GHvJ, 17-01-2012, nr. EJ-2240/10-H-134/11
ECLI:NL:OGHACMB:2012:BY0947
- Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Datum
17-01-2012
- Zaaknummer
EJ-2240/10-H-134/11
- LJN
BY0947
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Arbeidsrecht (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGHACMB:2012:BY0947, Uitspraak, Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 17‑01‑2012; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2012-0950
VAAN-AR-Updates.nl 2012-0950
Uitspraak 17‑01‑2012
Inhoudsindicatie
Arubaanse zaak. In geschil is gesloten arbeidsovereenkomst partijen. Hof oordeelt dat er sprake is van een politieke benoeming en dat moet worden aangenomen dat deze arbeidsovereenkomst in strijd is met de openbare orde.
Partij(en)
Burgerlijke zaken 2012
Datum beschikking: 17 januari 2012
Registratienummer: EJ-2240/10-H-134/11
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking in de zaak van:
[appellant],
wonend in Aruba,
oorspronkelijk verzoeker, thans appellant,
gemachtigde: mr. A.A. Ruiz,
- tegen -
de naamloze vennootschap
COMPANIA ARUBIANO DI BUS N.V.,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk gerekwestreerde, thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. R.A. Wix en E.R. Zeppenfeldt.
Partijen worden hierna wederom “[appellant]” respectievelijk “Arubus” genoemd.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1
Voor het procesverloop tot dan toe verwijst het Hof naar zijn beschikking van 18 oktober 2011.
1.2
Op de daarvoor nader bepaalde dag, 13 december 2011, hebben beide partijen een akte genomen, [appellant] met op voorhand toegezonden productie.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1
Het Hof verwerpt het bezwaar van Arubus tegen het overleggen van de productie door [appellant], nu deze in overeenstemming met artikel 9 van het Procesreglement is overgelegd.
2.2
Het Hof stelt vast dat er sprake is geweest van politieke inmenging in de aanstelling van [appellant] bij Arubus als beleidsadviseur door de toenmalige Minister van Toerisme en Transport als vertegenwoordiger van het Land Aruba, de aandeelhouder van Arubus, waarbij het niet onaannemelijk is dat er feitelijk druk op de heer [X] als de directeur van Arubus is uitgeoefend om de overeenkomst te ondertekenen. Het Hof volhardt in de dienaangaande in rov. 4.4.2 tot en met 4.4.4 van de beschikking van 18 oktober 2011 gegeven overwegingen. De stelling van [appellant] dat [X] hem verschillende keren heeft gevraagd om zo snel mogelijk te solliciteren, is niet ter zake dienend. Vast staat namelijk dat de Minister [appellant] als (enige) kandidaat voor de functie van beleidsmedewerker heeft aangedragen (zie ook de pleitnotities in hoger beroep van [appellant], onder punt 6), en dat dit niet een bijdrage in het proces was van Arubus of [X].
2.3
Voorts bestond de functie van beleidsadviseur zoals omschreven in de met [appellant] aangegane arbeidsovereenkomst niet reeds bij Arubus, is er geen sprake geweest van een open sollicitatieprocedure, heeft [appellant] geen sollicitatieprocedure doorlopen en voldeed [appellant] niet aan de gestelde functie-eisen voor de functie van beleidsadviseur, zoals overwogen in rov. 4.5.1 tot en met 4.5.4 van de beschikking van 18 oktober 2011, waarin het Hof volhardt. Ook acht het Hof van betekenis dat [appellant] zelf een actieve rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van zijn benoeming. In zijn akte onder punt 5 heeft [appellant] vermeld dat hij heeft verzocht om een beschermingsbepaling op te nemen in de overeenkomst; tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft [appellant] ook verklaard dat hij over de afvloeiingsregeling-op-voorhand heeft onderhandeld met Arubus. Ook indien, zoals [appellant] stelt, Arubus (nagenoeg) nooit een open sollicitatieprocedure voor stafleden heeft gehanteerd, acht het Hof in dit verband relevant dat er geen sprake is geweest van een open sollicitatieprocedure, omdat daardoor politieke inmenging mogelijk zou zijn voorkomen. Voor zover [appellant] stelt dat hij door zelfstudie naast zijn werkervaring een niveau van boven dat van een HBO-er heeft bereikt, heeft hij dit onvoldoende gemotiveerd en gedocumenteerd.
2.4
Ten slotte is naar het oordeel van het Hof de in de arbeidsovereenkomst opgenomen afvloeiingsregeling-op-voorhand uiterst gunstig voor [appellant], en uiterst nadelig voor Arubus, en was de totale beloning gezien de aard van de functie relatief hoog. Het Hof verwijst te dien aanzien naar de overwegingen in rov. 4.6.2 tot en met 4.6.5 van de beschikking van 18 oktober 2011, waarin het eveneens volhardt.
2.5
In aanvulling op het voorgaande overweegt het Hof dat de Minister van Toerisme en Transport door het erheen te leiden dat de benoeming van [appellant] heeft plaatsgevonden bij de overheids-N.V. Arubus, en niet binnen het ambtelijk apparaat zelf, heeft omzeild dat de benoeming moest plaatsvinden door middel van een landsbesluit. Daarbij is van belang dat dit een besluit van de regering is dat niet alleen wordt getekend door de betrokken minister maar ook door de Gouverneur die zich als hoofd van de landsregering een zelfstandig oordeel over regeringsaangelegenheden mag vormen (en als vertegenwoordiger van de koninkrijksregering onder andere een toezichthoudende functie heeft voor wat betreft bepaalde bestuurshandelingen van het land).
2.6
De vorm van politieke benoeming die hier aan de orde is, dient verder te worden bezien tegen de achtergrond van de wijziging van de Comptabiliteitsverordening (A.B. 1989, no. 72) bij A.B. 1999, no. 37. Op grond van deze wijziging is een minister uitsluitend bevoegd op naam en voor rekening van het Land Aruba kosten te maken indien hij daartoe gemachtigd is, waartoe jaarlijks bij landsverordening een begroting wordt vastgesteld. Voorts is bepaald dat rechtshandelingen die in strijd met dit voorschrift door of namens een minister zijn verricht - zoals het aangaan van contracten met adviseurs en consultants (opmerking Hof) - slechts de minister in persoon binden. Dit betekent dat een minister persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld door het Land Aruba voor het maken van kosten waartoe hij niet gemachtigd is. Blijkens de memorie van toelichting behorend bij de wijziging van de Comptabiliteitsverordening is deze wijziging ingegeven door ‘de praktijk […] dat telkenmale diverse ministers misbruik van hun bevoegdheid maken om hun respectievelijke begrotingen te overschrijden zonder rekening te houden met de vereiste toestemming van de minister van Financiën en met veronachtzaming van overige regels van de Comptabiliteitsverordening’. Zoals het Hof eerder heeft overwogen, strekt deze wijziging van de Comptabiliteitsverordening tot het tegengaan van onder meer politieke patronage (GHvJNAA 16 september 2003, LJN: BQ0649; zie ook GHvJNAA 21 september 2010, LJN: BO3018). Doordat de benoeming van [appellant] heeft plaatsgevonden bij de overheids-N.V. Arubus, en niet als contractant bij zijn ministerie, zijn voorts de regels van de Comptabiliteitsverordening omzeild.
2.7
Op grond van al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, komt het Hof tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen als geheel een inbreuk oplevert op zo fundamentele beginselen van de rechtsorde, dat op de voet van artikel 3:40 lid 1 BW strijd met de openbare orde moet worden aangenomen. De rechter heeft hier te lande een bijzondere maatschappelijke positie, welke wel die van “hoeder van het publieke fatsoen” is genoemd. Politiek favoritisme in het zicht van de verkiezingen als het onderhavige, met de consequenties van dien voor de schaarse publieke middelen, is een misstand waarop slechts de sanctie van (algehele) nietigheid van de overeenkomst past. Zoals uit de stukken blijkt wordt Arubus gefinancierd door het Land Aruba, terwijl Arubus op grond van de overeenkomst aan [appellant] een inkomen ter hoogte van zijn inkomen als Statenlid diende te betalen tot aan zijn pensioen, ongeacht of hij hiervoor werkzaamheden zou verrichten, welk bedrag [appellant] heeft berekend op in totaal Afl. 2.219.200,-.
2.8
De beschikking waarvan beroep dient met verbetering van gronden, zoals hiervoor overwogen, te worden bevestigd, waarbij [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep zoals gevorderd door Arubus als hierna vermeld.
BESLISSING
Het Hof:
bevestigt, met verbetering van gronden, de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt [appellant], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten aan de zijde van Arubus gevallen en tot op heden begroot op Afl. 5.100,- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.J. van Kooten, J.P. de Haan en C.P. van Gastel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 17 januari 2012.