Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015269502 gesloten op 19 oktober 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Rb. Gelderland, 04-05-2017, nr. 05/860507-15
ECLI:NL:RBGEL:2017:2540, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
04-05-2017
- Zaaknummer
05/860507-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2017:2540, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 04‑05‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:5014, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 04‑05‑2017
Inhoudsindicatie
De rechtbank heeft een 44-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden vanwege het plegen van ontucht met een minderjarige die woonde in de instelling waar hij hulpverlener was. Ook heeft de rechtbank hem een verbod opgelegd voor de duur van 3 jaren om werkzaam te zijn in de zorg en/of hulpverlening aan minderjarigen. De rechtbank vindt bewezen dat hij met het slachtoffer, dat toen 16 jaren oud was, een seksuele relatie is aangegaan en dat hij, nadat hij haar vertrouwen had gewonnen, een aantal keren seks met haar heeft gehad, binnen de instelling waar hij werkte en zij woonde. De rechtbank vindt het handelen van verdachte zeer kwalijk en strafwaardig. Voor het slachtoffer heeft zijn handelen grote gevolgen gehad. Omdat verdachte ontkent de feiten te hebben gepleegd, is een behandeling of contact met de reclassering niet opgelegd.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/860507-15
Datum uitspraak : 4 mei 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1972 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] ,
raadsman: mr. O.J. Ingwersen, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2017.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij - als groepsleider bij de [instelling] - op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2015 2015 tot en met 30 mei 2015 te Zetten, gemeente Overbetuwe, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1998, door zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of zijn penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en/of de vagina van die [slachtoffer] te likken (beffen) en/of de vagina en/of borsten van die [slachtoffer] te betasten en/of te (tong)zoenen met die [slachtoffer] ;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 5 maart 2015 tot en met 30 mei 2015 te Zetten, (telkens) terwijl hij als groepsleider bij de [instelling] werkzaam was, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1998, die in bovengenoemde stichting was opgenomen, hebbende die ontucht (telkens) bestaan uit het brengen van zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of het likken (beffen) van de vagina van die [slachtoffer] en/of het betasten van de vagina en/of borsten van die [slachtoffer] en/of het (tong)zoenen met die [slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer] is op 19 maart 2015 geplaatst in de Rietkamp, een gesloten groep van de [instelling] te Zetten, gemeente Overbetuwe. Hieraan is een ondertoezichtstelling van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1998, voorafgegaan.2.Verdachte is tijdens het verblijf van [slachtoffer] op de Rietkamp één van de groepsleiders geweest.3.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden geacht dat verdachte zich in de periode van eind april tot en met 30 mei 2015 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met een minderjarige die aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd (zoals primair tenlastegelegd).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent ten stelligste dat sprake is geweest van seksuele handelingen tussen hem en aangeefster. Verdachte heeft verklaard dat hij masturbeerde op zijn werk en zijn sperma in een slipje – niet afkomstig van aangeefster – opving. Het slipje bevond zich in zijn tas in de kantoorruimte. Aangeefster mocht bij zijn spullen komen, mogelijk kan hierdoor de aanwezigheid van het sperma op het ondergoed van aangeefster worden verklaard.
Nu de verklaringen van aangeefster slechts worden ondersteund door getuigen die met name verklaren wat zij van anderen hebben gehoord (de auditu), de verklaring van verdachte met betrekking tot het sperma niet als hoogst onwaarschijnlijk ter zijde kan worden geschoven en de getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte nooit iets zou doen met een meisje van de groep, kan het feit niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat ze direct een klik had met [verdachte] (rechtbank: verdachte). Ze bespraken privézaken in de spelletjeskamer, dan deden ze ook het spel Magic. Daar was verder niemand bij. Als er iemand de spelletjeskamer binnenkwam, werd die persoon weggestuurd. Verdachte werd ‘een soort van haar mentor’. Hij wist meer van haar dan haar moeder en haar beste vriendin. Als het over seks ging, besprak zij dit met hem aldus aangeefster. Na ongeveer een maand of anderhalve maand kreeg zij het boek ‘Fifty Shades of Grey’ van verdachte. Als ze op de groep merkten dat zij het boek in haar bezit had, moest ze zeggen dat ze het van haar ouders had gekregen. Na ongeveer twee weken gaf zij het boek terug. Tijdens het spel Magic bespraken zij vervolgens het boek en vertelde aangeefster aan verdachte dat ze intiem over hem gedroomd had. Tijdens de gesprekken hadden zij het ook over seks die zij met elkaar zouden hebben. Zo is het begonnen, aldus aangeefster. Verder heeft zij van verdachte een beeldje van een vrouwenlichaam met knikkers erin gekregen.4.
