RFR 2019/43
Bopz. Dient een rechter altijd expliciet te beslissen op een verzoek om second opinion?
HR 16-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2102
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
16 november 2018
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
18/03514
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS29680:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2102, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑11‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1299, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑09‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑08‑2018
- Wetingang
Art. 8 lid 6, art. 15, 20 Wet Bopz; art. 150 Rv
Essentie
Bopz. Second opinion. Machtiging voortgezet verblijf.
Dient een rechter altijd expliciet te beslissen op een verzoek om second opinion?
Samenvatting
Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek om voortgezet verblijf heeft betrokkene verzocht om een second opinion over de stoornis. Noch betrokkene zelf noch de advocaat heeft dit verzoek tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht. De rechtbank heeft vervolgens niet expliciet beslist op het verzoek om een second opinion. In cassatie wordt geklaagd dat er niet is beslist over dit verzoek.
HR: Gelet op de ingrijpende aard van de door de rechter te nemen, tot vrijheidsbeneming leidende beslissing, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.