Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid aanhef en onder 5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
Rb. Midden-Nederland, 09-04-2015, nr. 16/661408-14 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2015:2394
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
09-04-2015
- Zaaknummer
16/661408-14 (P)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2015:2394, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 09‑04‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 09‑04‑2015
Inhoudsindicatie
Een man uit Breukelen is donderdag door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval in Zegveld in april 2014. Ook werd aan de man een werkstraf van 200 uur en een rijontzegging van 2,5 jaar waarvan een jaar voorwaardelijk opgelegd. Bij het ongeval kwam een vriend van de man om het leven en raakte een andere vriend zwaar gewond. De man veroorzaakte het dodelijk ongeval door veel te hard rijden. Hij was en is nog steeds een beginnend bestuurder. Dit heeft de man er niet van weerhouden veel te hard te rijden op een punt waar dit absoluut niet verantwoord was. Dat hij te hard reed was geen op zichzelf staand incident. Uit de stukken blijkt dat de man eerder fors is beboet voor een snelheidsovertreding. Dit was zelfs eerder op de dag van het fatale ongeluk. De rechtbank legde een hogere straf op dan de door officier van justitie geëiste 160 uur werkstraf en rijontzegging van 2,5 jaar waarvan een jaar voorwaardelijk. De rechtbank heeft hierbij gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. In het voordeel van de man heeft de rechtbank wel meegewogen dat hij altijd eerlijk en open is geweest over zijn rol in het verkeersdrama. Hij heeft zijn verantwoordelijkheid getoond en genomen. De man heeft ook zelf een goede vriend verloren en moet verder leven met de wetenschap dat hij hier schuld aan heeft. Tijdens de zitting heeft hij blijk gegeven van een diep doorleefde spijt. Ook heeft hij al kort na het ongeval contact opgenomen met de ouders van het slachtoffer.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661408-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 9 april 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Canada) op [1995],
wonende [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. H.M.G. Peters, advocaat te Breukelen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er primair, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 5 april 2014 te Zegveld, gemeente Woerden als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer 1] werd gedood en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
Subsidiair is dit ten laste gelegd als het veroorzaken van gevaar op de weg en waardoor [slachtoffer 1] werd gedood en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Volgens de officier van justitie is sprake geweest van zeer onvoorzichtig rijgedrag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat, gelet op recente jurisprudentie van de Hoge Raad der Nederlanden, in dit geval geen sprake is geweest van roekeloosheid in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Wat betreft de ten laste gelegde handelingen acht de verdediging slechts het te hard rijden, kort voorafgaand aan en op het moment van het ongeval, in causaal verband staan tot het ongeval. Deze enkele verkeersovertreding is echter onvoldoende om aan te kunnen nemen dat sprake is geweest van roekeloosheid. Ook is door de verdediging aangevoerd dat niet gesproken kan worden van aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Verdachte heeft immers met volle aandacht gereden en heeft zich niet laten afleiden. Het enkele te hard rijden is naar de mening van de verdediging onvoldoende om te komen tot de kwalificatie van aanmerkelijk onvoorzichtig rijden.
Verdachte dient van het primair ten laste gelegde, de overtreding van artikel 6 WVW, te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit, het veroorzaken van gevaar op de weg, heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.1.
Op 5 april 2014 reed verdachte als bestuurder van zijn personenauto over de Milandweg te Zegveld, gemeente Woerden. Verdachte heeft verklaard dat hij op die weg harder heeft gereden dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur2..
Bij verdachte in de auto zaten drie passagiers, te weten [A] (verder te noemen [A]), gezeten op de bijrijdersstoel, [slachtoffer 1] (verder te noemen [slachtoffer 1]), gezeten links achterin en [slachtoffer 2] (verder te noemen [slachtoffer 2]), gezeten rechts achterin het voertuig.3.
In een flauwe bocht op die weg is een brug gelegen waarvan het brugdek ongeveer 0,85 meter hoger ligt dan de rijbaan van de Milandweg.4.
