Vgl. HR 17 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:462.
HR, 05-06-2018, nr. 16/04308
ECLI:NL:HR:2018:825
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-06-2018
- Zaaknummer
16/04308
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:825, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑06‑2018; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:316
ECLI:NL:PHR:2018:316, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑04‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:825
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Medeplegen diefstal met braak van viskoffer en andere goederen uit kajuit van boot, art. 311.1 onder 4 en 5 Sr. Bewijsklacht m.b.t. oordeel Hof dat vaststaat dat aangetroffen goederen door verdachte en medeverdachten zijn weggenomen uit boot aangever. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
5 juni 2018
Strafkamer
nr. S 16/04308
AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 6 juli 2016, nummer 23/003707-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2018.
Conclusie 10‑04‑2018
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Diefstal met braak (in vereniging) uit een boot. Middel m.b.t. redengevendheid bewijsmiddelen, nu niet zou blijken dat het aangetroffen goed door de verdachte is ontvreemd, terwijl de overige in de aangifte vermelde goederen niet zijn aangetroffen. De AG stelt voor dat de Hoge Raad het beroep in cassatie zal verwerpen.
Nr. 16/04308 Zitting: 10 april 2018 | Mr. E.J. Hofstee Conclusie inzake: [verdachte] |
1. De verdachte is bij arrest van 6 juli 2016 door het gerechtshof Amsterdam wegens “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak”, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest.1.
2. Namens de verdachte heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat de door het hof gebezigde bewijsmiddelen niet redengevend zijn voor de bewezenverklaarde diefstal met braak (in vereniging).2.
4. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 29 oktober 2013 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit (een kajuit van) een boot, aangemeerd aan het Emeltpad heeft weggenomen een oventje, een viskoffer, twee roestvrijstalen Davitsonderdelen, een tang (merk Leatherman), twee scharen en een punttang, toebehorende aan [betrokkene 1], en die weggenomen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, te weten het intrappen van een kajuitdeur.”
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1200-2013111614-1 van 31 oktober 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [betrokkene 1]:
Ik doe aangifte van diefstal op 29 oktober 2013 uit mijn boot, genaamd [A], blauw-wit van kleur. Mijn boot ligt aangemeerd in het water aan het Emeltpad te Haarlem. Mijn boot is nabij de Vijfhuizenbrug aangelegd. Mijn zoon [betrokkene 2] was op 28 oktober 2013 bij de boot. De boot was toen in goede staat en zonder schade. Op 30 oktober 2013 vertelde de politie de vrouw van mijn zoon dat er mogelijk was ingebroken in mijn boot. Mijn zoon naar de boot gegaan om de schade te bekijken. Mijn zoon zag de volgende schade: de rits van het zeil is gescheurd over de hele lengte, de deur van de kajuit is helemaal kapot, de deursponning is ook kapot en het glas van het raam van de toegangsdeur is kapot/ingeslagen. Uit de boot zijn de volgende goederen meegenomen: een wit oventje, een viskoffer met attributen, Davitsonderdelen twee stuks roestvrij staal, een tang van het merk Leatherman, twee scharen en een punttang. Aan niemand werd het recht gegeven of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een proces-verbaal van sporenonderzoek met nummer PL126H-2013111614-32 van 31 oktober 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van de verbalisanten:
Op 30 oktober 2013 werd door ons verbalisanten een forensisch onderzoek naar sporen verricht. Bij het vaartuig “[A]’ zagen wij dat het blauwe dekzeil deels open stond. Wij zagen dat de kajuitdeur vernield was, het bovenste glas van de kajuitdeur was ingeslagen c.q. ingegooid. We zagen in de kajuit deurtjes van de keuken openstaan.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1236-2013111614-3 van 30 oktober 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van de verbalisanten:
Op 29 oktober 2013 omstreeks 22.50 uur waren wij ter plaatse op de Vijfhuizerdijk, na een melding over gerommel bij een witte zeilboot, waarbij schimmen en zaklampjes waren gezien. Aldaar werden wij aangesproken door [betrokkene 3] die ons verklaarde dat zij de melding had gedaan en dat ze iets gezien en gehoord had. Het zou gaan om een afgemeerde zeilboot aan de overkant van de Ringvaart. Wij zijn direct over het bruggetje linksaf geslagen en kwamen uit op het Emeltpad te Haarlem. Ongeveer 50 meter verder, op het Emeltpad, zagen wij een blauw/groene boodschappentas van Super de Boer en twee hengels liggen. In de boodschappentas zat onder andere een kleine groene viskoffer. De boodschappentas en de hengels lagen ter hoogte van een afgemeerde witte kajuitboot met een blauw zeil. Wij zagen dat de rits van het blauwe zeil geopend was en dat er modderige schoenafdrukken op het dek stonden. Tevens zagen wij dat er kastjes openstonden. Wij, verbalisanten, zagen drie mannen. Twee van de drie mannen beschenen ons vervolgens met een zaklamp. Wij hebben ons direct kenbaar gemaakt als politieambtenaren en gezegd dat ze moesten blijven staan. Een persoon bleef staan, hij bleek later te zijn genaamd [betrokkene 4]. [betrokkene 4] had bloed aan zijn linkerhand.
Ik, verbalisant [verbalisant 4], ben het recreatiegebied ingelopen om de andere verdachten te zoeken. Via de portofoon hoorde ik dat collega [verbalisant 6] twee mannen had aangetroffen, niet ver van de plaats waar wij [betrokkene 4] hadden aangehouden. Ik zag twee personen op een bankje zitten. Ik herkende één van de mannen als de man die weggerend was. Ik heb beide mannen aangehouden terzake inbraak c.q. diefstal in/van een boot. Een verdachte verklaarde later te zijn genaamd: [betrokkene 5]. De andere verdachte weigerde zijn naam op te geven.
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1263-2013111614-30 van 30 oktober 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op van 30 oktober 2013 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:
Wij zijn gaan zoeken op de boten. Ik heb zelf bij een van de boten, in de deur van de kajuit, het raam kapot geslagen om naar binnen te komen. [betrokkene 5] heeft bij de andere boot de deur van de kajuit opengebroken. [betrokkene 4] heeft volgens mij met het glas zijn hand opengehaald. Dat is op een van die boten gebeurd.
Ik zag politie in de verte lopen. Toen werden ik en [betrokkene 5] op de grond gegooid.3.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL 1200-2013111614-19 van 30 oktober 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 9] en [verbalisant 10]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op van 30 oktober 2013 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 5]:
Ik was aan de overkant van de brug in Vijfhuizen. Ik zag ineens een politieauto voorbij rijden. Ik ging rennen, rennen, rennen. Ik was met twee vrienden van me, [betrokkene 4] en [verdachte]. Wij hadden visspullen bij ons. Twee hengels. Heb je die Super de Boer tas nog? Jullie weten toch wat er in zat.
Ik dacht: ‘what the fuck ik gooi dat ding weg, want straks krijg ik daar problemen mee’. Het was een multitool.
6. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1200-2013111614-20 van 30 oktober 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 10] en [verbalisant 9]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op van 30 oktober 2013 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte:
We zijn gisterenavond in een paar boten geweest. Eentje hebben we opengetrapt. Bij twee boten zijn we naar binnen geweest.
Die vrienden van mij heten [betrokkene 5] en [betrokkene 4].
We hadden twee hengels bij ons. Ik en [betrokkene 5] hebben eigenlijk samen de boten opengebroken. We wilden kijken wat er in lag. Misschien vinden we geld.”
6. Het bestreden arrest houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, nog het volgende in:
“Bewijsverweren
(…)
De raadsvrouw heeft voorts bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen hem primair ten laste is gelegd, aangezien de in de tenlastelegging genoemde goederen niet zijn aangetroffen bij de verdachte of de medeverdachten en slechts één bewijsmiddel (de aangifte) voorhanden is, waarmee niet aan het wettelijk bewijsminimum is voldaan.
Het hof verwerpt deze verweren en overweegt daartoe als volgt.
