Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/1277
Vervolging ter zake van mensenhandel niet in samenhang met aanwijzing mensenhandel of non-prosecution/non-punishment beginsel; geen rechtstreeks beroep op Richtlijn 2011/36/EU. Hof hoefde art. 9a Sr niet toe te passen.
HR 13-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2011
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 november 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
17/03852
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2011, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑11‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:877, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑08‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑01‑2018
- Wetingang
Essentie
Vervolging ter zake van mensenhandel niet in samenhang met aanwijzing mensenhandel of non-prosecution/non-punishment beginsel; geen rechtstreeks beroep op Richtlijn 2011/36/EU. Hof hoefde art. 9a Sr niet toe te passen.
1. Het hof kon oordelen dat de Nederlandse wetgeving met het in het Wetboek van Strafvordering neergelegde opportuniteitsbeginsel voldoet aan het vereiste in art. 8 Richtlijn 2011/36/EU inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers, voortvloeiend uit het zogenoemde ‘non-prosecution/non-punishment beginsel’, en dat dit beginsel tevens is opgenomen in de Aanwijzing mensenhandel, waarmee de Richtlijn tijdig en juist in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.