Toen verdachte over de brug reed, is hij de macht over het stuur kwijtgeraakt en met zijn voertuig via de rechterberm twee maal tegen de slootkant van de aan linkerkant van de Milandweg gelegen sloot gebotst en uiteindelijk in die sloot tot stilstand gekomen.5.Na het ongeval merkten [A] en verdachte dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet meer achterin de auto zitten. [slachtoffer 2] werd aangetroffen, liggend op het fietspad dat rechts naast de Milandweg is gelegen6.en [slachtoffer 1] werd aangetroffen in de sloot achter het voertuig van verdachte.7.
[slachtoffer 1] is als gevolg van het ongeval overleden8.en [slachtoffer 2] heeft lichamelijk letsel opgelopen, te weten onder meer meerdere ribfracturen, een longkneuzing en een klaplong.9.
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat zijn passagiers geen autogordels droegen. Hij heeft ook niets daarover tegen zijn passagiers gezegd.10.
Voorts heeft verdachte verklaard dat hij wist dat er een brug lag op de Milandweg. Hij heeft daar vaker gereden. Verdachte wist ook dat hij niet te hard over die brug kon rijden.11.
Het ongeval heeft plaatsgevonden omstreeks 21.16 uur. Uit informatie van het KNMI bleek dat de zonsondergang op 5 april 2014 om 20.20 uur plaatsvond. Het ongeval vond derhalve plaats nadat de duisternis was ingetreden.12.
Door het Nederlands Forensisch Instituut is berekend dat er een kans van 99% is dat de snelheid van de auto van verdachte bij aanvang van de afgetekende sporen hoger was dan 115 kilometer per uur.13.Het driftspoor vangt aan bijna 30 meter voorbij de brug op de Milandweg, bezien vanuit de rijrichting van de personenauto.14.
Overwegingen
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte als bestuurder van een personenauto met een snelheid van ten minste 115 kilometer per uur heeft gereden over de Milandweg te Zegveld. Het was op dat moment donker en de Milandweg was onverlicht. Alleen bij de brug was straatverlichting aanwezig. Bij de in die weg gelegen flauwe bocht naar rechts is verdachte met hoge snelheid de aldaar gelegen brug overgereden. Dit terwijl hij wist, zoals hij zelf heeft verklaard, dat hij niet met een te hoge snelheid over die brug kan rijden. Verdachte is vervolgens de macht over het stuur verloren. Hierdoor is het ongeval ontstaan waarbij [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 2] ernstig gewond is geraakt.
Verdachte was ter plaatse bekend en hij wist dat zijn passagiers geen autogordel droegen.
Ondanks deze omstandigheden is verdachte met hoge snelheid over de brug gereden, waarna hij de macht over stuur is verloren met het fatale ongeval als gevolg. Dit gedrag van verdachte, zoals hiervoor omschreven, dient te worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig rijgedrag.
Het lichamelijk letsel dat [slachtoffer 2] door het ongeval heeft opgelopen dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW. Sprake is immers van verscheidene ribfracturen, een longkneuzing en een klaplong.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de in de tenlastelegging omschreven verkeersgedragingen van verdachte die zich hebben voorgedaan voorafgaand aan het moment dat verdachte op enkele honderden meters voor de plaats van het ongeval was, niet in causaal verband staan tot het plaatsvinden van het ongeval. Om die reden zal verdachte van deze gedragingen worden vrijgesproken. Ten overvloede merkt de rechtbank in dit kader nog op dat uit de stukken is gebleken dat de Milandweg is gelegen te Zegveld, in de gemeente Woerden. Uit de stukken is echter niet gebleken dat de overige in de tenlastelegging genoemde wegen, te weten de Van Teylingenweg, de Lange Meentweg en de Korte Meentweg eveneens in Zegveld, gemeente Woerden zijn gelegen. Om die reden zou verdachte ook in zoverre dienen te worden vrijgesproken.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
primair: op 5 april 2014 te Zegveld, gemeente Woerden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Milandweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig, terwijl het zicht ter plaatse werd beperkt doordat de duisternis reeds was ingetreden en terwijl hij, verdachte, wist dat zijn medepassagiers geen autogordels droegen en terwijl hij, verdachte, goed bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse,
te rijden met een snelheid die hoger lag dan de ter plaatse wettelijk toegestane maximale snelheid van 80 kilometer per uur en waarbij de wettelijk toegestane maximale snelheid in ernstige mate werd overschreden door met een snelheid van ten minste 115 kilometer per uur over een hoger gelegen brug (de top van het brugdek lag +/- 0,85 meter hoger dan de rijbaan van de Milandweg) gelegen in een flauwe bocht naar rechts te rijden,
waarbij hij, verdachte, de macht over het stuur is verloren en in een slip en/of driftbeweging is geraakt en
vervolgens in de berm en sloot aan de linkerzijde van de Milandweg terecht is gekomen,
waardoor botsingen zijn ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de linker slootkant van de aan de linkerzijde van de Milandweg gelegen sloot,
waardoor de passagier die links achterin dat motorrijtuig zat, genaamd [slachtoffer 1], werd gedood en de passagier die rechts achter in dat motorrijtuig zat, genaamd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten ribfracturen en een longkneuzing en een klaplong werd toegebracht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 160 uren, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 voorwaardelijk met een proeftijd van 4 jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van verdachte al ingevorderd en ingehouden is geweest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat voor overtreding van artikel 5 WVW een taakstraf met een deels voorwaardelijk ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen passend is, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd dat het rijbewijs van verdachte al ingehouden is geweest.
