HR, 22-12-2015, nr. 14/06584
ECLI:NL:HR:2015:3713
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-12-2015
- Zaaknummer
14/06584
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:3713, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑12‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2461, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2461, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑11‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3713, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0018
Uitspraak 22‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Betekeningsperikelen. Rechtsgeldige betekening appeldagvaarding? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2002:AD5163 m.b.t. het feit dat aan een cassatieklacht over de betekening van een dagvaarding slechts gegevens ten grondslag kunnen worden gelegd die blijken uit de stukken van het geding of die als vaststaand kunnen worden aangenomen op grond van eerst in cassatie overgelegde bescheidden, aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet kan worden getwijfeld. I.c. is in cassatie gesteld dat de dagvaarding in h.b. niet aan verdachte i.p. is uitgereikt en dat hij niet degene is geweest die de akte van uitreiking heeft ondertekend. Gelet op de ID-staat SKDB waarin is vermeld dat het paspoortnummer van verdachte X is en een overgelegde kopie van een t.n.v. verdachte gesteld en van een handtekening voorzien paspoort met nummer X, welk paspoortnummer en welke handtekening niet overeenkomen met het paspoortnummer en de handtekening op de akte van uitreiking van de appeldagvaarding, is het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend niet naar de eis der wet met redenen omkleed. De HR verklaart om doelmatigheidsredenen de appeldagvaarding nietig.
Partij(en)
22 december 2015
Strafkamer
nr. S 14/06584
EC/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 21 november 2014, nummer 21/003691-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.Th.M. Zumpolle, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel behelst de klacht dat het Hof de dagvaarding in hoger beroep ten onrechte geldig heeft geacht.
2.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 7 november 2014 houdt onder meer in:
"De verdachte genaamd:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats],
is niet verschenen.
Ter terechtzitting is aanwezig mr. M.Th.M. Zumpolle, advocaat te Utrecht, die verklaart niet uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd de verdediging te voeren.
(...)
De oudste raadsheer deelt mede dat de dagvaarding in hoger beroep op 3 oktober 2014 in persoon aan verdachte is uitgereikt.
(...)
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan."
2.3.
Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding bevindt zich de akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting van het Hof van 7 november 2014, welke inhoudt dat de dagvaarding op 3 oktober 2014 is uitgereikt aan de verdachte in persoon. Deze akte is onder "Handtekening voor ontvangst" voorzien van een handtekening en van het paspoortnummer "[001]".
2.4.
Vooropgesteld moet worden dat aan een cassatieklacht over de betekening van een dagvaarding of oproeping slechts gegevens ten grondslag kunnen worden gelegd die blijken uit de stukken van het geding of die als vaststaand kunnen worden aangenomen op grond van eerst in cassatie overgelegde bescheiden, aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet kan worden getwijfeld (vgl. HR 12 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5163, NJ 2002/317).
2.5.
Namens de verdachte is in cassatie gesteld dat de dagvaarding in hoger beroep niet aan hem in persoon is uitgereikt en dat hij niet degene is geweest die de akte van uitreiking heeft ondertekend. Daartoe is verwezen naar de ID-staat SKDB van 22 oktober 2014 waarin is vermeld dat het paspoortnummer van de verdachte is [002] en is een kopie overgelegd van een ten name van de verdachte gesteld en van een handtekening voorzien, op 11 november 2009 afgegeven paspoort met nummer [002], met een geldigheidsduur tot 11 november 2014. Dit paspoortnummer en de handtekening komen niet overeen met het paspoortnummer en de handtekening op de akte van uitreiking van de appeldagvaarding.
2.6.
Gelet hierop is het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend, niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.7.
Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal de appeldagvaarding om doelmatigheidsredenen nietig verklaren.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2015.
Conclusie 03‑11‑2015
Inhoudsindicatie
Betekeningsperikelen. Rechtsgeldige betekening appeldagvaarding? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2002:AD5163 m.b.t. het feit dat aan een cassatieklacht over de betekening van een dagvaarding slechts gegevens ten grondslag kunnen worden gelegd die blijken uit de stukken van het geding of die als vaststaand kunnen worden aangenomen op grond van eerst in cassatie overgelegde bescheidden, aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet kan worden getwijfeld. I.c. is in cassatie gesteld dat de dagvaarding in h.b. niet aan verdachte i.p. is uitgereikt en dat hij niet degene is geweest die de akte van uitreiking heeft ondertekend. Gelet op de ID-staat SKDB waarin is vermeld dat het paspoortnummer van verdachte X is en een overgelegde kopie van een t.n.v. verdachte gesteld en van een handtekening voorzien paspoort met nummer X, welk paspoortnummer en welke handtekening niet overeenkomen met het paspoortnummer en de handtekening op de akte van uitreiking van de appeldagvaarding, is het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend niet naar de eis der wet met redenen omkleed. De HR verklaart om doelmatigheidsredenen de appeldagvaarding nietig.
