Hof 's-Hertogenbosch, 29-07-2014, nr. HD 200.143.140/01
ECLI:NL:GHSHE:2014:2539
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
29-07-2014
- Zaaknummer
HD 200.143.140/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2014:2539, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 29‑07‑2014; (Hoger beroep)
Einduitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2015:3002
Uitspraak 29‑07‑2014
Inhoudsindicatie
Akte niet dienen hoofdzaak
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.143.140/01
arrest van 29 juli 2014
gewezen in het incident tot voeging in de zaak van
[Vastgoedprojecten] Vastgoedprojecten B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
niet verschenen;
tegen
Beheermaatschappij Gebrs. [Beheersmaatschappij] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. A.M.H.C. Coppens te Deurne,
op het bij exploot van dagvaarding van 28 november 2013 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch gewezen vonnis van 28 augustus 2013 tussen appellante - [Vastgoedprojecten] - als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en geïntimeerde - [Beheersmaatschappij] - als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 195641 HAZA 09-1504)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het herstelexploot van 6 februari 2014;
- het exploot van anticipatie van 10 februari 2014;
- het tegen [Vastgoedprojecten] verleende verstek;
- de akte niet dienen, tevens incidentele memorie tot voeging, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep.
2.2.
Het hof heeft arrest bepaald in het incident.
3. De beoordeling
In het incident
3.1.
[Beheersmaatschappij] vordert dat de onderhavige zaak wordt gevoegd met de zaak die eveneens bij dit hof aanhangig is en bekend is onder zaaknummer HD 200.138.347/01.
3.2.
[Beheersmaatschappij] heeft in eerste aanleg naast [Vastgoedprojecten] [medegedaagde 1] en [medegedaagde 2] (hierna gezamenlijk aan te duiden als [medegedaagden]) gedagvaard. De rechtbank heeft bij vonnis van 28 augustus 2013, kort gezegd, voor recht verklaard dat [Vastgoedprojecten] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door [Beheersmaatschappij] te lijden schade, alsmede [Vastgoedprojecten] veroordeeld tot vergoeding van de door [Beheersmaatschappij] te lijden schade nader op te maken bij staat. De tegen [medegedaagden] ingestelde vorderingen zijn afgewezen. [Beheersmaatschappij] heeft op 27 november 2013 een dagvaarding in hoger beroep uitgebracht, althans laten uitbrengen, tegen [medegedaagden] en deze dagvaarding bij dit hof aangebracht. Deze zaak is bekend onder voormeld zaaknummer HD 200.138.347/01. [medegedaagden] is in bedoelde procedure niet verschenen. [Beheersmaatschappij] heeft een memorie van grieven tevens wijziging van eis genomen. Vervolgens is arrest bepaald in die zaak.
De onderhavige procedure is als volgt verlopen. [Vastgoedprojecten] heeft bij exploot van 28 november 2013 [Beheersmaatschappij] laten dagvaarden en hoger beroep ingesteld van het vonnis van 28 augustus 2013. Dit exploot is niet aangebracht bij het hof. [Vastgoedprojecten] heeft vervolgens op 6 februari 2014 een herstelexploot laten uitbrengen. Daarna is namens [Beheersmaatschappij] op 10 februari 2014 een exploot van anticipatie uitgebracht. [Beheersmaatschappij] heeft de genoemde exploten op de rol van 11 maart 2014 laten inschrijven. [Vastgoedprojecten] is niet verschenen in de onderhavige procedure. [Beheersmaatschappij] heeft op de rol van 15 april 2014 een akte niet dienen, tevens incidentele memorie tot voeging, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep genomen.
3.3.
In artikel 222 Rv is bepaald dat in geval voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn, of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, de voeging daarvan kan worden gevorderd. Uit het voorgaande blijkt dat in eerste aanleg de vorderingen van [Beheersmaatschappij] tegen [Vastgoedprojecten] en [medegedaagden] in één procedure zijn ingesteld. De vorderingen komen inhoudelijk (deels) overeen. Eerst in hoger beroep zijn de zaken gesplitst doordat [Beheersmaatschappij] de dagvaarding in hoger beroep heeft laten uitbrengen tegen [medegedaagden] en [Vastgoedprojecten] afzonderlijk daarvan de dagvaarding in hoger beroep heeft laten uitbrengen tegen [Beheersmaatschappij]. Gelet hierop wijst het hof de incidentele vordering tot voeging toe.
3.4.
Het hof ziet aanleiding de beslissing omtrent de proceskosten in het incident aan te houden tot de beslissing in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
In principaal hoger beroep
3.5.
[Beheersmaatschappij] heeft gevorderd dat het hof aan haar akte niet dienen verleent voor het feit dat [Vastgoedprojecten] in principaal hoger beroep geen grieven heeft genomen. Het hof overweegt dat [Vastgoedprojecten], hoewel behoorlijk opgeroepen middels het exploot van anticipatie, er geen blijk van heeft gegeven dat zij de procedure na de dagvaarding in hoger beroep wil voortzetten. [Vastgoedprojecten] heeft na de eerst dienende dag een termijn gekregen voor het stellen van een procesvertegenwoordiger, maar heeft hier geen gebruik van gemaakt. Zij heeft dan ook evenmin een memorie van grieven genomen, hoewel zij daartoe wel de mogelijkheid heeft gehad. Gelet hierop is het hof van oordeel dat haar recht om een memorie van grieven in principaal hoger beroep te nemen is komen te vervallen. De akte niet dienen wordt verleend.
3.6.
De overige te nemen beslissingen worden gereserveerd tot het eindarrest.
In voorwaardelijk incidenteel hoger beroep
3.6.
De zaak wordt naar de rol van verwezen voor beraad aan de zijde van [Beheersmaatschappij]. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. De beslissing
Het hof:
in het incident:
beveelt de voeging van de onderhavige zaak (met zaaknummer HD 200.143.140) met de bij dit hof aanhangige zaak met zaaknummer HD 200.138.347 tussen [Beheersmaatschappij] als appellante en [medegedaagde 1] en [medegedaagde 2] als geïntimeerden;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak in principaal hoger beroep:
verleent [Beheersmaatschappij] in principaal hoger beroep akte van niet dienen van het feit dat [Vastgoedprojecten] geen grieven heeft genomen;
reserveert de beslissing over de ontvankelijkheid;
reserveert de beslissing over de proceskosten;
in de hoofdzaak in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van 12 augustus 2014 voor beraad aan de zijde van [Beheersmaatschappij];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 juli 2014.