De verdediging heeft, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit komt, verzocht aan verdachte, naast een deels voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, zoals hiervoor bepleit, in afwijking van de oriëntatiepunten van het LOVS, een taakstraf op te leggen, doch niet voor de maximale duur.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Om te bevorderen dat landelijk voor vergelijkbare feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Deze oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) adviseren in geval van het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval door zeer onvoorzichtig rijgedrag (grove verkeersfout) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van 6 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 2 jaren onvoorwaardelijk. Dit uitgangspunt ligt beduidend hoger dan de strafeis van de officier van justitie.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan vervolgens in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto zeer onvoorzichtig gereden waardoor hij een verkeersongeval heeft veroorzaakt, met als gevolg dat zijn vriend [slachtoffer 1] is overleden en een andere vriend, [slachtoffer 2], zwaar gewond is geraakt.
Verdachte was en is nog steeds een beginnend bestuurder. Hij had op het moment van het ongeval pas acht maanden zijn rijbewijs en was dus nog niet ervaren. Dit gebrek aan ervaring heeft verdachte er niet van weerhouden veel te hard te rijden op de Milandweg te Zegveld, op een punt waar dit absoluut niet verantwoord was. Verdachte had al vaker op de Milandweg gereden en wist dat hier een brug gelegen was, waar voorzichtiger rijden geboden was. Dat verdachte te hard reed was geen op zichzelf staand incident. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte blijkt dat hij is beboet voor een forse snelheidsovertreding, die nota bene is begaan op de middag voor het fatale incident waar deze zaak om draait.
Verdachte heeft met het veroorzaken van het ongeval onmetelijk leed toegebracht aan de familie van [slachtoffer 1], zoals blijkt uit de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring. Op indrukwekkende wijze hebben de nabestaanden van [slachtoffer 1] verwoord hoe hun leven is veranderd door diens overlijden. De ouders en zussen van [slachtoffer 1] zullen hun zoon en broer voor altijd moeten missen. Ook de gemeenschap van Kamerik, de woonplaats van [slachtoffer 1], is geschokt geraakt door het overlijden van [slachtoffer 1].
De rechtbank kan zich voorstellen dat [slachtoffer 2] nog geruime tijd last heeft gehad van het letsel dat hij als gevolg van het ongeval heeft opgelopen. Ook [slachtoffer 2] zal moeten leren leven met het verlies van zijn vriend [slachtoffer 1].
De rechtbank houdt verdachte voor dit alles verantwoordelijk en rekent hem dit zwaar aan.
Bij het bepalen van de straf wordt in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat hij altijd eerlijk en open is geweest over zijn rol in het verkeersdrama. Hij heeft zijn verantwoordelijkheid getoond en genomen. Verdachte heeft ook zelf een goede vriend verloren en moet verder leven met de wetenschap dat hij hier schuld aan heeft. Tijdens de zitting heeft verdachte blijk gegeven van een diep doorleefde spijt. Ook heeft verdachte al kort na het ongeval contact opgenomen met [slachtoffer 2] en de ouders van [slachtoffer 1]. Met die ouders heeft verdachte nog steeds contact.