(…)
Uit de verklaringen van de verdachte en medeverdachte [betrokkene 4] volgt dat zij met medeverdachte [betrokkene 5] van diverse boten, waaronder die van aangever [betrokkene 1], de deur van de kajuit hebben opengebroken en doorzocht op zoek naar bier of kleingeld. Hieruit blijkt van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten met het oogmerk onder meer uit de boot van de aangever goederen weg te nemen. De aangever heeft in zijn aangifte verklaard dat de kajuitdeur van zijn boot kapot was gemaakt en uit de boot diverse goederen, waaronder een viskoffer was gestolen. Verbalisanten hebben op het Emeltpad, ter hoogte van de kajuitboot, een boodschappentas aangetroffen met daarin onder andere een kleine groene viskoffer. Het hof is van oordeel dat daarom buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de aangetroffen viskoffer alsmede de overige in de tenlastelegging vermelde goederen door de verdachten zijn weggenomen van de boot van de aangever.”
7. De gebezigde bewijsmiddelen zijn volgens de steller van het middel niet redengevend voor de bewezenverklaarde diefstal met braak (in vereniging), nu aan de omstandigheid dat er een “kleine groene viskoffer” is aangetroffen in een boodschappentas niet de bewijswaarde zou kunnen worden toegedicht die het hof daaraan heeft verbonden, aangezien nergens uit blijkt dat dit de viskoffer betreft waarvan de aangever melding maakt, terwijl de overige in de aangifte vermelde goederen niet zijn aangetroffen. Het oordeel van het hof dat de genoemde goederen uit de boot van de aangever zijn weggenomen, is dan ook onbegrijpelijk, aldus de steller van het middel.
8. Blijkens zijn bewijsvoering is het hof uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden. In de avond van 29 oktober 2013 komt de politie af op een melding over “gerommel bij een witte zeilboot”, waarbij schimmen en zaklampjes zijn gezien. Ter plekke worden de agenten door de meldster verwezen naar de overkant van de ringvaart. Op het Emeltpad in Haarlem treffen de verbalisanten een blauw/groene boodschappentas van Super de Boer en twee hengels aan. In de boodschappentas bevindt zich onder meer een kleine groene viskoffer. Ter hoogte van de tas zien de verbalisanten een afgemeerde boot, waarvan de rits van het zeil geopend is, modderige schoenafdrukken op het dek en openstaande kastjes. Op deze boot treffen zij drie mannen aan. Ter plekke wordt de medeverdachte [betrokkene 4], die bloed op zijn hand heeft, aangehouden. De andere twee personen zetten het op een rennen en worden later op een bankje in de buurt aangetroffen. Eén van deze mannen wordt door een van de verbalisanten herkend als de persoon die is weggerend (b.m. 3). De medeverdachte [betrokkene 5] maakt vervolgens zijn identiteit bekend; de andere persoon weigert zijn naam op te geven. Naar kan worden aangenomen is dit de verdachte in de onderhavige zaak.4.De voor het bewijs gebruikte verklaring van [betrokkene 4] houdt in dat de verdachten zijn wezen zoeken op de boten. Zelf heeft hij bij één van de boten, in de deur van de kajuit, een raam kapot geslagen om naar binnen te komen (b.m. 4). Volgens de verdachte heeft [betrokkene 4] daarbij zijn hand opengehaald.5.De verdachte heeft voorts aangegeven dat hij met zijn medeverdachten in een paar boten is geweest. Eén boot is opengetrapt en bij twee boten is de verdachte tezamen met de medeverdachten naar binnen geweest, in de hoop geld te vinden (b.m. 6). [betrokkene 5] verklaart dat hij die avond met zijn vrienden (de verdachte en [betrokkene 4]) op stap was om te gaan vissen en dat ze visspullen, meer in het bijzonder twee hengels, bij zich hadden.6.Op een gegeven moment zag hij een politieauto voorbij rijden, waarop hij ging rennen. Voorts dacht hij: “Heb je die Super de Boer tas nog? Jullie weten toch wat er in zat. Ik dacht: ‘what the fuck ik gooi dat ding weg, want straks krijg ik daar problemen mee’. Het was een multitool.” (b.m. 5).
