RAV 2022/72
Shockschade. Kon hof vordering van benadeelde partij ter zake van shockschade toewijzen ook al was confrontatie met lichaam niet onverhoeds en onvermijdbaar?
HR 28-06-2022, ECLI:NL:HR:2022:958
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 juni 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, C.E. du Perron, M.J. Borgers, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
21/00112
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS663348:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:958, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑06‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:255, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 22‑03‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑10‑2021
- Wetingang
Art. 6:106 BW
Essentie
Shockschade. Affectieschade. Doodslag. Vereisten geestelijk letsel.
Kon hof vordering van benadeelde partij ter zake van shockschade toewijzen ook al was confrontatie met lichaam niet onverhoeds en onvermijdbaar?
Samenvatting
Moeder laat haar 8-jarige dochter met opzet van grote hoogte van een flatgebouw vallen, waardoor de dochter overlijdt. De vader ziet de schokkende destructieve impact van de val op het lichaam van zijn dochter in het mortuarium en op politiefoto’s in het strafproces. Door een psycholoog wordt PTSS gediagnosticeerd. De vader voert aan dat hij op schokkende wijze is geconfronteerd met het overlijden van zijn dochter, met geestelijk letsel tot ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.