Het is met name vanwege de door verdachte genomen verantwoordelijkheid voor zijn daden en de wijze waarop hij zich heeft opgesteld jegens de nabestaanden van [slachtoffer 1] en jegens [slachtoffer 2], dat de rechtbank al met al aanleiding ziet in het voordeel van verdachte van genoemde oriëntatiepunten van het LOVS af te wijken. Gelet op de in vergelijkbare gevallen opgelegde straffen, zal de rechtbank hier echter minder vergaand van afwijken dan de officier van justitie heeft gedaan. Zij zal dus een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Alles overziend acht de rechtbank passend een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en een werkstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis indien de werkstraf niet wordt uitgevoerd.
Gelet op de ernst van het ongeval, de jonge leeftijd van verdachte en zijn onervarenheid als bestuurder van een motorrijtuig, is de rechtbank van oordeel dat ook een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen aan verdachte moet worden opgelegd. De rechtbank zal een ontzegging voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 voorwaardelijk opleggen en aan het voorwaardelijk deel een proeftijd van vier jaren verbinden.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b,14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en
waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van DRIE (3) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee (2) jaren navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Veroordeelt verdachte ook tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van TWEEHONDERD (200) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van honderd (100) dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van DERTIG (30) maanden.
Bepaalt dat de duur van deze ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd (en ingehouden) is geweest.
Beveelt dat een gedeelte, groot TWAALF (12) maanden van deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van vier (4) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.P. Schotman, voorzitter,
mrs. K.J. Veenstra en J.G. van Ommeren, rechters,
in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 april 2015.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Primair
hij op of omstreeks 05 april 2014 te Zegveld, gemeente Woerden, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een
personenauto), daarmede rijdende over de (voor het openbaar verkeer
openstaande) weg, de Van Teylingenweg en/of de Lange Meentweg en/of de Korte
Meentweg en/of de Milandweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk
geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl het zicht ter plaatse werd beperkt en/of belemmerd en/of gehinderd,
doordat de duisternis reeds was ingetreden en/of
terwijl hij, verdachte, wist dat zijn (mede)passagier(s) geen gordel droeg(en)
en/of
terwijl hij, verdachte, goed bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse,
te rijden met een snelheid die hoger lag dan de ter plaatse wettelijk
toegestane maximale snelheid van 60 en/of 80 kilometer per uur en/of
waarbij de wettelijk toegestane maximale snelheid in ernstige mate werd
overschreden en/of
te rijden door een rood licht uitstralend verkeerslicht dat tijdelijk bij
wegwerkzaamheden was geplaatst en/of
(vervolgens) de vanwege die wegwerkzaamheden middels een verkeersbord
aangegeven aangepaste maximale snelheid van 50 kilometer per uur te negeren
en/of
(vervolgens) met een snelheid die hoger lag dan de ter plaatse wettelijk
toegestane snelheid van 50 kilometer per uur langs die wegwerkzaamheden te
rijden en/of
(vervolgens) met een snelheid van ten minste 115 kilometer per uur, in elk
geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 80
kilometer per uur,
over een hogergelegen brug (de top van het brugdek lag +/- 0,85 meter hoger
dan de rijbaan van de Milandweg) gelegen in een (flauwe) bocht naar rechts te
rijden,
waarbij verdachte de macht over het stuur is verloren en/of
in een slip- en/of driftbeweging is geraakt en/of
(vervolgens) in de berm en/of sloot aan de linkerzijde van de Milandweg
terecht is gekomen,
waardoor, althans mede waardoor één en/of meerdere botsing(en) is/zijn
ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de
linkerslootkant van de aan de linkerzijde van de Milandweg gelegen sloot,
waardoor, althans mede waardoor de passagier die links achterin dat