Over de eerste keer dat zij seksueel contact hadden, verklaart aangeefster dat verdachte haar aan haar haren naar achteren trok en haar kuste in de hals. Vervolgens ging hij met zijn hand over haar kleding en later onder haar broek, hij raakte daarbij haar vagina aan. Hij deed zijn vinger in haar vagina. Dit gebeurde op haar kamer en meerdere keren in het washok. Ook werd er gezoend en raakte hij haar borsten aan. Aan aangeefster werd gevraagd hoe vaak verdachte haar aanraakte. Zij verklaart dat dit tijdens elke dienst van verdachte was, ze hadden elke keer fysiek seksueel contact. Dit was bijvoorbeeld op haar kamer nadat verdachte haar vroeg geen ondergoed onder haar rok te dragen. Verdachte kwam binnen op haar kamer en duwde haar direct op bed. Hij likte haar vagina, deed zijn broek naar beneden en ze hadden seks. Verder hebben zij op de zolder nog twee keer geslachtsgemeenschap gehad.
Over de eerste keer op de zolder verklaart aangeefster dat verdachte in haar kamer met zijn hand over haar kleding ging en haar vagina aanraakte. Vervolgens gingen zij naar de zolder, waar verdachte zijn penis in haar mond deed. Ze voelde dat hij een erectie had. Nadat hij zijn penis weer uit haar mond haalde, gingen ze liggen op het zeil. Verdachte deed vervolgens zijn penis in haar vagina, dit duurde ongeveer vijf minuten.5.
Over de tweede keer op de zolder verklaart aangeefster dat het op zaterdag was nadat haar moeder en [naam 1] – op 30 mei 2015, aldus de getuige [getuige 2] – op bezoek waren geweest. [getuige 4] wist dat zij naar de zolder zou gaan. Op de zolder raakte verdachte de string van aangeefster aan. Ze begonnen met tongzoenen en daarna deed hij zijn hand in haar broek. Verder voelde hij aan haar borsten. Nadat aangeefster op het zeil ging liggen en haar broek uit deed, hadden zij daar geslachtsgemeenschap. Het duurde vijf minuten en stopte omdat verdachte klaarkwam, aldus aangeefster. Ze voelde het sperma langs haar benen lopen. Na de seks deed zij haar string en broek weer aan en zoenden ze nog. Vervolgens gingen zij terug naar beneden.
Tot slot heeft aangeefster verklaard dat ze [getuige 3] heeft verteld wat er is gebeurd, [getuige 3] is samen met [getuige 4] naar de leiding gegaan. Vervolgens heeft zij op woensdag na deze laatste keer (de rechtbank begrijpt: 3 juni 2015) aan de leiding toegegeven dat zij seks heeft gehad met verdachte. Ze wilde het eigenlijk niet zeggen, ze hield van hem. Ze hadden ‘een soort van een relatie’.6.
De verklaringen van aangeefster worden onder meer ondersteund door de verklaringen van haar groepsgenoten op de Rietkamp. De getuige [getuige 3] ( [getuige 3] ) heeft verklaard dat [slachtoffer] haar heeft verteld wat haar is overkomen met verdachte, namelijk onder meer dat zij ‘geneukt hebben samen op zolder’, gezoend hebben en verdachte aangeefster in haar kamer heeft gebeft. De getuige verklaart verder dat [slachtoffer] en verdachte vaak in een aparte ruimte zaten, de kamer waar de spelletjes lagen. Als anderen daar dan kwamen, werd verdachte boos en zei hij – zoals aangeefster ook heeft verklaard – dat ze weg moesten gaan. Als verdachte dienst had, waren hij en [slachtoffer] altijd samen, aldus de getuige. Verder verklaart de getuige dat [slachtoffer] haar een keer vertelde dat ze met verdachte naar de zolder ging om een tas op te halen. Ze kwam echter zonder tas terug. [slachtoffer] vertelde de getuige toen dat zij en verdachte hadden geneukt. De getuige verklaart tot slot dat zij zag dat verdachte regelmatig naar de kont en borsten van [slachtoffer] keek. Het leek wel een stel, aldus de getuige [getuige 3] .7.
De getuige [getuige 4] ( [getuige 4] ) verklaart dat ze [slachtoffer] met een boek, ‘Fifty Shades’, zag. [slachtoffer] vertelde dat het boek van verdachte was. Tegen de rest van de groep vertelde ze – zoals aangeefster ook heeft verklaard – dat het boek van haar ouders was. Verder verklaart de getuige over een incident op de zaterdag voordat zij de leiding over [slachtoffer] en verdachte heeft ingelicht (de rechtbank begrijpt: 30 mei 2015). Zij liep – zoals aangeefster ook heeft verklaard – samen met [slachtoffer] en verdachte naar boven. Verdachte maakte de kamerdeur van de getuige open en hij en [slachtoffer] liepen door over de gang. [slachtoffer] had immers gevraagd of ze met verdachte mee mocht naar de zolder en verdachte had hierop ‘ja, dat is goed’ geantwoord. De getuige vond dit vreemd, omdat het niet normaal was om als groepsleider samen met een kind naar de zolder te gaan. Nadat [slachtoffer] terugkwam, zag de getuige [slachtoffer] met [getuige 3] praten. De getuige hoorde van [getuige 3] dat [slachtoffer] seks had gehad met verdachte. [slachtoffer] had gezegd dat ze hun de nek zou omdraaien als zij het aan de leiding zouden vertellen,8.wat ook past bij de verklaring van aangeefster dat zij het eigenlijk niet wilde vertellen.
De verklaringen van aangeefster vinden verder steun in de verklaring van de getuige [getuige 5] . De getuige [getuige 5] – pedagogisch medewerker bij de Rietkamp – heeft verklaard dat het haar opviel dat [slachtoffer] en verdachte veel samen waren, ze hadden wel een goede klik. Verder had zij gezien dat verdachte een keer voor het rustuur bij [slachtoffer] de kamer in ging, terwijl [slachtoffer] daar binnen was. Daarbij ging ook de deur dicht. Hij bleef toen ‘een minuut of twee’ bij haar op de kamer. Ze hoorde verder van collega’s dat verdachte met [slachtoffer] naar de zolder was geweest om tassen van [slachtoffer] op te halen. De getuige zag vervolgens deze tassen – de donderdag ‘nadat dit uitkwam’ – staan, het rare was echter, aldus de getuige, dat de kleding pas het weekend erna door de ouders zou worden meegenomen. Verder vond ze het raar dat [slachtoffer] het boek ‘Vijftig Tinten’ las en een beeldje van een naakte vrouw – dat verdachte had gemaakt – op haar kamer had, te meer gelet op haar seksuele problematiek. Tot slot verklaart de getuige dat een collega van haar een opmerking maakte naar verdachte dat hij beroepsmatige afstand van [slachtoffer] moest houden,9.welke waarschuwing naar het oordeel van de rechtbank past bij een situatie waarin sprake is van een (te) nauwe band.
Niet alleen de getuigen hebben over de nauwe relatie tussen verdachte en [slachtoffer] verklaard, maar ook verdachte zelf. Verdachte heeft daarbij niet alleen verklaard dat hij een klik had met [slachtoffer] en hij haar onder meer het boek ‘Fifty Shades of Grey’ heeft geleend, maar ook dat zij meermalen in de spelletjeskamer open gesprekken over seksualiteit hebben gevoerd en hij – in strijd met de regels – tweemaal met [slachtoffer] naar de zolder is geweest.10.Bij de politie heeft verdachte tot slot verklaard dat alle deuren binnen de Rietkamp op slot waren en het slipje waarop hij zich zaterdag (de rechtbank begrijpt: 30 mei 2015) aftrok thuis in zijn tas zat.11.
Tot slot is onderzoek gedaan naar de string van aangeefster (goednummer PL0600-2015269502-795964), welke op 4 juni 2015 – enkele dagen na de geslachtsgemeenschap op 30 mei 2015 – in beslag is genomen.12.Deze string kreeg SIN-nummer AAIF6484NL.13.Op de string zijn een tweetal spermasporen aangetroffen, op de buitenzijde van de tailleband (AAIF6484NL#01) en aan de binnenzijde van het kruis (AAIF6484NL#02). De DNA-profielen die uit deze bemonsteringen zijn verkregen matchen met verdachte – de matchkans met een willekeurige andere persoon is kleiner dan één op één miljard – en aangeefster.14.De vervolgvraag is of de aanwezigheid van zowel het DNA van verdachte, in de vorm van sperma, als aangeefster in het ondergoed – en te meer aan de binnenzijde van het kruis – op een andere wijze dan door het aantrekken van de string na de seks kan worden verklaard.