Nr. 14/06584 Zitting: 3 november 2015 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 21 november 2014 het vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland bevestigd, waarbij de verdachte wegens “opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen”, is veroordeeld tot een geldboete van € 750,-, subsidiair vijftien dagen hechtenis, waarvan € 500,-, subsidiair tien dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Mr. M.Th.M. Zumpolle, advocaat te Utrecht, heeft namens verdachte één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel behelst de klacht dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft geoordeeld dat de oproeping in hoger beroep rechtsgeldig is betekend.
Het hof heeft tegen de op de terechtzitting in hoger beroep op 7 november 2014 niet verschenen verdachte verstek verleend. De daar wel verschenen raadsman verklaarde niet uitdrukkelijk door de verdachte te zijn gemachtigd en heeft verzocht de behandeling van de zaak aan te houden en te bekijken of de dagvaarding in hoger beroep op de juiste wijze is betekend. Daarop heeft het Hof het volgende overwogen:
“Na gehouden beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat een afweging dient plaats te vinden tussen het recht van verdachte om bij de behandeling van zijn rechtszaak aanwezig te zijn enerzijds en het belang van een voortvarende rechtspleging en de belangen van de organisatie van het gerecht anderzijds. Nu de dagvaarding in hoger beroep in persoon aan verdachte is uitgereikt en verdachte kennelijk geen contact heeft gezocht met zijn raadsman dient het belang van een voortvarende rechtspleging te prevaleren. Het aanhoudingsverzoek van de raadsman wordt daarom afgewezen.
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.”
5. In de toelichting op het middel wordt gesteld dat de verdachte in de periode van september 2014 tot omstreeks 18 november 2014 in Egypte verbleef en het daarom niet mogelijk is dat de dagvaarding in hoger beroep in Nederland in persoon is uitgereikt. Bij de stukken van het geding bevindt zich een naar het GBA-adres van de verdachte ([woonplaats]) gezonden akte van uitreiking van de dagvaarding in hoger beroep, welke niet is uitgereikt en is teruggezonden naar de afzender. Daarnaast bevatten de stukken van het geding een akte van uitreiking van de dagvaarding in hoger beroep op het adres [a-straat 1] te Utrecht, de laatst opgegeven woon- of verblijfplaats van de verdachte waar hij naar eigen zeggen sinds 2011 niet meer woont, die op 3 oktober 2014 is uitgereikt aan ‘de geadresseerde in persoon’ waarbij onder "Handtekening voor ontvangst" een handtekening is geplaatst en een paspoortnummer ([001]) is vermeld.
6. Vooropgesteld moet worden dat aan een cassatieklacht over de betekening van een dagvaarding of oproeping slechts gegevens ten grondslag kunnen worden gelegd die blijken uit de stukken van het geding of die als vaststaand kunnen worden aangenomen op grond van eerst in cassatie overgelegde bescheiden, aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet kan worden getwijfeld (vgl. HR 12 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5163, NJ 2002/317).
7. Namens de verdachte is in cassatie gesteld dat de dagvaarding in hoger beroep niet aan hem in persoon is uitgereikt en dat hij niet degene is geweest die de akte van uitreiking heeft ondertekend. Daartoe is een kopie van een ten name van de verdachte gesteld, op 11 november 2009 afgegeven paspoort overgelegd. Het paspoortnummer van de verdachte ([002]) komt, evenals de op dit paspoort geplaatste handtekening niet overeen met het paspoortnummer en de handtekening op de akte van uitreiking van 3 oktober 2014 van de dagvaarding van verdachte in hoger beroep.
8. Gelet op het voorgaande acht ik het aannemelijk dat het niet de verdachte is geweest die op 3 oktober 2014 heeft getekend voor ontvangst van de dagvaarding in hoger beroep en dat deze derhalve niet in persoon is uitgereikt aan de verdachte. Dit brengt mee dat deze oproeping niet geldig is betekend.
9. Het middel slaagt.
10. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG