige) seksuele ervaring, waarop de aangeefster aan de medeverdachte duidelijk maakte niet nogmaals te willen afspreken. De medeverdachte heeft over de seks contact gehad met de verdachte en samen vatten ze het plan op nogmaals met de aangeefster af te spreken. Op 4 september 2018 maakte de aangeefster een nieuwe (seks)afspraak met een haar onbekende man, de verdachte, althans dat was haar veronderstelling. De verdachte verscheen op de afgesproken plaats, maar achterin de auto zat onaangekondigd tevens de medeverdachte. De aangeefster werd meegenomen naar een afgelegen plek en heeft vervolgens tegen haar wil seks met beide mannen gehad. Door de verdachte en de medeverdachte zijn van de seks filmopnames gemaakt. De aangeefster heeft direct na het incident de politie gebeld om aangifte te doen van verkrachting.
2.2
De verdachte is in eerste aanleg door de rechtbank veroordeeld voor verkrachting, terwijl het feit werd begaan door twee of meer verenigde personen.
2.3
Door zowel de verdachte als het openbaar ministerie is hoger beroep ingesteld en het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd omdat het tot een gedeeltelijk andere bewijsbeslissing en tot een andere strafoplegging komt. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot de hierboven genoemde straf.
3. Bewezenverklaring en bewijsvoering
3.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 04 september 2018 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een ander, door geweld en andere feitelijkheden [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers hebben verdachte en/of zijn mededader- de borsten van die [aangeefster] (op en/of onder de kleding) betast en/of aangeraakt en- het lichaam van die [aangeefster] betast en/of aangeraakt en- aan de borst van die [aangeefster] gezogen en- hun penis in de mond van die [aangeefster] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of bewogen en- zijn penis in de anus van die [aangeefster] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of bewogen en- zijn penis in de vagina van die [aangeefster] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of bewogen en- zijn vinger(s) in de anus van die [aangeefster] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of bewogen
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte en/of zijn mededader- die [aangeefster] naar een verlaten, althans rustige, locatie hebben gebracht en- een fysiek overwicht hebben gehad op die [aangeefster] , omdat verdachte en zijn mededader getalsmatig in de meerderheid waren en- de haren van die [aangeefster] hebben vastgepakt en aan de haren van die [aangeefster] hebben getrokken en- het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [aangeefster] hebben vastgepakt en/of vastgehouden en- met hun handen op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de borst(en) en/of de bil(len) van die [aangeefster] hebben geslagen en- (toen die [aangeefster] wilde uitstappen en/of probeerde te vluchten) die [aangeefster] heeft tegengehouden (onder meer door die [aangeefster] vast te pakken) en- -zakelijk weergegeven- met kracht aan een voorwerp dat die [aangeefster] vasthield heeft getrokken (waardoor die [aangeefster] valt en/of omrolt) en/of- het shirt van die [aangeefster] naar beneden heeft getrokken en/of (vervolgens) de borst(en) van die [aangeefster] heeft vastgepakt en/of in een tepel van die [aangeefster] heeft geknepen en/of- de kin en/of het gezicht van die [aangeefster] heeft vastgepakt en/of omhoog geduwd en/of die [aangeefster] (daarbij) de woorden heeft toegevoegd: "ga je naar me kijken of niet" en- die [aangeefster] hebben gefilmd (terwijl die [aangeefster] dit niet wilde).”
3.2
Het hof heeft in een aanvulling op het verkort arrest van 17 februari 2021 de volgende bewijsmiddelen opgenomen:
“Ten aanzien van het bewezen verklaarde
1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte (als bijlage pagina 's 151-169 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 6 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van aangeefster:
De feiten hebben plaatsgevonden op dinsdagnacht 4 september 2018, volgens mij tussen 02.00 en 05.00 uur. Mijn accountnaam op [A] is [aangeefster] . Mijn telefoonnummer voor WhatsApp is [telefoonnummer 1] .
Ik had een afspraak gemaakt met iemand via [A] . Hij vroeg mijn telefoonnummer, dat heb ik gegeven. Toen gingen wij verder WhatsAppen. Eerst had hij een nummer dat eindigde op [telefoonnummer 2] , later had hij een ander nummer. Volgens mij kreeg ik later ook berichtjes en belletjes van het nummer dat eindigde op [telefoonnummer 3] . Er werd gewoon over seks gesproken en dat het niet zo lang zou duren. Maar hij heeft mij heel lang vastgehouden en toen heb ik hem geblokt. Ik sla niemands nummer op. Ik weet niet hoe hij heet, ik denk dat hij een valse naam aan mij heeft gegeven. Later kwam ik er achter dat hij uit Arnhem kwam. Ik heb het nu over de afspraak van de eerste dag, dus eergisteren (het hof begrijpt: 3 september 2018).
Terug naar de gebeurtenis van gistermorgen (het hof begrijpt: 4 september 2018). Ik werd gebeld door het nummer eindigend op [telefoonnummer 3] . Het was maandagmiddag dat ik gebeld werd om ongeveer 16.00 uur, want dat staat ook in mijn telefoon. Ik vroeg wie ben je en hij antwoordde dat ik zijn nummer had en dat wij hadden afgesproken. Hij zei toen dat hij uit Amsterdam kwam. Om 23.00 uur in de avond werd ik opnieuw gebeld en hij vroeg of hij mij zo zou zien. Ik zei dat dat goed was en dat hij mij omstreeks 01.30, 02.00 uur kon ophalen. Hij zei toen dat hij 45 minuten moest rijden. Ik vond dat raar, want ik weet dat het maar ongeveer 20 minuten rijden was naar Utrecht. Ik had aan hem verteld waar hij mij kon ophalen, de [a-straat] . Dat is vlakbij de [b-straat] .
De afspraak van zondag met [alias] is heel slecht gegaan. Hij liet mij er ook niet vandoor gaan. Toen hij mij had mishandeld, heb ik hem uitgescholden, onder andere over zijn moeder. Hij heeft mij klappen gegeven wanneer ik zei dat ik weg en naar huis wilde. Ook tijdens de seks, want hij wilde heel lang en ik wilde weg.
Op maandag werd ik gebeld door een nummer eindigend op [telefoonnummer 3] . Hij belde met dat nummer en ik vroeg wie hij was. Hij zei dat wij eerder contact hadden gehad via [A] .
Ook al had hij dit niet aangegeven, ik wist wel dat er wel seks zou komen, omdat dit 9 van de 10 keer altijd zo is. Hij belde mij rond 01.00 uur en zei tegen mij kom naar [c-straat] . Dat is naast de [a-straat] . Daar kwam hij toen met die auto naar toe. Ik was daar ik denk om 01.45 uur. Ik zag een onbekende bestuurder die ik nooit eerder had gezien. Ik ben voorin naast die bestuurder gaan zitten. Op dat moment zag ik niet dat er nog een andere jongen achterin de auto was. Die ging zich verbergen. Ik kon hem niet zien. De bestuurder reed naar Nieuwegein en toen werd ik al boos in de auto. Toen voelde ik dat iemand aan mijn borsten zat. Ik dacht: wat raar die armen komen van achter. Toen hoorde ik achter mij gelach en ik schrok mij dood. Toen pakte hij mijn hoofd vast en ik hoorde hem zeggen: “Ken je mij nog van gisteren?”. Ik deed gelijk de deur open maar werd aan mijn haren getrokken en hoorde: “Nee, je gaat nergens heen”. Die jongen achter mij pakte mij aan mijn haren en de bestuurder pakte mijn armen. Ik probeerde mij te verweren. Ik wilde uitstappen, maar werd tegengehouden. De jongen die achter mij zat, was die jongen met wie ik zondag had afgesproken. Hij noemde zich [alias] . Ik weet dat hij het was omdat hij zei: “Ken je mij nog van gisteren. Je deed stoer. Je schold mijn moeder uit. Jij hebt mij geblokt”.
Er werd geparkeerd bij een heel rustige plek in Nieuwegein. Je zag daar niemand. Het leek een doodlopende weg. Spookachtig met bomen. Ik zag een bordje met ‘Galecop’ erop.
Ik wilde niet terug met hun. Ik wilde op die plaats blijven en daar de politie bellen, maar zij hebben mij terug gebracht naar de [a-straat] . Ik denk rond 05.00 uur. Je kunt dat aan mijn telefoon zien, want 5 minuten daarna heb ik 112 gebeld. Ik zei dat ik net verkracht was en dat ze waren weg gereden. De politie stelde mij een paar vragen. De politie arriveerde snel. Ik heb toen tegen de politie gezegd dat ik net was verkracht en mishandeld en dat het was gefilmd.
In Nieuwegein, toen die jongen die achterin zat mijn borsten had vastgepakt en ik uit de auto wilde rennen, kreeg ik klappen en werd er aan mijn haren getrokken. Dat deed die jongen die achterin zat. De klappen deed hij met een platte hand, heel hard tegen de zijkant van mijn hoofd. Die jongen die achterin zat trok steeds aan mijn haren. Hij trok aan mijn haren wanneer ik niet naar hem luisterde of weg wilde rennen of hem niet aan wilde kijken. Toen heb ik die jongen die achterin zat in zijn hand gebeten. Die jongen achterin zei: “Je gaat nergens heen. Je blijft hier”. Ik zei: “Laat mij gaan” en toen ik wilde wegrennen pakte hij mij vast en nam hij mij weer mee naar de auto.
Zij hebben gezegd dat zij de filmpjes die zij van mij hadden gemaakt zouden verspreiden.
Als eerste ging die jongen achterin mijn borsten aanraken. Daarna ging de bestuurder mijn hele lichaam aanraken. Toen ging volgens mij de bestuurder mijn shirt omhoog trekken. Hij ging mij strelen en aan mijn borsten zuigen. Dat was de bestuurder, want die jongen achterin die kon dat niet. Die jongen achterin ging uitstappen en kwam naast mij naast de auto staan en deed het portier aan mijn kant open. Hij probeerde mijn broek naar beneden te trekken: Ik wilde dat niet en verweerde mij en wilde weg vluchten. Maar hij hield mij steeds tegen. Toen ging die jongen achterin achter mij. Daar ging hij een beetje omhoog opstaan. Hij zei : “Doe je string uit” maar ik wou dat niet. Toen ging hij het scheuren. Hij wilde mij vingeren en de bestuurder zoog aan mijn borsten. Toen wilde ik weg rennen, want zij wilden dat ik mij helemaal ging uitkleden. Zij wilden dat ik naar achteren ging, maar ik zei: “Dat gaat niet want ik ben te groot”. Ik zei laat mij via de deur naar achteren gaan. Ik zei dit zodat ik dan weg zou kunnen rennen. Ik was echt weg gerend tot het einde van de parkeerplaats. Dat zou op camera te zien moeten zijn. Ik wou weg rennen, maar dat kon niet want dan moest ik ze eerst oraal bevredigen. De bestuurder wilde alleen maar gepijpt worden op de achterbank en [alias] wilde buiten de auto vaginale en anale seks. Ik moest op mijn knieën de bestuurder pijpen en dan doet [alias] bij mij anaal en vaginaal. Ik moest voorover bukken en de bestuurder pijpen. Toen die in mijn mond was klaar gekomen, moest ik met mijn handen mijn billen wijd doen en ging [alias] in mij stoten. Hij deed dat met zijn geslachtsdeel, zijn piemel. Ook ging hij met zijn vingers in mijn kontgat. Eerst anaal, daarna vaginaal en dan weer anaal. Met zijn vingers alleen in mijn kontgat. Anaal en vaginaal met zijn piemel. Ik denk dat die jongens zo’n drie of vier uurtjes met mij bezig zijn geweest.