Verdachte heeft zoals voornoemd verklaard dat hij masturbeerde op zijn werk en zijn sperma in een slip – niet afkomstig van aangeefster – opving. Nu aangeefster toegang had tot zijn spullen, zou dit de aanwezigheid van zijn sperma op haar ondergoed kunnen verklaren.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte gelet op al het voorgaande en in het bijzonder de zeer consistente (ook tegenover anderen) en gedetailleerde verklaringen van aangeefster niet aannemelijk. Daarbij overweegt de rechtbank verder dat haar verklaringen op specifieke onderdelen – waaronder de (seksuele) aard en intensiteit van haar contact met verdachte, de verstrekking van het boek en het beeldje en de bezoeken aan de zolder zonder dat kleding door de ouders werd opgehaald dan wel door [slachtoffer] werd meegebracht – door diverse getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte zelf worden ondersteund. De rechtbank acht de verklaring van verdachte te meer niet aannemelijk, nu niet kan worden vastgesteld dat aangeefster op de hoogte is geweest van het slipje in de tas van verdachte, noch dat zij – nu alle kamers zoals overwogen voor de jongeren waren afgesloten –toegang heeft gehad tot de tas van verdachte. Er zijn daarmee in het dossier geen aanknopingspunten voor een complot tegen verdachte te vinden. Daar komt nog bij dat aangeefster van verdachte hield en de slip waarop verdachte masturbeerde – aldus zijn verklaring – bij thuiskomst zich gewoon in zijn tas bevond. Gelet op al dit voorgaande acht de rechtbank een alternatieve verklaring voor de aanwezigheid van het sperma van verdachte in het ondergoed van aangeefster niet aannemelijk geworden en is zij van oordeel dat ook het NFI-rapport de verklaringen van aangeefster ondersteunt.
De rechtbank is op grond van al het voorgaande van oordeel dat de aangifte niet alleen wat betreft de ontucht op zichzelf wordt ondersteund door de aanwezigheid van sperma in het ondergoed van aangeefster, maar ook wat betreft de context steun vindt in diverse getuigenverklaringen – onder meer de eigen waarnemingen van de getuigen met betrekking tot de relatie tussen [slachtoffer] en verdachte – en de verklaring van verdachte zelf.
De omstandigheid dat een voormalig cliënt van verdachte verklaart dat verdachte nooit iets ‘met een meisje van de groep’ zou doen, doet hier niets aan af.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in ieder geval in de periode van 1 april 2015 tot en met 30 mei 2015 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met een minderjarige die aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd.
3. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij - als groepsleider bij de [instelling] - op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2015 2015 tot en met 30 mei 2015 te Zetten, gemeente Overbetuwe, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1998, door zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of zijn penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en/of de vagina van die [slachtoffer] te likken (beffen) en/of de vagina en/of borsten van die [slachtoffer] te betasten en/of te (tong)zoenen met die [slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van primair:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
5. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het plegen van ontucht met een minderjarige die aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van de dagen die hij in verzekering gesteld heeft doorgebracht. Verder heeft de officier van justitie de ontzetting van zijn recht om een beroep in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg uit te oefenen voor de duur van drie jaar gevorderd. Daartoe is aangevoerd dat het gaat om een ernstig feit en dat veel impact heeft gehad op het kwetsbare slachtoffer. Verder is rekening gehouden met straffen in soortgelijke zaken, de proceshouding van verdachte en tot slot zijn blanco strafblad en het tijdsverloop.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd. Verdachte heeft verklaard dat hij bezig is om zijn leven weer op de rit te krijgen, hij is onder meer in therapie om de gevolgen van de aangifte te verwerken. Verder heeft hij verklaard dat deze zaak hem achtervolgt en dat hij zich ook slachtoffer voelt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 7 maart 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 12 april 2017.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 april 2015 tot en met 30 mei 2015 schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een minderjarige die aan hem als groepsleider van een gesloten instelling was toevertrouwd. In deze periode heeft hij door afgezonderd met haar veel gesprekken te voeren in de spelletjeskamer en onder meer Magic met haar te spelen, een vertrouwensband met haar opgebouwd. In deze gesprekken hebben zowel verdachte als aangeefster veel intieme details over hun eerdere seksleven gedeeld. In deze periode heeft verdachte ook onder meer het boek ‘Fifty Shades of Grey’ aan aangeefster uitgeleend. Vervolgens hebben zij, nadat aangeefster intiem over verdachte had gedroomd, gesproken over de seks die zij samen met elkaar zouden kunnen gaan hebben. Niet lang daarna vond het eerste daadwerkelijke seksuele contact tussen verdachte en aangeefster plaats.
