Einde inhoudsopgave
Artikel 6 EVRM en de civiele procedure (BPP nr. 10) 2008/
Verhandeling
Mr. P. Smits, datum 06-03-2008
- Datum
06-03-2008
- Auteur
Mr. P. Smits
- JCDI
JCDI:ADS303690:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Vélu/Ergec (1990), nr. 519. Lawson en Teuben (2004), p. 161.
Zie als eerste uitspraken o.a. EHRM 6 mei 1981, Buchholz, serie A, vol 42, § 49 en EHRM 13 juli 1983, Zimmerman en Steiner, serie A, vol 66, § 24.
Zie Van Dijk en Van Hoof (1990), p. 367 en P. van Dijk in zijn noot onder EHRM 6 mei 1981, Buchholz, serie A, vol 42, NJ 1987 ( ij, 827. Een duidelijk voorbeeld van genoemde belangenafweging vindt men in EHRM 28 juni 1990, Obermeier, serie A, vol 179, § 72.
Wordt in het ene geval geoordeeld dat een periode van om en nabij de vier jaar voor één instantie niet redelijk is, in het andere geval wordt een soortgelijke periode wel geoorloofd geacht. Aldus is bijvoorbeeld te constateren uit de waterval van Italiaanse zaken, opgenomen in de serie A, vol. 228-f t/m 231-h. In gelijke zin VélufErgec (1990), nr. 521.
Zo werd in de zaak Billi, EHRM 26 februari 1993, serie A, vol 257-g, een periode van zestien jaar bij één gerechtelijke instantie, ondanks de moeilijkheidsgraad van het geschil, niet als redelijk beschouwd.
EHRM 15 juli 1982, Eckle, serie A, vol 51, § 80 (strafzaak), alsmede opinie ECRM opgenomen in EHRM 19 februari 1991, Zanghl, serie A, vol 194-c, p. 51, § 26, opinie ECRM opgenomen in EHRM 24 mei 1991, Pugliese (II), serie A, vol 206-a, p. 12, § 27 en opinie ECRM opgenomen in EHRM 24 mei 1991, Vocaturo, serie A, vol 206-c, p. 22, § 29.
EHRM 10 juli 1984, Guincho, serie A, vol 81, § 38; EHRM 25 juni 1987, Capuano, serie A, vol 119, 30 en EHRM 24 oktober 1989, H/Frankrijk, serie A, vol 162, § 55.
EHRM 28 juni 1978, König, serie A, vol 27, § 99. Niet zelden vindt echter een globale toetsing ('évaluation globale'/'overall assessment') plaats. Zo in EHRM 19 februari 1991, Brigandi, serie A, vol 194-b, § 30, EHRM 19 februari 1991, Santinelli, serie A, vol 194-d, § 20 en EHRM 12 oktober 1992, Salerno, serie A, vol 245-d, § 19. De laatste jaren verwijst het EHRM standaard naar het Frydlender-arrest, EHRM 27 juni 2000, 30979/96, Reports 2000-VIL
Wat redelijk is, is rekkelijk. 'S'il est un concept à contenu variable, réfractaire à toute approche dogmatique, c'est bien celui de "raisonnable"', zo stellen Vélu en Ergec. Lawson en Teuben drukken het bondiger - en daardoor misschien wel nog pregnanter - uit: 'De redelijke termijn bestaat niet.'1
Commissie en Hof hebben voor de beoordeling van de redelijkheid van de duur van procedures dan ook niet in absolute zin bepaalde tijdslimieten vastgesteld.
Steeds wordt van geval tot geval, alle omstandigheden in aanmerking genomen, bepaald wat redelijk is.2 Daarbij zal telkens een belangenafweging plaatsvinden tussen enerzijds de belangen van betrokkene(n) bij een spoedige uitspraak en anderzijds de eisen van een zorgvuldig onderzoek en een goede procesorde.3 Zelfs een lange termijn (van enkele jaren) bij één enkele instantie hoeft nog niet per definitie onredelijk te zijn.4 Wel schept een dergelijke situatie het vermoeden van onredelijkheid.5 Het is dan aan de betreffende lidstaat om tekst en uitleg te geven voor de ongewoon lange duur van de procedure.6 Deze verantwoordingsplicht van de overheid is in overeenstemming met 's Hofs vaste rechtspraak dat alleen tot schending van de redelijke termijn geconcludeerd kan worden indien de overschrijding daarvan is toe te schrijven aan de overheid.7
De casuïstische benadering van Hof en Commissie heeft deze organen er niet van weerhouden enkele algemene criteria te ontwikkelen aan de hand waarvan getoetst kan worden of een procedure niet onredelijk lang heeft geduurd. Sinds het arrest
Kónig worden in vele uitspraken 'standaard' de volgende toetsingselementen doorlopen:8 de ingewikkeldheid van de zaak, het gedrag van partijen en tot slot de gedragingen van de bevoegde autoriteiten. Een vierde element dat steeds pregnanter en zelfstandiger naar voren is gekomen is dat van de op het spel staande belangen van de betrokkene(n), of zoals het Europees Hof het zegt: 'what is at stake for the applicant'. Op elk van deze elementen zal hieronder nader worden ingegaan.