Ik wilde de autodeur open maken, maar dat werd tegen gehouden. Ik wilde wegrennen, maar werd weer terug gehaald door [alias] en op de grond gegooid. Ik heb ook heel hard gegild, maar daar reageerde niemand op. Op meerdere momenten heb ik dit gedaan. Elke keer als bijvoorbeeld het raam open ging of ik buiten de auto was. Het gewoon tegen mijn wil was. Ik had direct gezegd dat ik niet wilde. Ik wilde wegrennen, maar zij zeiden gelijk “Nee je blijft”. En ik werd tegen gehouden. Ik hoop echt dat er camerabeelden in Nieuwegein zijn.
Van alles werden er filmopnamen gemaakt.
In de auto had ik wel gezegd: “Laat mij gaan, anders bel ik de politie.”
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever (als bijlage pagina’s 170-175 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 22 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van aangeefster:
Eerste nacht was sowieso vrijwillig. Het duurde heel lang. Dat vond ik echt niet fijn. Hij ging mij filmen en dat vond ik niet leuk. Niet iedereen hoeft te weten wat ik doe. Ik ging steeds mijn handen voor mijn gezicht doen. Ik vond het echt niet leuk. De eerste nacht waren nog hardere klappen. Ik vond dat geen verkrachting. Dat was vrijwillig. Hij hield mij vast tot 5 uur of zo. Toen ik ging uitstappen en zei dat ik niet meer met hem af wilde spreken toen trok hij mijn broek naar beneden.
Ik wilde het met de bestuurder wel omdat hij onbekend was en met de jongen achterin wilde ik geen seks.
Ik had de eerste nacht tegen hem gezegd dat het de eerste en de laatste keer was dat ik hem zou zien. U vraagt mij hoe die jongen kon weten dat ik de tweede nacht geen seks met hem wilde. Dat had ik de eerste nacht gezegd. Ik had hem geblokt en ik had zijn moeder uitgescholden.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage pagina’s 44-53 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 12 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van [medeverdachte] :
Op 4 september 2018 hebben wij gewoon seks met elkaar gehad. De tweede keer was ik samen met een vriend naar Utrecht gegaan. Ik had via WhatsApp of [A] met haar afgesproken. Die jongen heet [verdachte] . Ik ben met mijn vingers en penis in haar vagina gegaan. Ze ging mij pijpen. De eerste dag had ik seks met haar (het hof begrijpt: op 3 september 2018). De volgende dag belde ik haar terug. Zij wist toen niet meer wie ik was.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage pagina’s 55-64 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 13 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van [medeverdachte] :
Het klopt dat ik zei: “Je hebt mij heel hard gebeten. Kijk ik bloed”.
De verbalisant houdt mij het volgende voor: “Op jouw telefoon zijn filmpjes aangetroffen van 3 en 4 september 2018. Op die filmpjes is het meisje te zien en jij en [verdachte] . Er is te zien dat er door het meisje seksuele handelingen worden verricht (zij pijpt). Ook is te zien dat het meisje geslagen wordt op haar hoofd en haar handen. Op een filmpje van 4 september 2018 valt te zien dat ze bij haar kin en keel wordt gepakt en dat ze haar tong moet uitsteken.” Dat klopt.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage pagina’s 67-85 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 7 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van [medeverdachte] :
Zij pijpt [verdachte] . Zij pijpt [verdachte] en zij wordt op haar kont geslagen. Ik geef haar klapjes op haar kont. [verdachte] slaat, dat zie je duidelijk toch.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage pagina’s 103-111 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 12 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van [verdachte] :
Het meisje ging ook aan mij zitten. Toen heeft ze mij oraal bevredigd. Het meisje zat voorin en [medeverdachte] zat achterin. Toen zij mij oraal bevredigde, zat ik achterin de auto. Ik had met [medeverdachte] van plaats gewisseld. Zij stopte mijn penis in haar mond.
Zij hebben gewoon seks met elkaar gehad. Vaginaal en anaal.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage pagina’s 103-111 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 12 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring, van [verdachte] :
We gingen met de auto van mijn vader, de Ford Ka. Ik reed met die auto.
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage pagina’s 113-118 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 13 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van [verdachte] :
U houdt mij voor dat het meisje in haar aangifte heeft gezegd dat toen zij instapte er alleen een bestuurder in de auto zat. Dat meisje heeft [medeverdachte] in eerste instantie niet gezien. [medeverdachte] sloeg haar tijdens de seks.
9. De verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2019, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik heb haar tikjes met mijn hand gegeven.
10. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage pagina’s 277-327 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 18 oktober 2018 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant:
Door het onderzoeksteam werd de navolgende onderzoeksvraag geformuleerd: “Maak de contacten tussen de verdachte(n) en het slachtoffer inzichtelijk en maak daar een tijdlijn van."
Uit onderzoek door het onderzoeksteam is gebleken dat de telefoon, gekenmerkt met [001] in gebruik is bij het slachtoffer. De telefoons, gekenmerkt met [002] en [003] zijn in gebruik bij [medeverdachte] , waarbij dient te worden opgemerkt dat laatstgenoemde telefoon nagenoeg geen data bevat omdat deze zeer recentelijk teruggezet is naar fabrieksinstelling. [verdachte] maakt gebruik van de telefoon, gekenmerkt [004] .
Slachtoffer [aangeefster] maakt gebruik van het telefoonnummer: [telefoonnummer 1] . [medeverdachte] maakt tot 2 september 2018 gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en daarna van [telefoonnummer 3] . [verdachte] maakt gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] .
Uit onderzoek vast komen te staan dat het eerste contact tussen [medeverdachte] en het slachtoffer is ontstaan via de applicatie [A] . Ik zag dat het eerste contact tussen [medeverdachte] en het slachtoffer via [A] plaats vond op 1 september 2018.
In de telefoon van verdachte [medeverdachte] trof ik videobestanden aangaande de (seksuele) gebeurtenissen tussen de verdachte en het slachtoffer op respectievelijk 3 en 4 september 2018. Op 4 september 2018 (het hof begrijpt: gemaakt op deze datum) trof ik 7 videobestanden aan met betrekking tot (seksuele) gebeurtenissen tussen de [medeverdachte] en het slachtoffer in de periode tussen 01.27 uur en 04.00 uur.
In de telefoon, in gebruik bij [verdachte] , trof ik chatgesprekken aan tussen [medeverdachte] en [verdachte] . Op 3 september 2018 te 06.32 uur (dat is net na de eerste ontmoeting tussen [medeverdachte] en het slachtoffer) appt verdachte naar [verdachte] “Pittige nacht utrecht ouwe heb heel wat video” In het chatgesprek dat hierop volgt vertelt [medeverdachte] over zijn ontmoeting met het slachtoffer. Ook stuurt hij een aantal van de eerder genoemde videobestanden via WhatApp naar [verdachte] .
In de data van de telefoon die in gebruik is bij [verdachte] trof ik de videobestanden aan die [medeverdachte] via WhatsApp heeft verzonden van de seksuele gebeurtenissen die plaatsvonden in de nacht van 3 september 2018 tussen [medeverdachte] en het slachtoffer. Tevens trof ik 29 videobestanden (waarvan een enkele duplicaat) aan die blijkens de metadata zijn gemaakt tussen 4 september 2018 te 02.05 uur en 19.56 uur. Het betreffen video’s van de (seksuele) gebeurtenissen tussen [medeverdachte] en het slachtoffer in de nacht van 4 september 2018.
Bijlage 2: SMS verkeer tussen [medeverdachte] en slachtoffer. (2 pagina’s)
From [telefoonnummer 3] 4-9-2018 05:59:53(UTC+2) app mij haal me van blok weg ja ik wacht op je app
From [telefoonnummer 3] 4-9-2018 05:58:56(UTC+2) aleen ik ga soms te ver
Bijlage 5: Chatgesprek tussen [medeverdachte] en [verdachte] (19 pagina’s).
[telefoonnummer 4] .whatsapp.net. 3-9-201813:2607(UTC+2) Je moest haar meenemen naar afnhem
[telefoonnummer 4] @swhatsapp.net 3-9-2018 13:2611 (UTC+2) Kan ze geen kant op
[telefoonnummer 3] @s.whatsappnet 3-9-2018 13 26:49(UTC+2) deze doet alles
[telefoonnummer 4] @s.whatsapp.net 3-9-2018 13:32:17(UTC+2) Ziek man
[telefoonnummer 4] @s.whatsapp.net. 3-9-2018 13:38:14(UTC+2) Gaan we vandaag naar haar toe
11. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal chat [A] (als bijlage pagina’s 260-276 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 13 september 2018 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant:
Op woensdag 12 september 2018 omstreeks 14.15 uur ontving ik tijdens het verhoor van [betrokkene] een uitdraai van de [A] chat van [aangeefster] met “ [naam] ”. Door [aangeefster] werd verklaard dat [naam] “ [alias] ” betreft. Uit onderzoek is gebleken dat “ [alias] ” [medeverdachte] betreft. Op woensdag 12 september 2018 omstreeks 06.40 uur werd er in de woning van [medeverdachte] een doorzoeking gedaan. Tijdens deze doorzoeking werd onder andere onder het bed van [medeverdachte] een wit / gouden iPhone aangetroffen. Deze werd in beslaggenomen. Op donderdag 13 september 2018 werd er door mij onderzoek gedaan in de telefoon van [medeverdachte] . Ik zocht daarbij specifiek in de app [A] . Ik zag in deze app een chat met: “ [aangeefster] ”. De chat in de telefoon van [medeverdachte] werd door mij vergeleken met de uitdraai van de chat die ik had ontvangen van de begeleidster van [aangeefster] , [betrokkene] . Uit dit onderzoek bleek dat de chat van [aangeefster] geheel overeen kwam met de chat die ik aantrof in de telefoon van [medeverdachte] . Uit de chat van [aangeefster] kon door mij niet worden opgemaakt wie wat schreef. Om die reden heb ik tijdens het vergelijken van de beide chats, alles wat door [medeverdachte] werd gezegd in het geel gearceerd. Uit onderzoek van de chats bleek dat de chat start op 01 september 2018 en eindigt op 08 september 2018. Samenvattend valt uit de chats op te maken dat er door [medeverdachte] wordt getracht om een nieuwe afspraak te maken met [aangeefster] . [aangeefster] geeft aan dit niet te willen omdat hij haar verkracht heeft.
Voor de volledige inhoud van de chat verwijs ik naar de bijlage bij dit proces verbaal.Bijlage: 8 september 208Je hebt me al vdtkracht duswat wil je nog meerwiljr gekd verdieneik vekracht jou ja omdat je me mama papa uitshleld ga ik jou nog kk hard neuke
12. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaalfilmpjes telefoon [medeverdachte] (als bijlage pagina's 328-331 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 13 september 2018 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant:
Op woensdag 12 september 2018 omstreeks 06.40 uur werd er in de woning van [medeverdachte] een doorzoeking gedaan. Tijdens deze doorzoeking werd onder andere onder het bed van [medeverdachte] een wit / gouden iPhone aangetroffen. Deze werd in beslaggenomen. Op woensdag 12 september 2018 werd [medeverdachte] voor de eerste keer gehoord. Tijdens dit verhoor verklaarde [medeverdachte] dat hij foto’s van de borsten van het meisje [aangeefster] op zijn telefoon (iPhone) heeft staan. Tevens werd er door aangeefster [aangeefster] verklaard dat er tijdens de verkrachting filmpjes werden gemaakt van haar. Naar aanleiding van deze verklaringen werd er door mij op donderdag 13 september 2018 onderzoek gedaan in de telefoon van [medeverdachte] . Ik zocht daarbij specifiek in de app foto’s naar foto’s/filmpjes van zondag / maandagnacht 03 september en van maandag / dinsdagnacht 04 september. In de app foto’s opende is het album “alle foto’s”. Ik zag dat er in dit album 929 foto’s / video’s stonden. Ik heb gezocht naar filmpjes / foto’s op 3 en 4 september 2018.
Ik zag in de filmrol 7 filmpjes opgenomen op 04 september 2018 tussen 01.27 uur en 04.00 uur. Hieronder zal ik een korte samenvatting per filmpje van 04 september 2018 beschrijven. Daar waar nodig zullen deze in een aanvullend proces verbaal volledig worden omschreven.
Film 5 om 03.39 uur - Meisje bukt met hand voor haar ogen - Meisje zegt: “doe normaal’ - Meisje krijgt een klap met een vlakke hand tegen haar wang - Man op voorstoel pakt haar bij de kin en doet haar kin omhoog - Man op de voorstoel pakt haar bij de keel - Meisje kijkt in de camera terwijl de man hij bij de keel vast heeft - Man geeft haar met vlakke hand tik op de wang
Film 6 om 04.00 uur - Meisje pijpt - Er worden drie klappen gegeven op een blote bil met de vlakke hand
13. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage pagina's 332-340 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 8 november 2018 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van een intake gesprek met [aangeefster] , geboren [geboortedatum] 1995, werd op 12 september 2018 te 09.08 uur een mobiele telefoon onder beslagene [medeverdachte] geboren [geboortedatum] 1992 inbeslaggenomen. Van dinsdag 30 oktober 2018 tot dinsdag 06 november 2018, werden de op deze mobiele telefoon negentien (19) videobestanden, daterend van 4 en 3 september 2018, door mij, verbalisant, nageluisterd en bekeken en hieronder zoveel mogelijk letterlijk weergegeven.
Videobestanden daterend 04-09-2018:
IMG 5583.MOV Ik zie dat de man daarna met zijn hand tegen het hoofd van de vrouw duwt. Ik zie dat de man met zijn vingers de rechterborst van de vrouw vastpakt en deze omhoog trekt. Ik zie dat de man dit drie keer doet en ik zie dat de vrouw haar gepiercete tepel boven haar bh komt. Ik zie dat de man haar tepel vastpakt met zijn vingers. Ik zie dat de man er twee keer in knijpt en vervolgens loslaat en zijn hand terugtrekt. Ik hoor een vrouwenstem zeggen: “onverstaanbaar doe normaal”. Ik zie dat de vrouw een klap tegen de rechterkant van haar hoofd krijgt met een platte hand, met kracht van meer dan geringe betekenis.
Ik hoor een vrouwenstem zeggen: “doe normaal”. Ik zie dat de man de vrouw vastpakt bij haar kin en haar gezicht omhoog duwt. Ik hoor een mannenstem zeggen: “Ga je naar me kijken of niet”.
Ik zie dat de man met zijn linkerhand de vrouw een klap in haar gezicht geeft met een vlakke hand, met kracht van meer dan geringe betekenis.
IMG 5550.MOV Ik hoor een vrouwenstem zeggen: “Doe kanker normaal”. Ik hoor een mannenstem zeggen: “Haal jouw kanker hand voor jouw mond weg”. Ik hoor een vrouwenstem zeggen: “Doe kanker normaal wollah. Ik maak deze telefoon kapot hè. Wollah doe alsjeblieft”. Ik hoor een mannenstem zeggen: “Ik film jou niet hè”. Ik hoor een vrouwenstem zeggen: “Alsjeblieft, doe normaal”. Ik hoor een mannenstem zeggen: “Ik film jou niet”. Ik hoor een vrouwenstem zeggen: “Alsjeblieft, doe norm...” Ik hoor een mannenstem zeggen: “Ik film jou niet”. Ik hoor een vrouwenstem zeggen: “Doe kanker normaal vriend, doe kanker normaal”. Ik hoor een mannenstem zeggen: “Ik film jou niet”. Ik hoor een vrouwenstem zeggen: ‘Ik maak die telefoon kapot hè wollah”. Ik zie dat de rechterborst, de borst met de piercing door de tepel, wordt geslagen met een platte hand, met kracht van meer dan geringe betekenis. Ik hoor dat de klap klink als een “pets”. Ik hoor een vrouwenstem zeggen: “onverstaanbaar alsjeblieft haal weg. Ik zeg alsjeblieft”.
IMG 5552.MOV Ik hoor een vrouwenstem zeggen: “Doe kanker normaal”. Ik zie dat de arm haar tegen haar hoofd duwt. Ik zie dat de hand van de arm haar een klap geeft tegen haar hoofd met een vlakke hand, met kracht van meer dan geringe betekenis. Ik zie dat de hand van de arm haar nogmaals een klap geeft tegen haar hoofd met een vlakke hand, met kracht van meer dan geringe betekenis. Ik hoor een vrouw een gil slaken. Ik zie dat de hand van de arm haar nogmaals een klap geeft tegen haar hoofd met een vlakke hand, met kracht van meer dan geringe betekenis. Ik hoor de vrouw een gil slaken.
IMG 5553.MOV Ik hoor een vrouwenstem zeggen: “Waarom doe je me dit aan vriend”. Ik hoor een vrouwenstem een zachtjes piepen. Ik zie dat de man met zijn vlakke hand een klap tegen de rechterkant van het hoofd van de vrouw geeft, met kracht van meer dan geringe betekenis. Ik hoor een vrouwenstem gillen. Ik zie dat de man met zijn vlakke hand een klap tegen de rechterkant van het hoofd van de vrouw geeft, met kracht van meer dan geringe betekenis. Ik hoor een vrouwenstem gillen en zeggen: “jongen”. Ik hoor een vrouwenstem een zachtjes piepen.
IMG 5553.MOV Ik zie dat de persoon met de lange zwarte krullen een klap op het hoofd krijgt met een vlakke hand, met kracht van meer dan geringe betekenis.
IMG 5555.MOV Ik zie dat de persoon met de lange zwarte krullen een klap op het hoofd krijgt met een vlakke hand, met kracht van meer dan geringe betekenis. Ik hoor een vrouwenstem zeggen: “Aaaaaauw wollah doe normaal man”. Ik hoor een vrouwenstem zeggen: “Jij bent echt kanker erg onverstaanbaar, vriend”. Ik zie dat de persoon met de lange zwarte krullen een klap op het hoofd krijgt met de buitenkant van een vlakke hand, met kracht van meer dan geringe betekenis. Ik hoor een vrouwenstem een gil slaken. Ik zie dat de persoon met de lange zwarte krullen een klap op het hoofd krijgt met de buitenkant een vlakke hand, met kracht van meer dan geringe betekenis. Ik hoor een vrouwenstem zeggen: “Alsjeblieft niet doen”. Ik zie een hand bij het hoofd van de persoon met de lange zwarte krullen, ik zie dat de hand de haren omhoog wrijft. Ik zie dat de hand vervolgens een klap geeft op het hoofd met een vlakke hand, met kracht van meer dan geringe betekenis. Ik hoor een vrouwenstem zeggen: ‘Aaaaaauw wollah doe normaal vriend”. Ik zie dat de hand de haren van de persoon met de lange zwarte krullen vast grijpt en aan de haren trekt. Ik zie dat de persoon dit vier keer herhaalt. Ik zie dat de persoon met de lange zwarte krullen hierdoor heen en weer beweegt. Ik zie dat de hand vervolgens het hoofd wegduwt. Ik hoor een vrouwenstem zeggen: “onverstaanbaar geval die telefoon weg schat”.
IMG 5557.MOV Ik zie een andere hand tegen het hoofd met de lange zwarte krullen duwen. Ik hoor een vrouw een harde gil slaken. Ik zie een hand een klap geven op het hoofd met een vlakke hand, met kracht van meer dan geringe betekenis. Ik hoor een mannenstem zeggen: “Puta stil”.
IMG 5559.MOV Ik zie dat de vrouw lange zwarte krullen heeft. Ik zie dat ze haar banden voor haar gezicht houdt.
IMG 5560.MOV Ik zie dat de vrouw lange zwarte krullen heeft. Ik zie dat ze haar handen voor haar gezicht houdt. Ik zie dat de hand met een vlakke hand een klap geeft op het hoofd, met kracht van meer dan geringe betekenis. Ik hoor een vrouwenstem een gil slaken.
14. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage pagina’s 341-347 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 8 november 2018 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van een intake gesprek met [aangeefster] , geboren [geboortedatum] 1995, werd op 12 september 2018 te 07.12 uur een mobiele telefoon onder beslagene [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1998, inbeslaggenomen.Van dinsdag 23 oktober 2018 tot dinsdag 30 oktober 2018, werden de op deze mobiele telefoon 21 (éénentwintig) videobestanden, daterend van 4 september 2018, door mij, verbalisant, nageluisterd en bekeken en hieronder zoveel mogelijk letterlijk weergegeven.
IMG 0467.mp4 Ik zie dat ze op twee maal op haar blote linker bil word geslagen met een platte hand en ik hoor een “pets”.
IMG 0469. mp4 Ik zie dat de vrouw in haar gezicht geslagen wordt door de man met zijn rechter hand met een vlakke hand en ik hoor daarbij een geluid klinkend als “pets”. Ik zie dat de vrouw de penis van de man loslaat. Ik hoor dat de man zegt: ‘Noem je dat pijpen, doe nou”. Ik zie dat de man met zijn rechterhand tegen haar hoofd duwt richting zijn penis.
IMG 0471.mp4 Ik zie dat de vrouw met haar hoofd en rechterhand bij de schaamstreek van een man die een broek van het merk Adidas draagt zit. Ik zie dat haar hoofd een op- en neergaande beweging maakt. Ik zie dat ze haar hand voor de penis van de man houdt. Ik hoor dat de man zegt: ‘Kanker onverstaanbaar gister ooooh.... gister kon je niet pijpen noh, vandaag wel hè sletje? Kanker Syrische slet”. Ik zie dat de man haar met zijn rechterhand, met een vlakke hand in haar gezicht slaat, met kracht van meer dan geringe betekenis.
IMG 0473.mp4 Ik zie een man met donker haar, een donkerkleurige broek met witte zijkanten, een donker shirt, donkere sokken, badslippers waarvan de zool zwart is en het gedeelte over de voet rood. Ik zie een vrouw met lang donker krullend haar, een zwarte broek, een zwarte top en donkere schoenen of slippers aan heeft. Ik zie dat de vrouw rechtop zit en de man voorover gebukt staat bij haar. Ik zie dat hij een trekkende beweging maakt. Ik hoor de vrouw gillen. Ik zie dat de vrouw door de trekkende bewegingen van de man, aan iets wat de vrouw in haar handen heeft en niet loslaat, omvalt en op haar rug op straat ligt. Ik hoor de vrouw weer gillen. Ik zie dat de man een voorwerp in zijn handen heeft met daaraan lussen. Ik zie dat de vrouw die lussen vast houdt. Ik zie dat de man nog steeds blijft trekken aan het voorwerp. Ik hoor de vrouw weer gillen. Ik zie dat de vrouw daardoor omrolt op haar buik. Ik zie dat de man nog een ferme ruk geeft aan het voorwerp en de vrouw dan weer door rolt op haar rug en het voorwerp loslaat.
IMG 0493. mp4 Ik zie een close up van een vrouw met lang zwart krullend haar. Ik zie dat ze met haar hoofd bij de schaamstreek van een man zit. Ik zie dat ze met haar rechterhand de penis van de man vasthoudt. Ik zie dat ze de penis van de man in haar mond heeft en met haar hoofd op- en neer gaande bewegingen maakt. Ik zie dat de vrouw drie keer op haar blote bil wordt geslagen met een platte hand. Ik zie dat haar bil rood is op de plek waar ze geslagen is. Ik hoor een vrouwenstem kermen.
15. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage pagina’s 130-132 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 4 september 2018 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisanten:
Op dinsdag 4 september 2018 waren wij belast met de incidentenafhandeling voor het district Utrecht Stad, locatie Zuid. Op genoemde dag, omstreeks 04.46 uur, kregen wij van het Operationeel Centrum de opdracht te gaan naar de [a-straat] te Utrecht. Wij hoorden dat hier een dame zou staan die verkracht zou zijn op een parkeerplaats in Nieuwegein. Op genoemde dag, omstreeks 04.50 uur, waren wij ter plaatse op genoemde locatie en zagen wij een vrouw staan op de hoek met de [c-straat] te Utrecht. Desgevraagd bleek zij te zijn: [aangeefster] , geboren op [geboortedatum] 1995.
3.3
Het hof heeft hetgeen ter terechtzitting is aangevoerd als volgt samengevat en verworpen:
“Overweging met betrekking tot het bewijs in de zaak met parketnummer 16-706481-18
[…]
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is en komt tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Het hof overweegt het volgende. Verklaring aangeefster en de betrouwbaarheid daarvan
[aangeefster] heeft aangifte gedaan van een verkrachting die plaatsvond op 4 september 2018 te Nieuwegein door twee mannen. Voordat zij aangifte deed heeft een informatief gesprek plaatsgevonden en na het doen van de aangifte is aangeefster - bij de politie en rechter-commissaris - meermaals nog gehoord. Zij is bij (de strekking van) haar verklaringen gebleven. Uit haar verklaringen volgt -kort samengevat en op hoofdlijnen- het volgende.
Aangeefster werd op 4 september 2018 gebeld door een jongen - naar (haar) later bleek [medeverdachte] - die zei dat zij eerder contact hadden gehad via [A] . Zij wist echter niet wie dit was en zij verwachtte een onbekende. De jongen en zij spraken af om elkaar te gaan ontmoeten. Die nacht werd aangeefster opgehaald op de afgesproken plek en op het moment dat zij instapte zag zij een voor haar onbekende bestuurder - naar later bleek verdachte - in de auto zitten. In haar overtuiging zat zij alleen met de bestuurder in de auto.
Zij was in de veronderstelling dat zij seks zou gaan hebben met die jongen met wie zij afsprak omdat zij meende dat zij met hem had afgesproken. Op enig moment merkte aangeefster echter dat er ook iemand achter haar zat. Dit bleek de jongen te zijn met wie zij een dag eerder had afgesproken en seks had gehad. Dat had zij niet fijn gevonden. Zij kreeg toen klappen en werd tot een uur of vijf in de ochtend vastgehouden, terwijl zij had aangegeven weg te willen. Ook had zij hem uitgescholden. Daarna had zij deze jongen gezegd niet meer te willen afspreken en zij had het telefoonnummer waarmee hij gebeld had gelijk geblokkeerd op haar telefoon. Toen aangeefster erachter kwam dat de jongen van een dag daarvoor ook in de auto zat, wilde zij uitstappen, maar werd zij tegengehouden. Aangekomen in Nieuwegein, werd de auto geparkeerd op een parkeerterrein. Daar moest zij verschillende seksuele handelingen plegen met beide jongens en zijn er verschillende vormen van geweld gebruikt tegen aangeefster. Zo is zij vastgepakt, geslagen en werd er aan haar haren getrokken. Tevens heeft zij gegild en gezegd dat ze haar moesten laten gaan. Zij werd echter vastgepakt toen ze wilde wegrennen. Ze heeft de jongen die achterin zat in zijn hand gebeten. Door beide jongens is er gefilmd. Alles bij elkaar heeft het zo’n drie tot vier uur geduurd. Aangeefster heeft verklaard dat zij nooit telefoonnummers op haar telefoon opslaat.
Het hof acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar en geloofwaardig en heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van haar verklaringen te twijfelen. Het hof overweegt daartoe dat aangeefster op hoofdlijnen op consistente wijze heeft verklaard. Waar zij over bepaalde details wisselend heeft verklaard, acht het hof die verschillen niet van zodanige aard en gewicht dat die afbreuk doen aan de kern van hetgeen zij heeft verklaard, over de verkrachting. Naar het oordeel van het hof had aangeefster toen zij gebeld werd door [medeverdachte] met het nummer eindigend op ‘ [telefoonnummer 3] ’ in plaats van, zoals eerder, het nummer eindigend op ‘ [telefoonnummer 2] ’ niet door dat het [medeverdachte] was die belde, ook al had zij dat misschien op dat moment kunnen weten. Dat zij dat niet doorhad wordt overigens ook door [medeverdachte] bevestigd. Dat aangeefster enkel naar de politie stapte om te ‘snitchen’ over een ketting die door [medeverdachte] en verdachte was weggenomen, is naar het oordeel van het hof niet gebleken en - gelet op haar melding, het informatieve zedengesprek en de latere aangifte - volstrekt onaannemelijk.
Bij deze beoordeling weegt het hof verder mee dat de verklaring van aangeefster op kernpunten door verschillende bewijsmiddelen wordt ondersteund. Het hof overweegt daarbij het volgende.
Verklaringen verdachte en medeverdachte Verdachte heeft verklaard dat er op 4 september 2018 seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen aangeefster en hemzelf en tussen aangeefster en [medeverdachte] . Verdachte heeft verklaard dat aangeefster [medeverdachte] na het instappen in de auto in eerste instantie niet gezien heeft. Hijzelf was de bestuurder van de auto die hij leende van zijn vader. Tijdens de seks heeft [medeverdachte] aangeefster geslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij zelf aangeefster tikjes met zijn hand heeft gegeven. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 4 september 2018 seks heeft gehad met aangeefster en dat verdachte daar ook bij was. Hijzelf heeft aangeefster daarbij geslagen. Nadat [medeverdachte] werd geconfronteerd met de videofragmenten van die nacht, heeft hij verklaard dat verdachte aangeefster eveneens heeft geslagen.
Tevens heeft [medeverdachte] verklaard dat het klopt dat hij door aangeefster in zijn hand is gebeten. [medeverdachte] heeft daarover gezegd dat dit lang geleden was. Nu echter kan worden vastgesteld dat aangeefster en [medeverdachte] elkaar pas sinds 3 september 2018 kenden, legt het hof dit deel van de verklaring van [medeverdachte] naast zich neer.Uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt tevens dat hij en aangeefster een dag eerder hadden afgesproken en toen seks hebben gehad. Toen [medeverdachte] aangeefster de volgende dag opnieuw belde (het hof begrijpt: op 4 september 2018), wist zij niet (meer) wie hij was.
Chatberichten
Voorafgaand aan de afspraak met aangeefster op 4 september 2018 hadden verdachte en [medeverdachte] contact via chatberichten. [medeverdachte] deelde videofragmenten met verdachte die hij de nacht daarvoor (van aangeefster) heeft gemaakt. Daarbij zei [medeverdachte] tegen verdachte onder meer: “deze doet alles”. Verdachte zei daarop onder andere: “Je moest haar meenemen naar afnhem”, “kan ze geen kant op”, “Ziek man”, en “Gaan we vandaag naar haar toe”. Het hof leidt hieruit af dat verdachte het oog had op het hebben van seks met aangeefster, eventueel tegen haar wil.
Na het incident op 4 september 2018 zijn er tussen [medeverdachte] en aangeefster nog berichten uitgewisseld. [medeverdachte] schreef kort na de afspraak onder meer: “Aleen ik ga soms te ver”, App mij haal me van blok weg ja ik wacht op je app”.Op 8 september 2018 schreef aangeefster naar [medeverdachte] : “Je hebt me al vdtkracht dus wat wil je nog meer”. [medeverdachte] reageerde daarop door te zeggen: “wil jr gekd verdiene” en “Ik verkracht jou ja omdat de me mama papa uitshleld ga ik jou nog kk hard neuke”.Het hof leidt hieruit onder meer af dat [medeverdachte] zich in ieder geval ten tijde van het feit bewust was van de omstandigheid dat aangeefster na de ontmoeting op 3 september geen contact (op seksueel gebied) meer met hem wilde.
Videofragmenten
Verdachte en [medeverdachte] hebben allebei filmopnames gemaakt van onder meer de seksuele handelingen op 4 september 2018. Deze videofragmenten maken deel uit van het dossier en zijn bekeken en beschreven door verbalisanten. Uit de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten blijkt onder meer dat op de videobeelden te zien is dat aangeefster meerdere malen wordt geslagen en dat te horen is dat aangeefster verschillende keren “doe normaal” zegt. Daarnaast is te horen dat aangeefster dingen zegt als “waarom doe je me dit aan vriend”, “laat mij weggaan” en “alsjeblieft niet doen”. Ook is te zien dat aangeefster wordt vastgepakt bij haar kin en haar gezicht omhoog wordt geduwd. Er wordt meermaals gehoord dat zij gilt. Uit de beelden blijkt ook dat ze niet gefilmd wil worden, ze schermt haar gezicht af en zegt dat de ze de telefoon kapot maakt. Meerdere keren wordt tegen haar gezegd dat ze haar hand weg moet halen, waarna te horen is dat ze zachtjes piept. Op enig moment is ook te zien dat aangeefster rechtop zit en een man voorover gebukt staat bij haar. Hij maakt een trekkende beweging en aangeefster gilt. Zij valt om en ligt op haar rug op straat en gilt weer. De man blijft trekken aan het voorwerp dat aangeefster vastheeft, waardoor zij doorrolt.