motorrijtuig zat (genaamd [slachtoffer 1]) en/of de passagier die rechts achterin
dat motorrijtuig zat (genaamd [slachtoffer 2]) uit dat motorrijtuig
is/zijn geslingerd,
waardoor, althans mede waardoor die [slachtoffer 1] werd gedood en/of waardoor die
[slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer
ribfractu(u)r(en) en/of een longkneuzing en/of een klaplong,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair
hij op of omstreeks 05 april 2014 te Zegveld, gemeente Woerden,, als
bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmee rijdende op de
voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Van Teylingenweg en/of de Lange
Meentweg en/of de Korte Meentweg en/of de Milandweg, zich zodanig heeft
gedragen dat gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden
veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd, immers heeft hij, verdachte,
terwijl het zicht ter plaatse werd beperkt en/of belemmerd en/of gehinderd,
doordat de duisternis reeds was ingetreden en/of
terwijl hij, verdachte, wist dat zijn (mede)passagier(s) geen gordel droeg(en)
en/of
terwijl hij, verdachte, goed bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse,
gereden met een snelheid die hoger lag dan de ter plaatse wettelijk toegestane
maximale snelheid van 60 en/of 80 kilometer per uur en/of
waarbij de wettelijk toegestane maximale snelheid in ernstige mate werd
overschreden en/of
gereden door een rood licht uitstralend verkeerslicht dat tijdelijk bij
wegwerkzaamheden was geplaatst en/of
(vervolgens) de vanwege die wegwerkzaamheden middels een verkeersbord
aangegeven aangepaste maximale snelheid van 50 kilometer per uur genegeerd
en/of
(vervolgens) met een snelheid die hoger lag dan de ter plaatse wettelijk
toegestane snelheid van 50 kilometer per uur langs die wegwerkzaamheden
gereden en/of
(vervolgens) met een snelheid van ten minste 115 kilometer per uur, in elk
geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 80
kilometer per uur,
over een hogergelegen brug (de top van het brugdek lag +/- 0,85 meter hoger
dan de rijbaan van de Milandweg) gelegen in een (flauwe) bocht naar rechts
gereden,
waarbij verdachte de macht over het stuur is verloren en/of
in een slip- en/of driftbeweging is geraakt en/of
(vervolgens) in de berm en/of sloot aan de linkerzijde van de Milandweg
terecht is gekomen,
waardoor, althans mede waardoor één en/of meerdere botsing(en) is/zijn
ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de
linkerslootkant van de aan de linkerzijde van de Milandweg gelegen sloot,
waardoor, althans mede waardoor de passagier die links achterin dat
motorrijtuig zat (genaamd [slachtoffer 1]) en/of de passagier die rechts achterin
dat motorrijtuig zat (genaamd [slachtoffer 2]) uit dat motorrijtuig
is/zijn geslingerd,
waardoor, althans mede waardoor die [slachtoffer 1] werd gedood en/of waardoor die
[slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer
ribfractu(u)r(en) en/of een longkneuzing en/of een klaplong,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 09‑04‑2015
Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 maart 2015
Proces-verbaal nr. PL0900-2014079474, blz. 27, laatste alinea, proces-verbaal van verhoor getuige [A]
Proces-verbaal nr. PL0900-2014079474, blz. 59 en 61, 1e alinea, proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse
Proces-verbaal nr. PL0900-2014079474, blz. 75 en 77, proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse
Proces-verbaal nr. PL0900-2014079474, blz. 50, proces-verbaal van verhoor verdachte
Proces-verbaal nr. PL0900-2014-79474. Blz. 23, proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [B]
Proces-verbaal nr. PL0900-2014079474, blz. 135 proces-verbaal overlijdensonderzoek door verbalisant [C]
Proces-verbaal nr. PL0900-2014079474, blz. 35, geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 2] en proces-verbaal PL0900-2014079474, blz. 33, aanvraag medische informatie
Proces-verbaal nr. PL0900-2014079474, blz. 49, alinea 4, proces-verbaal van verhoor verdachte
Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 maart 2015
Proces-verbaal nr. PL0900-2014079474, blz. 64, proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse, punt 2.1.5. Lichtgesteldheid
Rapport snelheidsbepaling door NFI, d.d. 5 september 2014, pagina 11 van 11.
Proces-verbaal nr. PL0900-2014079474, blz. 65 en 66, proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse