Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/7.2.3.4:7.2.3.4 Twee of meer plaatsen van arbitrage bepaald
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/7.2.3.4
7.2.3.4 Twee of meer plaatsen van arbitrage bepaald
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS504732:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Indien partijen twee plaatsen van arbitrage hebben gekozen, waarvan één plaats in Nederland is gelegen en één plaats buiten Nederland is gelegen, zal op grond van uitleg moeten worden vastgesteld welke plaats partijen hebben willen bepalen (vgl. 4.2). In uitzonderlijke gevallen kan de rechter tot de slotsom komen dat de overeenkomst tot arbitrage wegens de dubbele plaats geen effect kan sorteren (zie 10.3).
Soms voorzien partijen of het toepasselijk reglement erin dat de arbitrage kan plaats hebben in het land van elk van beide partijen (het zogenaamde "home-onhome-beding"). Zo kan bijvoorbeeld als plaats zijn gekozen voor het land van de partij die in het arbitraal geding als verweerder optreedt.1 Met aanhangigmaking van een arbitraal geding in één van de landen, wordt de plaats van arbitrage eerst werkelijk bepaald. Het is niet uitgesloten dat in een dergelijk geval de gewone rechter voorafgaande aan de aanhangigmaking een beslissing zal moeten nemen over de vraag of een geldige overeenkomst tot arbitrage bestaat (vgl. art. 1022 lid 1 Rv en art. 1074 lid 1 Rv). Aangenomen wordt wel dat hierop het recht van de plaats van arbitrage van toepassing is. Wellicht kan de rechter volgens de rechtsstelsels van elk van de beide landen (cumulatief) — waarvan het recht op grond van het "home-on-home-beding" voor toepassing in aanmerking komt — bezien of de overeenkomst tot arbitrage geldig is. Als de overeenkomst tot arbitrage volgens beide stelsels geldig is, bestaat geen probleem. Een probleem bestaat evenmin als de overeenkomst tot arbitrage volgens geen van beide geldig is. Indien de overeenkomst tot arbitrage slechts volgens één van beide stelsels geldig is, bestaat wel een probleem. Op het moment dat de gewone rechter een beslissing moet geven over de vraag of de overeenkomst tot arbitrage geldig is, is nog niet duidelijk of de arbitrage aanhangig wordt gemaakt in het land volgens het recht waarvan de overeenkomst tot arbitrage (on)geldig is. Wij zouden alsdan een parallel kunnen trekken met het geval waarin nog niet bekend is volgens het recht van welk land het vonnis zal worden gewezen (i. e. als nog niet bekend is in welk land de plaats van arbitrage is gelegen). We zullen zien dat in dat geval de lex fori kan worden toegepast om te bezien of de overeenkomst tot arbitrage geldig is (zie 7.2.3.6).2 Mijns inziens kan dit ook uitkomst bieden in het onderhavige geval.