Onder dwang
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen moet worden vastgesteld dat de verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de seksuele handelingen tussen aangeefster en verdachte door geweld en onder dwang hebben plaatsgevonden. Het hof overweegt het volgende.
Aangeefster was in de veronderstelling dat zij op 4 september 2018 met een voor haar onbekende afsprak en werd in haar verwachting bevestigd toen zij in de auto stapte en enkel een voor haar onbekende bestuurder, te weten verdachte, zag zitten. Pas op een later moment kwam zij erachter dat [medeverdachte] eveneens in de auto zat. Dat verdachte heeft verklaard dat aangeefster [medeverdachte] niet zou hebben gezien omdat zij gelijk voorover ging zitten, acht het hof niet aannemelijk nu de auto van verdachte een kleine auto betrof waarin iemand die in normale positie op achterbank is gezeten, ook bij het instappen zichtbaar zou moeten zijn. Aangeefster werd meegenomen naar een afgelegen plek en kon niet zomaar vluchten. Zij zat in haar eentje met de twee verdachten in een kleine auto. Vervolgens zijn er seksuele handelingen gepleegd. Uit (onder meer) de videofragmenten blijkt dat aangeefster haar onwil meerdere malen kenbaar heeft gemaakt en dat zij door verdachte en [medeverdachte] werd mishandeld. Uit niets is gebleken dat verdachte en [medeverdachte] instemming van aangeefster hebben gekregen voor de seksuele handelingen en mishandelingen en evenmin is gebleken dat zij haar daarnaar hebben gevraagd.Weliswaar heeft aangeefster de handelingen die op 3 september hebben plaatsgevonden als van haar kant ‘vrijwillig’ aangemerkt. Het hof acht echter niet aannemelijk dat er sprake was van vrijwilligheid (het ontbreken van dwang), met name op grond van (de beschrijving door de politie van) de beelden van die handelingen en haar verklaring dat het een zeer onprettige ervaring voor haar was geweest en dat zij dit niet nogmaals wilde. Het hof ziet - anders dan de rechtbank - op grond van de bewijsmiddelen geen aanleiding onderscheid te maken tussen de situatie van aangeefster en verdachten in de auto en de situatie na het verlaten van de auto.Dat aangeefster een afspraak had gemaakt met iemand die zij niet kende, van welke afspraak zij verwachtte dat er seks zou gaan plaatsvinden, doet aan het voorgaande oordeel niet af. Het hof overweegt daarbij dat de situatie voor aangeefster namelijk compleet veranderde, op het moment dat zij in de auto zat en er toen pas achter kwam dat er tevens een voor haar bekende jongen in de auto zat, die zij niet meer wilde zien.Het hof wordt gesterkt in het oordeel dat aangeefster niet instemde met de seksuele handelingen en mishandelingen doordat aangeefster bijna direct nadat zij werd afgezet door verdachte en [medeverdachte] naar de politie heeft gebeld om aangifte te doen van verkrachting. Zij heeft zelf verklaard over een uur of vijf. De verklaring van aangeefster wordt op dit punt ondersteund door een proces-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat omstreeks 05.00 uur de melding binnen kwam. Verdachte heeft ook verklaard dat het die nacht een uur of vijf was geworden.
Opzetverweer
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat het voor verdachte en [medeverdachte] niet was te verwachten dat aangeefster de handelingen op 4 september niet zou willen die soortgelijk waren aan de handelingen op 3 september. Het hof verwerpt dit verweer. In het bijzonder uit het verloop van de handelingen van de verdachten voor en bij het plegen van het feit, zoals hiervoor overwogen, en uit de aard van de door de verdachten - in het bijzonder het door hen toegepaste geweld - leidt het hof het opzet van verdachten af op het dwingen van aangeefster tot het hebben van seks door geweld en / of (een) andere feitelijkhe(i)d(en).
Verdachte wist dat zijn medeverdachte - niet hijzelf - had afgesproken met aangeefster. Verdachte had kennis genomen van de videofragmenten van de avond van 3 september 2018 en van de opmerkingen van medeverdachte over aangeefster. Verdachte zag vervolgens dat zijn medeverdachte achterin de auto ging zitten in plaats van dat hij het contact legde, zoals voor de hand had gelegen. Hij zag vervolgens de verraste reactie van aangeefster. Bij de handelingen die vervolgens hebben plaatsgevonden en de reacties van aangeefster moet het de verdachten duidelijk zijn geweest dat aangeefster door hen gedwongen werd ‘mee te doen’ met seksuele handelingen. Dat aangeefster af en toe ‘gelachen’ zou hebben doet daar niet aan af, nu ook voor verdachten duidelijk moet zijn geweest dat zij zich ook op deze manier uit de situatie probeerde te redden. Het hof leidt hieruit af dat verdachte tenminste in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op de seksuele handelingen onder dwang en met geweld door bewust de aanmerkelijke kans te aanvaarden dat deze plaatsvonden met dwang en tegen de wil van aangeefster.
Medeplegen
Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verkrachting in vereniging heeft plaatsgevonden, nu sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , welke samenwerking in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Zo zijn verdachten samen naar de afspraak gegaan, hebben zij beiden seks gehad met aangeefster, hielden zij aangeefster allebei vast en hebben zij haar allebei mishandeld. Tevens hebben zij beiden filmopnames gemaakt. Dat verdachte en [medeverdachte] niet exact dezelfde seksuele handelingen met aangeefster hebben gepleegd en niet dezelfde mate van geweld hebben toegepast, doet aan het voorgaande oordeel niet af. De rol van verdachte is naar het oordeel van het hof voldoende significant en van voldoende gewicht geweest om hem als medepleger aan te merken. In het bijzonder heeft het hof daarbij gelet op het volgende. Verdachte deed zich voor als degene waarmee de (single) afspraak zou zijn gemaakt, haalde aangeefster op met zijn (vaders) auto en gaf niet aan dat [medeverdachte] ook in zijn auto zat. Verdachte reed als bestuurder naar de afgelegen plek, nam deel aan de seksuele handelingen en mishandelingen en was en bleef gedurende de tijd dat deze handelingen plaatsvonden voortdurend aanwezig, terwijl hij een deel daarvan filmde. Op geen enkel moment heeft verdachte zich gedistantieerd van de handelingen. Hij heeft - samen met medeverdachte - aangeefster uiteindelijk teruggereden en afgezet.”
4. Het eerste middel
4.1
Het eerste middel klaagt dat het hof zijn afwijking van de onderbouwde standpunten over de betrouwbaarheid van de door de aangeefster afgelegde verklaringen onbegrijpelijk en/of onvoldoende heeft gemotiveerd en/of dat voor het bewijs gebruik is gemaakt van bewijsmiddelen die in strijd zijn met de bewezenverklaring en/of met de bewijsoverwegingen van het hof, althans dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed. Blijkens de toelichting valt het middel in twee klachten uiteen.
4.2
De eerste klacht houdt in dat het hof ontoereikend gemotiveerd is afgeweken van het door de verdediging naar voren gebrachte onderbouwde standpunt ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster en komt er in de kern op neer dat de motivering van het hof geen gedegen, inhoudelijke reactie vormt op het onderbouwde standpunt. De steller van het middel meent dat tegenover het door hem aangestipte “groot aantal inconsistenties, tegenstrijdigheden en ongeloofwaardige elementen” door het hof ter weerlegging hiervan enkel gebruik is gemaakt van “holle frasen”.
4.3
De raadsman van de verdachte heeft blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnotities met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster het volgende aangevoerd:
“Verklaringen aangeefster
5. Bij toetsing van de betrouwbaarheid van de verklaringen van een aangeefster in een zaak zoals deze, gaat het erom dat deze verklaringen specifiek en gedetailleerd zijn en geen onverklaarbare tegenstrijdigheden bevatten, dat een aangeefster transparant is over haar eigen rol waarbij zij zichzelf niet ontziet, en dat haar verklaring wordt gesteund door andere bewijsmiddelen (zie bijvoorbeeld een arrest van uw hof van 29 november 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10456).
6. De verdediging heeft in eerste aanleg reeds bepleit dat er behoedzaam moet worden omgegaan met de verklaringen van aangeefster [aangeefster] , gelet op de innerlijke tegenstrijdigheden als ook de tegenstrijdigheden met de verklaringen van cliënt en de medeverdachte, als ook met de beelden die met de telefoons van de verdachten zijn opgenomen. De rechtbank heeft dit verworpen. De verdediging handhaaft echter het in eerste aanleg ingenomen, en uitgebreid gemotiveerde, standpunt daaromtrent. Dit standpunt wordt versterkt door de verklaringen die aangeefster heeft afgelegd tijdens het studioverhoor van 6 februari 2020. De in eerste aanleg benoemde tegenstrijdigheden worden door deze verklaring niet weggenomen, maar juist verder uitvergroot. De verdediging zal dit hieronder verduidelijken. Uw hof kan er wat de verdediging betreft simpelweg niet omheen dat aangeefster over de volgende gebeurtenissen van die nacht evident tegenstrijdige, en/of inconsistente en/of gewoon volstrekt ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd:
a. Het moment dat zij de aanwezigheid van de medeverdachte in de auto ontdekt. Bij het instappen ziet aangeefster een jongen die zij niet herkent als de persoon waarmee zij had afgesproken. Blijkbaar is dat geen reden om uit te stappen. Dat daargelaten verklaart zij eerst dat zij de medeverdachte ontdekte toen hij haar direct na het instappen bij haar borsten greep (informatief gesprek), en later dat dit pas was tijdens het rijden naar Nieuwegein, en nog later was dit pas bij het parkeren in Nieuwegein (aangifte). Zij heeft eerst verklaard dat zij niemand achterin de auto zag omdat het donker was (informatief gesprek). Later verklaart zij dat zij op het moment dat zij instapte eerst keek of zij iemand anders zag, omdat zij eerder aan de telefoon nog een andere mannenstem had gehoord, en dat zij toen niemand zag terwijl er wel verlichting was (aangifte én getuigenverhoor 2020). Dit terwijl de medeverdachte al die tijd op de achterbank van deze kleine driedeurs auto zat. Al met al is de verklaring van aangeefster op dit punt evident onbetrouwbaar, en past dit alles veel meer in de verklaringen van de verdachten, namelijk dat er in de auto niets aan de hand was, en de sfeer zelfs ontspannen was en er ook gelachen werd. Dit wordt bevestigd door het filmpje 5581 zoals weergegeven op pag. 332. Te zien is dat er een ontspannen, rustige sfeer is in de auto. Client rijdt met de armen losjes over het stuur, aangeefster zit op de bijrijdersstoel en [medeverdachte] filmt. Dit filmpje is gemaakt om 2.08 uur. Dat aangeefster op dat moment niet in deze auto wil zitten of weg probeert te komen, of schreeuwt, is niet te zien.
b. De sfeer in de auto en de houding van aangeefster En om daar gelijk op in te haken. Aangeefster wordt op enig moment door de verbalisanten geconfronteerd met filmpjes op de telefoons van de verdachten, waarop is te zien dat zij zit te lachen en met de jongens zit te roken. Zij verklaart desgevraagd dat zij dit deed om de jongens af te leiden, en dat zij nooit haar emotie laat zien (pag. 173). Iets wat natuurlijk totaal niet overeenstemt met haar verklaring dat zij op het moment dat zij de medeverdachte in de auto zag begon te gillen en eigenlijk gelijk weg wilde. Sowieso valt op dat de verbalisanten behoorlijk doorvragen op dit onderwerp, waarbij alle vragen als gemeenschappelijke deler hebben dat zij helder proberen te krijgen hoe de jongens konden weten dat aangeefster het allemaal niet wilde. Zij wordt gewezen op de filmpjes van de avond ervoor, waar zij samen was met de medeverdachte, en die nagenoeg identiek zijn aan de filmpjes van de nacht van 4 september. Verder verklaart zij dus geen emotie te tonen, en op de vraag hoe de jongens dan hadden kunnen weten dat zij niet nog een keer met de medeverdachte wilde afspreken, dat hij dit eigenlijk helemaal niet kon weten (pag. 172 onderaan). Daarvoor is zij ook nog gewezen op de contacten met de medeverdachte, in die zin dat zij ondanks haar naar eigen zeggen slechte ervaringen van de vorige nacht toch weer opneemt als de medeverdachte met een bekend nummer belt, en toch weer een afspraak met hem maakt. Aangeefster krijgt ook daar een vraag over, en zegt dan dat de medeverdachte het aan haar gezicht had kunnen zien, waar ze eerder verklaarde geen emotie te tonen. Bij dit alles ligt de focus op de medeverdachte, gelet op de contacten van de nacht ervoor. Uit het dossier blijkt duidelijk dat de medeverdachte een aantal filmpjes van die avond ervoor naar cliënt had gestuurd, en hem uiteindelijk mee heeft gevraagd om seks met aangeefster te hebben in de bewuste nacht. Client zag op de parkeerplaats in Nieuwegein niets anders dan wat hij op de beelden had gezien van de nacht ervoor. Kortom, ook cliënt had op geen enkele wijze redelijkerwijs kunnen vermoeden dat aangeefster niet gediend was van de seksuele handelingen die zij die nacht heeft verricht met beide verdachten, en de wijze waarop dit allemaal plaatsvond.
c. De bewegingsruimte in en rondom de auto. Een vaststaand gegeven in deze zaak is dat alles zich heeft afgespeeld in en rondom een driedeurs auto. Een auto waarbij je dus, als je vanaf de achterbank wilt uitstappen, moet wachten tot de bestuurder of de bijrijder is uitgestapt en diens stoel naar voren heeft geklapt. Wat ook buiten twijfel staat, is dat de medeverdachte op het moment dat de auto parkeerde, nog achterin zat. Hij moest dus eerst wachten tot aangeefster of cliënt was uitgestapt, en de stoel voor hem naar voren was geklapt, voordat hij seksuele handelingen met aangeefster zou kunnen verrichten. Hoe is dit gegaan volgens aangeefster? Wederom komen er geen heldere antwoorden. Eerst verklaart ze dat de medeverdachte vanaf de achterkant naar haar kant gelopen was, naast haar was gaan staan terwijl zij op de bijrijdersstoel zat, toen haar shirt kapot trok, haar broek uittrok en haar string scheurde (informatief gesprek). Als ze met deze feitelijk onmogelijke opeenvolgende reeks van handelingen wordt geconfronteerd tijdens het getuigenverhoor van vorig jaar februari, is haar eerste antwoord dat er toch een achterdeur was (die er niet was). Als er wordt doorgevraagd loopt aangeefster vast: “Hij kon door het midden en toen heeft hij mijn string uitgetrokken. De kleren uittrekken heeft hij buiten gedaan. Ik ben waarschijnlijk uitgestapt... Ik ben dus waarschijnlijk uitgestapt.”
d. Ontbreken van letsel. Aangeefster beschrijft tijdens het informatief gesprek allerlei vormen van geweld die de verdachten tegen haar zouden hebben toegepast. Ze zou onder meer meerdere klappen tegen haar gezicht hebben gekregen, en haar keel zou dichtgeknepen zijn. Ook zou ze in haar rechterwang gebeten zijn. Verbalisanten zien echter geen letsel in het gezicht van aangeefster, noch in haar hals, noch op haar pols (pag. 136). Bij de arts verklaart aangeefster opeens pijn te hebben aan de andere kant van haar gezicht (pag. 149). Dit onderdeel van haar verklaringen is van evident belang, omdat hieruit volgens aangeefster het geweld en de dwang die door de verdachten volgens haar is toegepast zou blijken. Aangeefster is hiermee geconfronteerd tijdens haar getuigenverhoor. Op de vraag hoe het kan dat zij het over letsel heeft, maar de verbalisanten geen letsel bij haar hadden waargenomen, antwoordt zij dat dit aan de politie lag. Die mochten haar niet.
e. De beelden. Al het beeldmateriaal op de telefoons van cliënt en de medeverdachte is onderzocht. Client is tijdens zijn verhoor, waarbij ik aanwezig was, geconfronteerd met deze beelden. Wat daarbij opviel is dat niemand, dus ook niet de verbalisanten, op de beelden een meisje zag wat seks had tegen haar zin, dan wel zich hevig verzette, dan wel probeerde weg te rennen, dan wel aan het schreeuwen was dat het moest stoppen. De rechtbank heeft in haar vonnis dit ook grotendeels onderkend, en daarbij veel waarde gehecht aan de vaststelling dat de beelden van beide avonden niet wezenlijk van elkaar verschillen.
f. Overig. Ook ten aanzien van het schoonmaken met doekjes en de momenten waarop zij geen kleding meer aanhad heeft aangeefster evident tegenstrijdig verklaard. Op dit punt wordt volstaan met een verwijzing naar hetgeen daarover in eerste aanleg reeds is aangevoerd, met het verzoek dat als hier nadrukkelijk herhaald en ingelast te zien.
7. Gelet op dit alles kan er onmogelijk worden gesproken van verklaringen die specifiek en gedetailleerd zijn en geen onverklaarbare tegenstrijdigheden bevatten. De verdediging vindt de kritische houding van de verhorende verbalisanten in dat kader ook tekenend. Er wordt tijdens het informatieve gesprek letterlijk opgenomen “daar er onduidelijkheden in haar verhaal zijn, wordt haar duidelijk gemaakt dat zij de waarheid moet spreken (pag. 136).” Ook tijdens haar aangifte, de twee aanvullende verhoren, en zelfs tijdens het studioverhoor zijn de verhorende verbalisanten buitengewoon kritisch. Bovendien verklaart aangeefster zelf dat zij kampt met ernstige stemmingswisselingen (pag. 153), heeft zij meermaals tegen beide verdachten gezegd dat zij hen zou gaan snitchen (verklaring cliënt en medeverdachte bij de RC), en dat heeft zij het over wraak nemen. Ook dit alles doet ernstig afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster.
8. Het moge duidelijk zijn dat de verdediging het in zoverre eens is met de overwegingen van de rechtbank dat cliënt moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde verkrachting voor de handelingen in de auto. Dit ligt echter anders ten aanzien van het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de seksuele handelingen die zijn verricht buiten de auto, waarvoor de rechtbank de verdachten wel heeft veroordeeld.
Handelingen buiten de auto 9. Ten aanzien van de voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit vereiste dwang heeft de echter rechtbank een ‘knip’ gemaakt in de feitelijke handelingen zoals die zich die avond hebben afgespeeld. Ten aanzien van de seksuele handelingen buiten de auto komt de rechtbank namelijk wel tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde verkrachting. Met dit oordeel kan client zich niet verenigen. Gelet op het vonnis, heeft de rechtbank voor deze conclusie met name een deel van de verklaring van aangeefster redengevend geacht, in samenhang met een filmfragment dat is aangetroffen op de telefoon van cliënt. In dat filmfragment is ondersteuning gevonden voor de verklaring van aangeefster dat zij uit de auto is gestapt op enig moment, dat zij toen heeft geprobeerd om weg te rennen maar op dat moment door de medeverdachte werd tegengehouden. Daarbij was zij op de grond terechtgekomen en zou zij hard hebben gegild. Verder wordt redengevend geacht dat de medeverdachte over het tasincident wisselende verklaringen heeft afgelegd, die ook nog eens afwijken van de verklaring van cliënt. De rechtbank overweegt vervolgens dat het voor cliënt en de medeverdachte vanaf dat moment duidelijk moet zijn geweest dat aangeefster daar tegen haar wil was en om die reden zijn alle seksuele handelingen die na dit moment zijn verricht, aangemerkt als verkrachting.
10. Het bewuste filmpje (0473, pag. 343) is net als de andere filmpjes bekeken en uitgewerkt in een proces-verbaal. Het enige wat je volgens deze uitwerking ziet is dat twee personen allebei aan een tas trekken. Omdat aangeefster niet loslaat, valt ze op een gegeven moment achterover. Daarna blijven beiden aan de tas trekken. Dat hier sprake is van iemand die wordt belemmerd om te vluchten, is geenszins sprake.
11. En dan zijn er na dit filmpje nog een aantal filmpjes gemaakt waarop seksuele handelingen te zien zijn (pag. 344-347). Op filmpje 0476, die gelet op de nummering gemaakt moet zijn na het trekwerk aan de tas, hoor je aangeefster zelfs lachen, en heeft zij seks met de medeverdachte. Uit dit filmpje blijkt op geen enkele wijze dat hier iets tegen de zin van aangeefster gebeurt. Filmpje 0482 beschrijft hoogstwaarschijnlijk de terugrit, waar aangeefster een normaal gesprek heeft met de andere inzittenden.
12. Samenvattend: Op het voor de rechtbank cruciale filmpje is te zien dat er door twee personen aan een tas wordt getrokken, en er zeker niet onomstotelijk sprake van iemand die wordt belet te vluchten, of anderszins wordt gedwongen om iets tegen haar zin te doen. Tot slot is er ook geen sprake van enige seksuele handelingen op dit filmpje, laat staan onder dwang. Om dan de conclusie te trekken dat de seksuele handelingen die daarna zijn verricht wel onder dwang zijn ondergaan, terwijl de filmpjes daarvan nog steeds niets anders laten zien dan de beelden vanuit de auto, gaat gezien het te hanteren toetsingskader een paar bruggen te ver.
13. En wat heeft aangeefster zelf over dit moment verklaard. Tijdens haar aangifte verklaart zij dat zij niet met de jongens terug de auto in wilde, maar dat zij werd gedwongen omdat werd gezegd dat zij anders haar tas niet terugkreeg (pag. 160). Hier gaat het dus over dwang om weer in de auto te stappen en mee terug te rijden, waarbij geen enkele link wordt gelegd met het ondergaan van seksuele handelingen. Zij verklaart verderop in haar aangifte dat er buiten een moment is dat zij weg kon, zij toen heel hard gilde en wegrende. Dit was volgens haar ook gefilmd (pag. 164). Een dergelijk filmpje is echter niet aangetroffen op de inbeslaggenomen telefoons.
14. Tijdens haar tweede aanvullende verhoor wordt het bewuste filmfragment besproken met aangeefster. Zij verklaart dat de medeverdachte haar over de grond sleurde en haar tas pakte. Die tas zou hij vervolgens kapot hebben gemaakt, waarna zij in moest stappen anders zou de tas worden afgepakt. Op de vraag waarom hij haar tas pakte antwoordt ze vervolgens echter niet dat dit was omdat ze in moest stappen, maar omdat ze seks met hem moest hebben. De verbalisant vraagt vervolgens waaruit zij dit opmaakt, en dat je er net zo goed in kon zien dat hij haar tas wilde stelen. Daarop antwoordt aangeefster:
“nee, hij heeft hem wel teruggegeven. Ook mijn telefoon zat in zijn handen en deed hij niets mee, gaf hij terug (pag. 180 onderaan).”
In deze korte serie opeenvolgende verklaringen ontbreekt natuurlijk iedere vorm van consistentie. Eerst wordt de tas afgepakt omdat ze mee de auto terug naar Utrecht in moest, vervolgens om seks te hebben, maar uiteindelijk werd de tas teruggegeven. De verbalisanten wijzen aangeefster aan het einde van deze verklaring nog een keer op haar aangifte, waarop zij aangeeft dat op dit filmfragment te zien zou zijn dat zij seks moest hebben, hoe zij tegengehouden werd en over de grond werd gesleurd, en in de auto werd gegooid. Een terechte vraag, waarop aangeefster ook geen duidelijk antwoord heeft (pag. 181 onderaan).
15. Tijdens haar getuigenverhoor is aangeefster hier ook mee geconfronteerd. En daar verklaart ze weer dat de dwang eruit bestond dat ze haar spullen en haar tas hadden. Dit staat weer haaks op haar eerdere verklaring dat de tas gewoon werd teruggegeven. Verderop antwoordt zij op de vraag waarom zij op de terugweg niet al de politie heeft gebeld, dat dit niet kon omdat zij haar telefoon kapot hadden gemaakt. Maar toen ze uitstapte kon ze gelijk de politie bellen. Ook dit is evident tegenstrijdig.
[…]
Conclusie17. Gelet op al het voorgaande, is er ook ten aanzien van de verklaringen van aangeefster over de gebeurtenissen buiten de auto absoluut geen sprake van verklaringen die specifiek en gedetailleerd zijn en geen onverklaarbare tegenstrijdigheden bevatten, en die door objectief bewijsmateriaal worden ondersteund. De eindconclusie is dan ook dat uw hof cliënt integraal moet vrijspreken van de hem tenlastegelegde verkrachting.[…]”
4.4
Naar mijn mening loopt de eerste deelklacht spaak op de vrijheid die de feitenrechter heeft bij de selectie en waardering van het bewijsmateriaal. Ook als door of namens de verdachte een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt is ingenomen ten aanzien van het gebruikte bewijsmateriaal, hangt de motiveringsplicht van de afwijking van een dergelijk standpunt af van de inhoud en indringendheid van de argumenten die zijn aangevoerd. Bovendien gaat de motiveringsplicht niet zo ver dat bij de niet-aanvaarding van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt op ieder detail van die argumentatie moet worden ingegaan.1.
4.5
Het hof is afgeweken van het door de verdediging aangevoerde standpunt en heeft gemotiveerd uiteengezet dat het geen reden ziet om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster te twijfelen. Daarbij heeft het hof onder meer in aanmerking genomen dat de aangeefster op hoofdlijnen op consistente wijze heeft verklaard. Waar zij over bepaalde details wisselend heeft verklaard, acht het hof die verschillen niet van zodanige aard en gewicht dat die afbreuk doen aan de kern van hetgeen zij heeft verklaard over de verkrachting. Het hof licht daarbij een aantal specifieke tegenwerpingen die door de verdediging naar voren zijn gebracht uit en weerlegt deze. Vervolgens weegt het hof mee dat de verklaring van de aangeefster op kernpunten door verschillende bewijsmiddelen wordt ondersteund. Het hof geeft daarbij uitvoerig aan in welk specifieke bewijsmateriaal die steun naar zijn oordeel kan worden gevonden. Daarbij bestrekt het hof de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, chatberichten en videofragmenten.
4.6
Gelet op het voorgaande ben ik, in tegenstelling tot de steller van het middel van mening dat het hof de afwijking van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster toereikend heeft gemotiveerd en daarbij niet enkel gebruik heeft gemaakt van “holle frasen”. Het hof heeft in uitgebreide bewoordingen tot uitdrukking gebracht waarom het in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geen reden ziet om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster te twijfelen. Zoals gezegd reikt de motiveringsplicht niet zo ver dat bij de niet-aanvaarding van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt op ieder detail van die argumentatie moet worden ingegaan. Tot een nadere motivering was het hof mijns inziens dan ook niet gehouden.
4.7
De eerste klacht faalt.
4.8
De tweede klacht komt op tegen de in bewijsmiddel 2 opgenomen verklaringen van de aangeefster en de in bewijsmiddel 11 opgenomen berichtgeving van de medeverdachte. Volgens de steller van het middel zijn deze bewijsmiddelen in strijd met de bewezenverklaring nu daaruit blijkt dat de aangeefster met de verdachte wel seksueel contact wilde hebben c.q. alleen de medeverdachte in verband heeft gebracht met verkrachting. Voorts wordt aangevoerd dat het hof voor het bewijs gebruik heeft gemaakt van een verklaring van de aangeefster (bewijsmiddel 2), terwijl het hof deze verklaring in zijn overwegingen als niet aannemelijk heeft aangemerkt.
4.9
Voor het lezersgemak herhaal ik hier de betreffende bewijsmiddelen, eerder geciteerd in randnummer 3.2:“2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever (als bijlage pagina’s 170-175 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 22 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van aangeefster:Eerste nacht was sowieso vrijwillig. Het duurde heel lang. Dat vond ik echt niet fijn. Hij ging mij filmen en dat vond ik niet leuk. Niet iedereen hoeft te weten wat ik doe. Ik ging steeds mijn handen voor mijn gezicht doen. Ik vond het echt niet leuk. De eerste nacht waren nog hardere klappen. Ik vond dat geen verkrachting. Dat was vrijwillig. Hij hield mij vast tot 5 uur of zo. Toen ik ging uitstappen en zei dat ik niet meer met hem af wilde spreken toen trok hij mijn broek naar beneden. Ik wilde het met de bestuurder wel omdat hij onbekend was en met de jongen achterin wilde ik geen seks. Ik had de eerste nacht tegen hem gezegd dat het de eerste en de laatste keer was dat ik hem zou zien. U vraagt mij hoe die jongen kon weten dat ik de tweede nacht geen seks met hem wilde. Dat had ik de eerste nacht gezegd. Ik had hem geblokt en ik had zijn moeder uitgescholden. 11. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal chat [A] (als bijlage pagina’s 260-276 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 13 september 2018 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant:[…] Bijlage: 8 september 208 Je hebt me al vdtkracht duswat wil je nog meer wiljr gekd verdiene ik vekracht jou ja omdat je me mama papa uitshleld ga ik jou nog kk hard neuke” En de betreffende overweging van het hof, eerder geciteerd in randnummer 3.3: “Weliswaar heeft aangeefster de handelingen die op 3 september hebben plaatsgevonden als van haar kant ‘vrijwillig’ aangemerkt. Het hof acht echter niet aannemelijk dat er sprake was van vrijwilligheid (het ontbreken van dwang), met name op grond van (de beschrijving door de politie van) de beelden van die handelingen en haar verklaring dat het een zeer onprettige ervaring voor haar was geweest en dat zij dit niet nogmaals wilde.”
4.10
Ik ben het niet met de steller van het middel eens dat het hof gebruik heeft gemaakt van bewijsmiddelen die in strijd zijn met de bewezenverklaring en wel om het volgende.
4.11
Op 3 september 2018 vindt een ontmoeting tussen de medeverdachte en de aangeefster plaats die uitmondt in een (klaarblijkelijk voor de aangeefster onprettige) seksuele ervaring waarop de aangeefster aan de medeverdachte duidelijk heeft gemaakt niet nogmaals te willen afspreken (bewijsmiddel 2). Uit de vaststellingen van het hof volgt dat de verdachte en zijn medeverdachte een dag later het plan hebben opgevat de aangeefster mee te nemen naar een afgelegen plek, kennelijk met het doel om daar allebei seks met haar te hebben. De aangeefster was evenwel in de veronderstelling alleen een (seks)afspraak te maken met de – haar onbekende – verdachte. Vervolgens bleek dat ook de medeverdachte – de jongen van de avond ervoor – in de auto zat (bewijsmiddel 1). Volgens de vaststellingen van het hof werd de aangeefster meegenomen naar een afgelegen plek waar zij niet zomaar kon vluchten. Zij was alleen met de twee verdachten. Uit het door het hof gebezigde bewijsmiddel 1 volgt dat de aangeefster heeft verklaard weg te willen rennen, waarop de verdachte en de medeverdachte zeiden “Nee je blijft”. De aangeefster heeft verklaard dat zij daarop werd tegengehouden. Dat zij daar met zowel de verdachte als de medeverdachte tegen haar wil seks gehad leidt het hof onder meer af uit de door de verdachte en de medeverdachte gemaakte videobeelden. Uit de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten blijkt dat op de videobeelden te zien is dat de aangeefster verschillende keren “doe normaal” zegt, “waarom doe je me dit aan vriend”, “laat mij weggaan” en “alsjeblieft niet doen” (bewijsmiddel 12). Het hof stelt verder vast: “Ook is te zien dat de aangeefster wordt vastgepakt bij haar kin en haar gezicht omhoog wordt geduwd. Er wordt meermaals gehoord dat zij gilt. Uit de beelden blijkt ook dat ze niet gefilmd wil worden, ze schermt haar gezicht af en zegt dat de ze de telefoon kapot maakt.” Het voorgaande schetst een indringend beeld over de dwingende situatie van de avond.
4.12
Tegen deze achtergrond zijn de bewijsmiddelen 2 en 11 niet in strijd met de bewezenverklaring, ook al volgt uit bewijsmiddel 2 dat zij aanvankelijk wel seks met de verdachte wilde hebben en volgt uit bewijsmiddel 11 dat zij in een chatbericht aan de medeverdachte hem de verkrachting verwijt en in dat bericht niet ook de verdachte betrekt. Door deze bewijsmiddelen op te nemen in de bewijsvoering, heeft het hof kennelijk tot uitdrukking willen brengen hoe de situatie zich transformeerde op 4 september 2018. Hoewel de aangeefster aanvankelijk wel seks wilde met de verdachte en daartoe een afspraak had gemaakt, veranderde dat toen bleek dat de medeverdachte, waarmee de aangeefster de avond ervoor al een nare ervaring had, ook in de auto bij de verdachte zat. Onder die omstandigheden in combinatie met hetgeen zich daarna heeft afgespeeld, zo begrijp ik het hof, was van vrijwillige seks geen sprake (meer). Dat de aangeefster blijkens bewijsmiddel 2 aanvankelijk wel seks met de verdachte wilde, doet er niet aan af dat de omstandigheden volgens de vaststellingen van het hof gaandeweg drastisch zijn veranderd. Kennelijk heeft het hof dit willen illustreren door de verklaringen van de aangeefster en de berichtgeving tussen de aangeefster en de medeverdachte op te nemen in de bewijsvoering.
