Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0100-2019182014-2, d.d. 12 juli 2019 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (bladzijden 56 tot en met 59 van het dossier in onderzoek [naam] ).
Hof Arnhem-Leeuwarden, 03-09-2020, nr. 21-000979-20
ECLI:NL:GHARL:2020:6912
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
03-09-2020
- Zaaknummer
21-000979-20
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2020:6912, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 03‑09‑2020; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2021:1222
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1948
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2020:761
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2020-0614
Uitspraak 03‑09‑2020
Inhoudsindicatie
Veroordeling tot vijf jaren gevangenisstraf met aftrek van voorarrest wegens een poging tot doodslag op zijn ex-echtgenote, mishandeling van twee personen die hem probeerden tegen te houden en vernieling van het raam van de auto van zijn ex-echtgenote. Tevens oplegging van vrijheidsbeperkende maatregelen (contact- en locatieverbod) en toewijzing vorderingen benadeelde partijen.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000979-20
Uitspraak d.d.: 3 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 18 februari 2020 met parketnummer 18-830145-19 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
thans verblijvende in PI Achterhoek - Gev. Ooyerhoekseweg te Zutphen.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte wegens de feiten 1 primair, 2, 3 en 4 tot gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest en tot oplegging van een dadelijk ten uitvoer te leggen contact- en gebiedsverbod als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat-generaal heeft voorts toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen gevorderd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,mr. A.L. Rinsma, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte wegens de feiten 1 primair, 2, 3 en 4 veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest en heeft een dadelijk ten uitvoer te leggen contactverbod als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd. De rechtbank heeft voorts beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1. primairhij op of omstreeks 12 juli 2019 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde partij 1] meermalen, althans eenmaal (telkens) met kracht en/of ongecontroleerd in/tegen het gezicht/hoofd en/of lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of (vervolgens, terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag) met (de hak van) zijn schoen in/tegen het hoofd heeft getrapt en/of geschopt en/of in/tegen het hoofd en/of lichaam heeft gestompt en/of geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiairhij op of omstreeks 12 juli 2019 te [plaats] aan [benadeelde partij 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten traumatisch schedelhersenletsel (bestaande uit) een breuk van het voorhoofdsbeen van de schedel, een (ernstige) hersenkneuzing, en/of hersenschade ten gevolge van (tijdelijk) zuurstofgebrek, heeft toegebracht door die [benadeelde partij 1] meermalen, althans eenmaal (telkens) met kracht en/of ongecontroleerd in/tegen het gezicht/hoofd te stompen en/of te slaan, en/of (vervolgens, terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag) met (de hak van) zijn schoen in/tegen het hoofd te trappen en/of te schoppen en/of in/tegen het hoofd te stompen en/of te slaan;
1. meer subsidiairhij op of omstreeks 12 juli 2019 te [plaats] [benadeelde partij 1] heeft mishandeld door haar meermalen, althans eenmaal (telkens) met kracht en/of ongecontroleerd in/tegen het gezicht/hoofd en/of lichaam te stompen en/of te slaan, en/of (vervolgens, terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag) met (de hak van) zijn schoen in/tegen het hoofd te trappen en/of te schoppen en/of in/tegen het hoofd en/of lichaam te stompen en/of te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten traumatisch schedelhersenletsel (bestaande uit) een breuk van het voorhoofdsbeen van de schedel, een (ernstige) hersenkneuzing, en/of hersenschade ten gevolge van (tijdelijk) zuurstofgebrek ten gevolge heeft gehad;
2.hij op of omstreeks 12 juli 2019 te [plaats] [slachtoffer] , gedurende de uitoefening van een publieke taak/functie, heeft mishandeld door die [slachtoffer] met zijn elleboog/arm en/of vuist/hand in/tegen haar buik/lichaam te slaan, althans (een) slaande beweging(en) te maken waarbij die [slachtoffer] werd geraakt;
3.hij op of omstreeks 12 juli 2019 te [plaats] [benadeelde partij 2] , gedurende de uitoefening van een publieke taak/functie, heeft mishandeld door die [benadeelde partij 2] een of meermalen tegen zijn been te schoppen, althans (een) schoppende beweging(en) te maken waarbij die [benadeelde partij 2] werd geraakt;
4.hij op of omstreeks 12 juli 2019 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk (ruit van aan/nabij het [adres 1] staande) auto (VW Up, [kentekennummer] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft op de terechtzitting van het hof bekend dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan de hem onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Zijn raadsman heeft zich ten aanzien van die feiten gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Verdachte heeft ontkend zich te hebben schuldig gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde feit en zijn raadsman heeft op in zijn overgelegde pleitnota genoemde gronden vrijspraak van dit feit bepleit. Het verweer komt er, naast de ontkenning van verdachte, op neer dat de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en de verklaring van verdachte onvoldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren. De afwijkingen in opgegeven signalementen laten de mogelijkheid open dat de vernieling door iemand anders is gepleegd.
