HR, 01-04-2022, nr. 21/00805
ECLI:NL:HR:2022:486
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-04-2022
- Zaaknummer
21/00805
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:486, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑04‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2021:127
- Vindplaatsen
Belastingblad 2022/189 met annotatie van Redactie
Uitspraak 01‑04‑2022
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/00805
Datum 1 april 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ROTTERDAM
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 13 januari 2021, nr. BK-20/002551., op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 19/954) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2018 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].
1. Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door P.R. Autar, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: het College), vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2. Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2022.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 01‑04‑2022