9. Het aangifteformulier houdt in dat op 29 oktober 2013 is ingebroken in de boot ‘[A]’ die toen lag aangemeerd aan het Emeltpad in Haarlem. Uit de verklaring van de aangever kan worden afgeleid dat de rits van het zeil over de hele lengte was gescheurd, de deur van de kajuit en de deursponning kapot waren en het glas van het raam van de toegangsdeur stuk was. Verschillende goederen zouden zijn ontvreemd: een wit oventje, een viskoffer met attributen, twee stuks roestvrijstalen Davitsonderdelen, een tang van het merk Leatherman, twee scharen en een punttang (b.m. 1). De verbalisanten zagen dat het blauwe dekzeil van het vaartuig ‘[A]’ openstond, de kajuitdeur vernield was, het bovenste glas van deze deur was ingeslagen dan wel ingegooid en dat in de kajuit deurtjes van de keuken openstonden (b.m. 2).
10. Gelet op het bovenstaande, meen ik dat het oordeel van het hof dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de aangetroffen viskoffer alsmede de overige in de tenlastelegging vermelde goederen door de verdachten zijn weggenomen uit de boot van de aangever, niet onbegrijpelijk is. Daarbij wijs ik in het bijzonder op het volgende. Uit de aangifte blijkt dat de in de bewezenverklaring genoemde goederen zijn weggenomen uit de boot ‘[A]’. Onder deze goederen bevindt zich een viskoffer met attributen. Door opsporingsambtenaren wordt een Super de Boer tas gevonden, waarin zich een viskoffer bevindt. Bij deze tas liggen ook twee hengels. De verdachte en de medeverdachten worden aangetroffen in de nabijheid van deze tas. [betrokkene 5] en de verdachte hebben verklaard twee vishengels te hebben. [betrokkene 5] heeft verklaard dat hij de tas heeft weggegooid, want anders krijgt hij daar straks problemen mee. De verdachten hebben voorts verklaard op een paar boten te zijn geweest, waarbij een deur is opengetrapt en een raam kapot is geslagen. Ze wilden kijken wat er in de boten lag, misschien lag er wel geld. De in de aangifte opgenomen beschrijving van de schade aan de boot ‘[A]’ correspondeert met hetgeen de verdachten zeggen te hebben gedaan op de boten, terwijl uit de verklaringen van de verdachten kan worden afgeleid dat de medeverdachte [betrokkene 4] tijdens het inbreken zich met zijn hand heeft opengehaald aan het glas van de deur. De omstandigheid dat de in de boodschappentas aangetroffen viskoffer door de verbalisanten meer in detail is beschreven dan in de aangifte, maakt het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk. De beschrijvingen zijn immers niet tegenstrijdig met elkaar. Ook het feit dat de overige in de aangifte vermelde goederen niet zijn aangetroffen doet aan de begrijpelijkheid van het oordeel van het hof niet af. Deze goederen zijn in de aangifte genoemd en gelet op alle overige omstandigheden, waaronder begrepen de niet onbegrijpelijke vaststelling dat de viskoffer door de verdachte en zijn medeverdachten is ontvreemd, kon het hof oordelen, zoals het heeft gedaan, dat de verdachte en zijn medeverdachten deze goederen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening door braak in vereniging hebben weggenomen uit de boot ‘[A]’.
11. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
12. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
13. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑04‑2018
De raadsvrouwe van de verdachte heeft in de tweede schriftuur van 24 mei 2017 haar eerder die dag ingezonden schriftuur aangevuld met een uitgeschreven bewijsmiddel. In de oorspronkelijke schriftuur was het betreffende bewijsmiddel niet volledig weergegeven.
Zie hierna voetnoot 5.
Uit bewijsmiddel 3 blijkt dit niet zonder meer. De verklaring van de verdachte houdt evenwel in dat hij de politie zag lopen en dat hij en de medeverdachte [betrokkene 5] op de grond werden gegooid (bewijsmiddel 4; zie hierover ook voetnoot 5). [betrokkene 5] heeft daarnaast verklaard die avond met twee vrienden – onder wie de verdachte – op stap te zijn geweest (bewijsmiddel 5).
Deze verklaring is abusievelijk geplaatst in het vierde en niet in het zesde bewijsmiddel. Een blik over de papieren muur leert evenwel dat dit onderdeel de op 30 oktober 2013 afgelegde verklaring van de verdachte betreft. Nu hierover niet wordt geklaagd in cassatie, volsta ik met deze constatering.
Zie ook de verklaring van de verdachte (bewijsmiddel 6): “We hadden twee hengels bij ons”.