Rb. Gelderland, 09-08-2016, nr. AWB - 16 , 1415
ECLI:NL:RBGEL:2016:4400
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
09-08-2016
- Zaaknummer
AWB - 16 _ 1415
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2016:4400, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 09‑08‑2016; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2018:249
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2018:1449
Uitspraak 09‑08‑2016
Inhoudsindicatie
Waarschuwing als bedoeld in artikel 28a, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet is geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Geen rechtsgevolgen. Verweerder is niet gehouden om bij een volgende overtreding van de voorschriften bij of krachtens de Arbowet een bevel tot staking of niet aanvangen van werkzaamheden te geven
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/1415
uitspraak van de meervoudige kamer van
in de zaak tussen
[eiseres] , te [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. A.J. van Zwieten de Blom),
en
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te 's-Gravenhage, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft op 11 februari 2014 aan eiseres een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 28a, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) wegens een overtreding van een voorschrift in het Arbeidsomstandighedenbesluit.
Op 14 maart 2015 heeft eiseres aan verweerder verzocht deze waarschuwing in te trekken.
Bij besluit van 2 november 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 29 januari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2016. Namens eiseres is
[naam] verschenen, bijgestaan door mr. A.J. van Zwieten de Blom, advocaat te Deventer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door R.W.J. Crommelin.
Overwegingen
1. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij de waarschuwing, met inbegrip van de weigering om de waarschuwing in te trekken, niet aanmerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hieraan ligt het standpunt van verweerder ten grondslag dat de waarschuwing voor eiseres geen rechtsgevolgen heeft, omdat aan haar geen rechtens bindende verplichting wordt opgelegd, dan wel enig recht aan haar wordt onthouden.
2. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de waarschuwing een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de waarschuwing gelet op artikel 28a, eerste en tweede lid, van de Arbowet een noodzakelijke voorwaarde is voor gebruikmaking van de bevoegdheid tot het geven van een bevel tot staken of niet aanvangen van werkzaamheden door verweerder. Een ander argument dat hiervoor pleit is volgens eiseres dat in artikel 28a, vierde lid, van de Arbowet artikel 5:34, tweede lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing is verklaard. Hiermee is het wettelijk kader geschapen voor een intrekking van de waarschuwing, aldus eiseres.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 28a, eerste lid, van de Arbowet, voor zover hier van belang, kan een daartoe door de minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar, nadat een overtreding van een voorschrift of verbod bij of krachtens deze wet is geconstateerd die bestuurlijk beboetbaar is gesteld, aan de werkgever een schriftelijke waarschuwing geven dat bij herhaling van de overtreding of bij een latere overtreding van eenzelfde in de waarschuwing aangegeven wettelijke verplichting of verbod of bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soortgelijke verplichtingen of verboden, door hem een bevel kan worden opgelegd dat door hem aangewezen werkzaamheden voor ten hoogste drie maanden worden gestaakt dan wel niet mogen worden aangevangen.
Ingevolge artikel 28a, tweede lid, van de Arbowet, voor zover hier van belang, kan door de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, indien een waarschuwing als bedoeld in het eerste lid is gegeven en herhaling van de overtreding of een latere overtreding als bedoeld in het eerste lid is geconstateerd, aan de werkgever bij beschikking een bevel als bedoeld in het eerste lid worden opgelegd dat wordt opgevolgd met ingang van het in de beschikking aangeven tijdstip.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Met het begrip rechtshandeling wordt bedoeld: een handeling gericht op rechtsgevolg.
4. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de waarschuwing geen rechtsgevolgen voor eiseres met zich mee. Uit artikel 28a, tweede lid, van de Arbowet volgt niet dat verweerder bij het constateren van een volgende overtreding van een voorschrift bij of krachtens de Arbowet gehouden is een bevel tot staking of niet aanvangen van werkzaamheden te geven. Verweerder heeft een bevoegdheid hiertoe in het geval eiseres na de waarschuwing een volgende keer een voorschrift overtreedt, hetgeen een apart besluit van verweerder vereist. De rechtbank verwijst naar bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 16 november 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU4598.
Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 januari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BG9682), waarnaar eiseres heeft verwezen, blijkt niet dat sprake is van een dergelijke bevoegdheid van verweerder, zodat deze verwijzing eiseres niet kan baten.
De waarschuwing behelst slechts de constatering van verweerder dat eiseres het Arbeidsomstandighedenbesluit heeft overtreden. Indien de waarschuwing daadwerkelijk wordt gevolgd door een besluit inhoudende een bevel tot staking of niet aanvangen van werkzaamheden, welk besluit voor eiseres wél rechtsgevolgen met zich brengt, kan zij hiertegen rechtsmiddelen aanwenden, waarbij zij ook de aan de waarschuwing ten grondslag liggende feiten en omstandigheden kan betwisten. Anders dan eiseres heeft betoogd, volgt uit de jurisprudentie van de Afdeling en de omstandigheid dat artikel 5:34, tweede lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing is verklaard, niet dat de weigering de waarschuwing in te trekken een besluit is in de zin van de Awb. Ook in dat geval moet beoordeeld worden of het betrokken wettelijk voorschrift aan de weigering de waarschuwing in te trekken een rechtsgevolg verbindt. Anders dan een last onder dwangsom heeft de door verweerder gegeven waarschuwing geen rechtsgevolgen, zodat het onderhavige primaire en bestreden besluit niet kunnen worden gelijkgesteld met de weigering een last onder dwangsom in te trekken. De beroepsgrond faalt.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Vermeulen, voorzitter, mr. L. van Gijn en mr. M. Stempher, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Bolzoni, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: | ||
griffier | voorzitter | |
Afschrift verzonden aan partijen op: | ||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening. |