Het hof overweegt ten aanzien van dit verweer het volgende.
Verdachte heeft op 12 juli 2019 een bespreking met verschillende hulpverleners en zijn ex-echtgenote [benadeelde partij 1] bijgewoond in het gebouw van het CWI te [plaats] . Dit gesprek had betrekking op de omgangsregeling tussen hem en zijn minderjarige zoon [naam kind] . Verdachte heeft op de terechtzitting van het hof herhaald dat hij er helemaal geen zin in had om aan de bespreking deel te nemen, maar dat hij door zijn persoonlijk begeleidster, [getuige 2] , was overgehaald om er toch maar naar toe te gaan.
[getuige 2] heeft verklaard1.dat zij verdachte op 12 juli 2019 omstreeks 15:50 uur over de parkeerplaats op het [adres 1] te [plaats] heeft zien komen aanlopen in de richting van het CWI-gebouw aldaar. Vlak voordat hij bij haar kwam, hoorde zij een heel harde knal. Zij is daarna met verdachte en [slachtoffer] naar de bespreking gegaan. Later die middag heeft zij op de parkeerplaats, in de richting van waaruit zij verdachte heeft zien komen aanlopen, een zwarte auto zien staan waarvan een ruit was ingeslagen.Een getuige, [getuige 1] , heeft aan een brigadier van politie verklaard2.dat hij op 12 juli 2019 rond 15:50 uur heeft gezien dat een man van ongeveer 1,80 meter, met een zeer donkere huidskleur en een kaal rondvormig hoofd een slaande beweging heeft gemaakt in de richting van de achterruit van de zwarte Volkswagen Up met kenteken [kentekennummer] en dat hij vrijwel direct daarna een harde klap hoorde en zag dat het glas van de ruit was gesprongen. De man had zich daarna bij twee vrouwen gevoegd, en samen met die vrouwen was hij doorgelopen.
Het hof heeft vastgesteld dat verdachte voldoet aan het door [getuige 1] opgegeven signalement3.en verdachte heeft op de terechtzitting van het hof verklaard dat hij wist dat [benadeelde partij 1] een zwarte Volkswagen Up had. Namens [benadeelde partij 1] heeft haar zoon, [naam zoon] , geboren op [geboortedatum] 1997, aangifte gedaan van de vernieling van de achterruit van de Volkswagen Up met kenteken [kentekennummer]4..
Nu op grond van voornoemde verklaringen vast staat dat verdachte op 12 juli 2019 rond 15:50 uur tussen geparkeerde auto’s doorloopt, waarbij de ene getuige een harde knal hoort en een andere getuige verdachte een slaande beweging in de richting van de achterruit van de auto van aangeefster [benadeelde partij 1] ziet maken waarna direct een harde klap hoorbaar is, kan het niet anders dan dat het verdachte is geweest die het onder 4 ten laste feit heeft gepleegd. De door de raadsman genoemde verschillen in waargenomen kleding van verdachte en getuige [getuige 2] maken dat niet anders en evenmin bestaat er een aanleiding om te veronderstellen dat er op hetzelfde moment en vrijwel op dezelfde plek nog iemand anders is geweest (die dan ook nog eens heel erg op verdachte heeft moeten lijken) die dit feit heeft kunnen plegen. Dat verdachte, zoals hij ter zitting heeft gesteld, het kenteken van de auto van [benadeelde partij 1] niet kende doet er niet aan af dat hij wèl wist dat zij in een VW Up reed. Verdachtes stelling dat er meerdere VW Ups geparkeerd stonden, mist feitelijke onderbouwing.
Het hof passeert daarom het vrijspraakverweer.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primairhij op 12 juli 2019 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde partij 1] meermalen, telkens met kracht tegen het hoofd heeft gestompt, en vervolgens, terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag met de hak van zijn schoen tegen het hoofd heeft getrapt en tegen het heeft gestompt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.hij op 12 juli 2019 te [plaats] [slachtoffer] , gedurende de uitoefening van een publieke taak, heeft mishandeld door die [slachtoffer] met zijn elleboog en vuist tegen haar buik te slaan;
3.hij op 12 juli 2019 te [plaats] [benadeelde partij 2] , gedurende de uitoefening van een publieke taak, heeft mishandeld door die [benadeelde partij 2] tegen zijn been te schoppen;
4.hij op 12 juli 2019 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een aan het [adres 1] staande auto (VW Up, [kentekennummer] ), toebehorende aan [benadeelde partij 1] , heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
telkens: mishandeling.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 12 juli 2019 schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten. Hij vernielde de achterruit van de auto van zijn ex-echtgenote, [benadeelde partij 1] . Veel ernstiger is dat hij vrij kort daarna [benadeelde partij 1] in het bijzijn van enkele hulpverleners volslagen ontremd en op een uiterst gewelddadige manier heeft mishandeld. Hij kwam hiertoe nadat het gesprek tussen de beide ex-echtelieden over de omgangsregeling met zijn jongste zoon, dat onder begeleiding van maar liefst vier hulpverleners plaatsvond, niet tot het door verdachte gewenste resultaat leidde. Het door verdachte op [benadeelde partij 1] toegepaste geweld was zodanig heftig dat het, zou het langer zijn voortgegaan, onmiskenbaar tot de dood van [benadeelde partij 1] zou hebben geleid. Het is slechts aan het ingrijpen van de omstanders te danken, dat [benadeelde partij 1] als gevolg van het handelen van verdachte niet is overleden. Terwijl deze omstanders probeerden om verdachte te beletten [benadeelde partij 1] verder te mishandelen, heeft hij twee van hen ook mishandeld.
Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers, en met name van [benadeelde partij 1] . Zij is als gevolg hiervan eerst opgenomen geweest op de intensive care in het ziekenhuis, waar men haar enige tijd kunstmatig in coma heeft gehouden om een rustig herstel mogelijk te maken. Zij heeft, nadat zij uiteindelijk het ziekenhuis heeft mogen verlaten nog lange tijd in een revalidatie-instelling verbleven. Ten tijde van de behandeling van deze zaak in hoger beroep kampt zij nog met restverschijnselen van het haar door verdachte toegebrachte letsel en een uitzicht op volledig herstel is er niet.
Het gebeuren heeft op alle betrokkenen een diepe indruk gemaakt en is voor hen traumatiserend geweest.
Het hof heeft ook acht geslagen op een Pro Justitia psychologisch onderzoek, uitgevoerd door N. van der Weegen, psycholoog en door R. Nijboer, Forensisch Milieu Onderzoeker, waarvan door hen op 29 januari 2020 een rapport is opgemaakt.