Daarna is gedurende een periode van meerdere weken diverse keren sprake geweest van seksueel contact in de vorm van geslachtsgemeenschap dan wel orale seks. Aangeefster was in deze periode in de veronderstelling dat zij een ‘soort van relatie’ met verdachte had. Ze hield van hem en wilde hem in bescherming nemen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte gedurende een langere periode misbruik heeft gemaakt van zijn positie. Verdachte is als hulpverlener over alle professionele grenzen heen gegaan. Hij heeft zorgvuldig een vertrouwensband met aangeefster opgebouwd. Vervolgens heeft hij haar seksuele gevoelens, die een onderdeel vormen van haar problematiek, aangewakkerd. Hij heeft seksueel contact met haar gehad, waarbij hij zijn eigen lustgevoelens voorop heeft gesteld. Daarbij is hij geheel voorbij gegaan aan de mogelijke gevolgen voor aangeefster, zowel fysiek (onveilige seks) als geestelijk. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring volgt dat het feit veel impact heeft gehad op aangeefster. Haar ouders hebben de zorg voor hun kwetsbare kind onder meer aan verdachte, een van de groepsleiders, toevertrouwd. De rechtbank neemt verdachte zeer kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat aangeefster, haar ouders en zijn werkgever in hem hadden. De rechtbank vindt voor een dergelijk misbruik van vertrouwen alleen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Naast deze omstandigheden weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte zijn proceshouding mee. Verdachte heeft niet alleen geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen, maar ook aangeefster indirect beschuldigd van het aanbrengen van zijn sperma op haar ondergoed. Hij heeft zichzelf als een slachtoffer van aangeefster gepresenteerd. Deze houding vindt de rechtbank uiterst ongepast. Ook maakt de houding van verdachte begeleiding en behandeling met het oog op voorkoming van mogelijke recidive onmogelijk.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft en zal zij in het voordeel van verdachte meewegen dat het feit zich inmiddels bijna twee jaar geleden heeft afgespeeld. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte als gevolg van zijn handelen zijn baan heeft verloren. Gelet op al deze omstandigheden vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van het voorarrest passend.
Verdachte heeft verklaard niet langer als hulpverlener met jongeren te willen werken. Omdat de kans op recidive niet kan worden vastgesteld en de rechtbank een signaal wenst af te geven dat voor personen die dergelijke feiten plegen geen plaats is in de zorg en/of hulpverlening aan minderjarigen, zal de rechtbank overgaan tot een ontzetting van verdachte uit het recht tot uitoefening van een beroep in de zorg en/of hulpverlening aan minderjarigen voor de duur van drie jaren. Zij zal aan deze bijkomende straf tot slot een reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 32 Wetboek van Strafrecht verbinden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van een vergoeding van haar reiskosten in het kader van de strafrechtelijke procedure. Gevorderd wordt een bedrag van € 106,40.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de reiskosten volledig kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gelet op de bepleite vrijspraak verzocht om de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank betreffen de reiskosten van de benadeelde partij geen rechtstreekse schade in de zin van artikel 51f Wetboek van Strafvordering en dienen deze kosten – zoals ook gevorderd – te worden aangemerkt als proceskosten.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen tot een bedrag van€ 106,40 aan proceskosten ter zake van de strafrechtelijke procedure heeft gemaakt. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht aansprakelijk en zal – nu deze kosten verder inhoudelijk ook niet zijn betwist – tot de betaling van deze kosten worden veroordeeld. Nu het – zoals overwogen – niet gaat om rechtstreekse schade, komt dit bedrag echter niet voor een vermeerdering met de wettelijke rente, noch voor oplegging van de schadevergoedingsmaatregel in aanmerking.
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
En voorts:
ontzet verdachte uit het recht tot de uitoefening van een beroep in de zorg en/of hulpverlening aan minderjarigen voor de duur van 3 (drie) jaren;
de veroordeelde zal daarbij zijn medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 32 Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving door de veroordeelde van de ontzetting van het recht om een beroep in de zorg en/of hulpverlening aan minderjarigen uit te oefenen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
veroordeelt verdachte ten aanzien van het primaire feit tot betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt, tot op heden begroot op € 106,40 (honderdenzes euro en veertig eurocent).
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.M. Klep (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. J.J.H. van Laethem, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 mei 2017. | ||
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 04‑05‑2017
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 6, het proces-verbaal van aangifte, p. 33-34 en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 74.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Het proces-verbaal van aangifte, p. 35-36 en 41.
Het proces-verbaal van aangifte, p. 37 t/m 39.
Het proces-verbaal van aangifte, p. 39 t/m 41, het proces-verbaal van bevindingen p. 31 en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 76.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 60 t/m 62.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 69 t/m 71.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 65-66.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 84 en het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 100.
De kennisgeving van inbeslagneming, p. 51 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 6
Het proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, blad 1.
Het NFI-rapport d.d. 8 februari 2016, p. 1-2 met bijlagen.