NJB 2021/1651:Toepassing getuigenarrest post-Keskin (HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576): in casu (waarin het gaat om ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige) heeft het hof het voorwaardelijke getuigenverzoek afgewezen omdat de noodzaak niet is gebleken. Daarbij heeft het hof betrokken: dat de omstandigheden dat de deskundige van een deel van de door benadeelde in het vooronderzoek afgelegde verklaring heeft gezegd dat de betrouwbaarheid daarvan niet kan worden vastgesteld en dat de oppas (getuige) bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard nooit iets van het misbruik te hebben gemerkt, niet maken dat het horen van de benadeelde als getuige noodzakelijk is; dat de raadsvrouw geen nieuwe argumenten heeft aangedragen; en dat het hof zich op grond van het dossier, het aanvullende onderzoek dat door de raadsheer-commissaris is uitgevoerd en het verhandelde ter terechtzitting voldoende voorgelicht acht om op de vragen van art 348 en 350 Sv te beslissen. De Hoge Raad zet uiteen waarom dit oordeel niet zonder meer begrijpelijk is in casu