NJFS 2018/161
Na aanvang terechtzitting in hoger beroep geen verplichting tot opheffing voorlopige hechtenis op fictieve vi-datum.
Hof 's-Hertogenbosch 18-05-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2184
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
18 mei 2018
- Magistraten
Mrs. J. Platschorre, P.J. Hödl, J.J.M. Gielen-Winkster
- Zaaknummer
20-003610-16
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHSHE:2018:4181, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 09‑10‑2018
ECLI:NL:GHSHE:2018:2184, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 18‑05‑2018
- Wetingang
Essentie
Voorwaardelijke invrijheidstelling. De regeling rondom de voorwaardelijke invrijheidstelling geldt alleen in geval van onherroepelijke veroordelingen. De regeling in art. 75 lid 4 Sv, waarmee wordt beoogd te voorkomen dat de voorlopige hechtenis langer voortduurt dan de in eerste aanleg opgelegde onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of maatregel, verliest haar werking zodra het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is aangevangen. De voorlopige hechtenis blijft tijdens de berechting in hoger beroep doorlopen, tenzij het hof uitdrukkelijk anders beslist. Nu het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen valt uit de tekst van de wet, noch uit de wetsgeschiedenis, noch uit de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.