De psycholoog stelt daarin onder meer:
“Bij betrokkene is, door de onveilige situatie waarin hij opgroeide waardoor hij zich niet veilig heeft kunnen hechten, en door het zwakbegaafde intellectuele niveau waarop hij functioneert, sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Hij is achterdochtig en zijn probleemoplossende vaardigheden en emotieregulatievaardigheden schieten tekort. In de maanden voorafgaand aan het tenlastegelegde liep bij betrokkene de spanning op. Hij voelde zich machteloos. Hij had amper contact met zijn jongste zoon, geen contact meer met zijn oudste twee kinderen en voelde zich zeer onheus bejegend door zijn ex-vrouw. Betrokkene vroeg, hetgeen gezien eerdergenoemde problematiek moeilijk voor hem is om hulp bij instanties en er raakten steeds meer instanties betrokken. Betrokkene verloor, ook door zijn zwakbegaafdheid, het overzicht. Door zijn achterdocht, voorkomend uit de onveilige hechting, voelde betrokkene zich steeds verder in een hoek gedreven. De stress liep steeds verder op waardoor betrokkene steeds meer verkokerd raakte, steeds achterdochtiger werd en steeds minder perspectief zag. Na een slapeloze nacht ging betrokkene tegen zijn zin in naar een overleg waarin hij vervolgens het gevoel had dat iedereen tegen hem was en hij niemand kon vertrouwen. De spanning die in maanden was opgebouwd, kwam tot een hoogtepunt. Hij gaf aan de ruimte te willen verlaten, maar dit werd niet gehonoreerd. Betrokkene verloor de controle over zichzelf en kwam tot het tenlastegelegde. Dit controleverlies was voor betrokkene zo ingrijpend dat hij een black out lijkt te hebben gehad. Hij heeft maar zeer beperkt en gefragmenteerd herinneringen aan het tenlastegelegde en de uren erna. Rapporteur adviseert hem het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.”
Het hof volgt de deskundige in dit advies en rekent het bewezenverklaarde de verdachte in verminderde mate toe.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, zoals door de rechtbank werd opgelegd, een passende en noodzakelijke bestraffing is.
Het hof ziet daarnaast aanleiding om, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten aan verdachte de volgende maatregelen, strekkende tot beperking van de vrijheid op te leggen:
- -
dat de verdachte voor de duur van 3 (drie) jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met: [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] 1976;
- -
dat de verdachte voor de duur van 3 (drie) jaren niet aanwezig zal zijn op het adres [adres 2] [plaats] , dan wel binnen een straal van 250 (tweehonderdvijftig) meter van dat adres.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 47.212,55. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 23.887,65. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Haar advocaat, mr. M.J. de Vries, heeft op 12 augustus 2020 schriftelijk laten weten dat de benadeelde afziet van het gedeelde van haar vordering dat ziet op ‘verlies aan verdienvermogen’ ad € 15.000,00. De vordering is voor het overige, zijnde € 7224,75 aan materiële schade en € 25.000,00 aan immateriële schade, uitdrukkelijk gehandhaafd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde schade betreffende de toekomstige vervanging van een kroon en de kosten van het schilderen van de woning is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 100,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte, die deze vordering niet heeft betwist, is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 (drie) jaren niet aanwezig zal zijn op het adres [adres 2] [plaats] , dan wel binnen een straal van 250 (tweehonderdvijftig) meter van dat adres. Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 (drie) jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] 1976. Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat deze opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 primair, 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 29.218,65 (negenentwintigduizend tweehonderdachttien euro en vijfenzestig cent) bestaande uit € 4.218,65 (vierduizend tweehonderdachttien euro en vijfenzestig cent) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het onder 1 primair en 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 29.218,65 (negenentwintigduizend tweehonderdachttien euro en vijfenzestig cent) bestaande uit € 4.218,65 (vierduizend tweehonderdachttien euro en vijfenzestig cent) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 181 (honderdeenentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 12 juli 2019.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 100,00 (honderd euro) ter zake van immateriële schade.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 100,00 (honderd euro) als vergoeding voor immateriële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 2 (twee) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 3 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 03‑09‑2020
Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0100-2019182014-9, d.d. 13 juli 2019 in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (bladzijden 61 en 62 van het dossier in onderzoek [naam] ).
Zowel op grond van de eigen waarneming van het hof op de terechtzitting van 20 augustus 2020 als gelet op de op 13 juli 2019 van verdachte gemaakte foto, zoals die is weergegeven op de ID-staat (bladzijden 21 en 22 van het dossier in onderzoek [naam] ).
Proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2019182820-1, d.d. 26 juli 2019 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (bladzijden 42 en 43 van het dossier in onderzoek [naam] ).