4.13
Daarbij merk ik wel op dat bewijsmiddel 11 op het eerste gezicht niet directe relevant lijkt voor de bewijsvoering, nu het enkel berichtgeving tussen de aangeefster en de medeverdachte betreft. Mocht de steller van het middel erop doelen dat uit dat bewijsmiddel naar voren komt dat de aangeefster enkel onvrijwillige seks met de medeverdachte heeft gehad en dit met zich brengt dat de seks met de verdachte vrijwillig was, treft de klacht geen doel. De berichtgeving over de onvrijwillige seks tussen de aangeefster en de medeverdachte, zegt immers niets over de seks met de verdachte. Vanuit dat oogpunt is de aan de bewijsvoering toegevoegde verklaring mogelijk overbodig, maar de bewezenverklaring wordt hierdoor niet aangetast.
4.14
Ook de stelling dat het hof voor het bewijs gebruik heeft gemaakt van een verklaring van de aangeefster die het hof in zijn overwegingen als niet aannemelijk heeft aangemerkt, kan ik niet volgen. Ik meen dat het hier gaat om een verkeerde lezing van het arrest door de raadsman van de verdachte, nu het hof niet de gehele verklaring als niet aannemelijk bestempeld, maar overweegt dat hoewel de aangeefster de handelingen van 3 september typeert als “vrijwillig”, het hof deze typering gezien de beschrijving van de politie van de beelden van die handelingen en gezien haar verklaring dat het een zeer onprettige ervaring voor haar was geweest en dat zij dit niet nogmaals wilde, (in overigens diezelfde verklaring) in twijfel trekt.
4.15
De tweede klacht faalt eveneens.
4.16
Het eerste middel faalt in al zijn onderdelen.
5. Het tweede middel
5.1
Het tweede middel klaagt dat het hof de opgelegde straf onbegrijpelijk en/of onvoldoende heeft gemotiveerd. Blijkens de toelichting wordt daaraan ten grondslag gelegd dat de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die het hof heeft opgelegd 6,66 maal zwaarder is dan het onvoorwaardelijke deel van de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf en tweemaal zwaarder dan de in hoger beroep gevorderde gevangenisstraf. Dit terwijl die gevorderde straf betrekking had op zowel meineed als verkrachting, terwijl de verdachte door het hof enkel is veroordeeld voor verkrachting. De steller van het middel meent dat tegen deze achtergrond hoge eisen moeten worden gesteld aan de strafmotivering. Eisen waaraan de overwegingen van het hof niet voldoen. Verder wordt door de steller van het middel aangevoerd dat – in tegenstelling tot de opgelegde straf – de overwegingen van het hof niet afwijken van die van de rechtbank waar het gaat om de waardering van de ernst van het delict. Voorts mist de raadsman van de verdachte een nadere motivering ten aanzien van het tijdsverloop tussen het vonnis van de rechtbank en de behandeling in hoger beroep, evenals een nadere motivering ten aanzien van het in zijn oordeel meewegen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Als laatste wordt nog aangevoerd dat het oordeel van het hof ontoereikend is gemotiveerd, omdat het zonder enige uitleg is afgeweken van het advies van de reclassering, die een (grotendeels) voorwaardelijke gevangenisstraf heeft geadviseerd.
5.2
In eerste aanleg is de verdachte door de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht ter zake van verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft met betrekking tot de strafoplegging het volgende overwogen:
“Oplegging van straf en/of maatregel
Door de rechtbank is - op basis van een bewezenverklaring van beperktere omvang dan die van het hof - aan verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en aftrek van de duur van het voorarrest, opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de Reclassering en een proeftijd van twee jaar, wordt opgelegd.
Door de verdediging is er geen strafmaatverweer gevoerd; echter is wel verzocht om in het geval van strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het hof overweegt het volgende.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (kort gezegd) verkrachting in vereniging. Samen met [medeverdachte] heeft hij aangeefster op een afgelegen parkeerterrein, gedurende de nacht, langdurig en gewelddadig verkracht. Door op dergelijke wijze te handelen, heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefster. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksuele delicten daar nog lange tijd de negatieve gevolgen van ondervinden. Het hof neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en die van zijn medeverdachte en daarbij geen rekening heeft gehouden met de belangen en gevoelens van de (kwetsbare) aangeefster. Tevens neemt het hof verdachte kwalijk dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad en de ernst daarvan niet lijkt in te zien.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat enkel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Het hof overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht als vertrekpunt uitgaan van een gevangenisstraf van 24 maanden voor een verkrachting. Strafverzwarend is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een verkrachting in vereniging, die van zeer vernederende aard was en waarbij sprake was van een kwetsbaar slachtoffer.Het hof ziet echter reden om van voornoemd vertrekpunt - in voor verdachte voordelige zin – af te wijken. Het hof houdt er namelijk rekening mee dat [medeverdachte] de initiator van het delict is geweest en deze medeverdachte tijdens het plegen van het feit een grotere rol heeft gehad in onder meer het plegen van het geweld en de seksuele handelingen. Het hof heeft in aanmerking genomen dat niet is gebleken van persoonlijke omstandigheden waarvan een strafmatigende werking zou moeten uitgaan. Daarnaast ziet het hof geen aanleiding om over te gaan tot de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel. Gelet op het voorgaande ziet het hof redenen om af te wijken van de eis van de advocaat-generaal.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest, passend en geboden is.”
5.3
Bij de beoordeling van het middel stel ik het volgende voorop. De strafoplegging wordt bepaald door uiteenlopende factoren, waaronder de ernst van het feit en de persoon van de verdachte. Volgens de Hoge Raad is de feitenrechter – binnen de grenzen van het ter zake geldende strafmaximum – vrij in de keuze van de straf, waaronder ook is te verstaan de keuze van de strafsoort, en in de waardering van de factoren die hij daartoe van belang acht.2.De Hoge Raad stelt zich daarom als cassatierechter terughoudend op bij de beantwoording van de vraag of de motivering van de beslissing over de straftoemeting toereikend is.3.De beslissing over de straftoemeting wordt in sterke mate bepaald door de omstandigheden van het geval en de persoon van de verdachte. Mede gelet op de veelheid aan factoren die van belang (kunnen) zijn bij de keuze van de strafsoort en het bepalen van de hoogte van de straf kan de feitenrechter daarbij slechts tot op zekere hoogte inzicht verschaffen in en uitleg geven over de afwegingen die ten grondslag liggen aan zijn straftoemetingsbeslissing. Wel dienen de factoren ter sprake te zijn gekomen op de terechtzitting en dienen de vaststellingen die de rechter in zijn strafmotivering doet, begrijpelijk te zijn.4.Wanneer de strafoplegging zonder uitleg onbegrijpelijk is of verbazing wekt (het verbazingscriterium) en daardoor onbegrijpelijk is, kan in cassatie worden ingegrepen. Hierop wordt in het middel echter geen beroep gedaan.
5.4
Daarnaast is het zo dat de feitenrechter niet gebonden is aan de LOVS-oriëntatiepunten en de uitleg hiervan aan hem is voorbehouden. Wel kan in gevallen waarin de feitenrechter die oriëntatiepunten uitlegt en/of toepast in cassatie worden getoetst of die uitleg en toepassing door de rechter begrijpelijk zijn. Die toetsing heeft echter, de rechterlijke straftoemetingsvrijheid in aanmerking genomen alsmede gelet op de aard van die oriëntatiepunten, een beperkt karakter.5.
5.5
Terug naar de onderhavige zaak. Bij de oplegging van de straf is het hof zich ervan bewust geweest dat door de rechtbank een lichtere straf is opgelegd en ook de eis van de advocaat-generaal lager ligt dan de straf die het hof heeft opgelegd. Desondanks heeft het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 maanden passend en geboden geacht. Daaraan legt het hof allereerst ten grondslag de aard en ernst van het bewezenverklaarde (verkrachting in vereniging) en de omstandigheden waaronder het feit is begaan (op een afgelegen parkeerterrein, gedurende de nacht, langdurig en gewelddadig). Het hof weegt verder mee dat door op dergelijke wijze te handelen, op grove wijze inbreuk wordt gemaakt op de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de aangeefster, de verdachte zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en die van zijn medeverdachte en daarnaast geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad en de ernst daarvan niet lijkt in te zien. Het hof heeft vervolgens de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt genomen (met 24 maanden gevangenisstraf als vertrekpunt bij verkrachting) en wijkt met zijn uiteindelijke oordeel niet ver daarvan af. Het hof weegt strafverzwarend mee dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting in vereniging, die van zeer vernederende aard was en waarbij sprake was van een kwetsbaar slachtoffer. Ten voordele van de verdachte weegt het hof in de straftoemeting mee dat niet hij maar zijn medeverdachte de initiator was en laatstgenoemde ook een grotere rol heeft gehad tijdens het plegen van het feit. Uit de strafmotivering van het hof blijkt dat het hof bij het bepalen van de straf acht heeft geslagen op de persoon van de verdachte en daarnaast een afweging heeft gemaakt ten aanzien van het eventueel opleggen van een voorwaardelijk strafdeel. Het hof is niet gehouden het advies van de reclassering over te nemen, waarbij ik nog opmerk dat de verdediging hierover ook niets heeft aangevoerd in hoger beroep. Dat de rechtbank eerder tot een andere strafoplegging kwam, doet aan de begrijpelijkheid van de strafmotivering van het hof niet af. Ook de klacht over het lange procesverloop treft geen doel: de behandeling van de zaak is binnen de daartoe gestelde redelijke termijn van twee jaar gebleven.
5.6
Gelet op de overwegingen die het hof aan de strafoplegging heeft gewijd, acht ik de strafoplegging, mede gelet op de beperkte toets in cassatie, niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd.
5.7
Het middel faalt.
6. Het derde middel
6.1
Het derde middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat het hof de stukken te laat heeft ingezonden.
6.2
Namens de verdachte is op 18 februari 2021 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 3 november 2021 bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen. De stukken zijn daarmee niet tijdig, te weten binnen acht maanden na het instellen van beroep in cassatie naar de griffie van de Hoge Raad gezonden, zodat de redelijke termijn als bedoeld is geschonden. De inzendtermijn is met afgerond één maand overschreden. Daarbij merk ik op dat de Hoge Raad uitspraak zal doen nadat de termijn van zestien maanden sinds het instellen van het cassatieberoep is overschreden, zodat dit verzuim niet meer valt te repareren met een voortvarende afdoening door de Hoge Raad.6.Dit betekent dat de schending dient te leiden tot strafvermindering zoals de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
7. Conclusie
7.1
Het eerste en tweede middel falen en kunnen met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden afgedaan. Het derde middel slaagt.
7.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
7.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat de duur van de opgelegde gevangenisstraf betreft, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 30‑08‑2022
Zie HR 15 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:46, rov. 3.5 en HR 21 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY7805.
HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:975, rov. 3.5.3.
Vgl. bijv. HR 21 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY7805, rov. 3.3 en recent HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:975.
Vgl. bijv. HR 31 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:114, rov. 3.4.1; HR 13 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2067, rov. 3.5.
HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358 m. nt. P.A.M. Mevis.