NJ 1914, p. 583
HR, 19-01-1914
HR 19-01-1914, ECLI:NL:HR:1914:114
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 januari 1914
- Magistraten
Voorzitter: Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman. Raden: Mrs. A. M. B. Hanlo; C. O. Segers; H. Hesse; H. M. A. Savelberg.
- Zaaknummer
[19011914/NJ_1914,_p._583]
- Conclusie
Mr. Tak
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS118812:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1914:114, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑01‑1914
- Wetingang
(Sr art. 250; Sv (oud) art. 220, 398.)
Samenvatting
De getuige heeft ongetwijfeld met de zinnen kunnen waarnemen, dat zij door den beklaagde werd aangespoord met zijne vrienden naar achteren te gaan, om zich daar door hen te laten gebruiken.
De getuige kon zeer goed uit eigen waarneming verklaren, dat, wanneer zij met een der vrienden naar achteren was, de beklaagde op den winkel bleef passen, d. w. z., dat hij in dien tijd daarin achter bleef.
Onder „bevordering" van art. 250 Sr. is, in overeenstemming met het spraakgebruik en tevens volgens de geschiedenis van dit art. te verstaan „begunstigen, in de hand werken, behulpzaam zijn." ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.