Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/2.2.1.2
2.2.1.2 De iustum pretium-leer
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS445758:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
J.W. Baldwin, The Medieval Theories of The Just Price. Romanists, Canonists, and Theologians in the Twelfth and Thirteenth Centuries, Philadelphia: The American Philosophical Society 1959, p. 71.
Aristotles, Ethica Nicomachea. Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Christine Pannier en Jean Verhaeghe, Groningen: Historische Uitgeverij 1999, Boek V, hoofdstuk 7 en 8.
Zie F.W. Grosheide, ‘Iustum Pretium’, enkele opmerkingen over de contractuele gebondenheid’, WPNR 1996/6227, p. 436.
R. Feenstra & M. Ahsmann, Contract: aspecten van de begrippen contract en contractsvrijheid in historisch perspectief, Deventer: Kluwer 1988, p. 26.
Feenstra & Ahsmann 1988, p. 27.
Zie hierover I.H. van Loo, Vernietiging van overeenkomsten op grond van laesio enormis, dwaling of misbruik van omstandigheden (diss. OU), Heerlen: Brave New Books 2013, p. 45.
Grosheide 1996, p. 436.
O.O. Cherednychenko, ‘Toezichtcontractenrecht: vooruitgang in het burgerlijk recht?’, Contracteren special Willem Grosheide 2011/5.5, p. 14.
In het kader van de contractvrijheid verdient ook de iustum pretium-leer de aandacht, althans de afwijzing van deze leer in het contractenrecht. Zowel bij de casestudy betreffende de telecommunicatieregelgeving als betreffende de financiële markten zal aandacht worden besteed aan de iustum pretium-leer (paragrafen 3.6 en 5.6.7).
Een eenduidige definitie van de iustum pretium-leer is niet zomaar te geven. Letterlijk betekent iustum pretium rechtvaardige, redelijke of juiste prijs. De iustum pretium-leer veronderstelt dat er een evenredige prijs of wederdienst bestaat voor elk(e) dienst of goed. Als de daadwerkelijke prijs te veel verschilt van de evenredige prijs, dan zou het contract nietig zijn, althans de benadeelde partij zou in staat gesteld moeten worden om het contract aan te tasten.
Over de vraag wat een rechtvaardige prijs is, bestaat al eeuwenlang discussie. Thomas van Aquino verbond het begrip van iustum pretium met de ruilrechtvaardigheid van Aristoteles.1 Deze ruilrechtvaardigheid houdt in dat men na een transactie niet meer of minder mag bezitten, maar precies zo veel moet bezitten als men ervoor had.2 Wat deze gelijkwaardigheid vervolgens weer inhoudt, is echter niet eenduidig.
Voorstanders van de iustum pretium-leer in Nederland hanteren een bredere interpretatie en geven aan deze leer de betekenis dat voor de geldigheid van overeenkomsten vereist is dat tussen de prestaties van partijen een zekere mate van gelijkwaardigheid of evenredigheid bestaat.3 De vrijheid om te contracteren met wie men wil en met welke inhoud dan ook, zou niet zo’n grote reikwijdte moeten hebben dat dit kan leiden tot een disproportionele benadeling van één van de partijen.4 Beide partijen zouden in gelijke mate moeten profiteren van het tussen hen gesloten contract.5 De tegenstanders van de iustum pretium-leer zijn van mening dat de iustum pretium-leer niet hanteerbaar is omdat een strikt equivalent vereist is.6 Prestaties dienen exact aan elkaar gelijk te zijn maar een strikt equivalent is moeilijk te vinden. De gelijkwaardige tegenprestatie, vereist in de iustum pretium-leer, wordt door de tegenstanders dan ook op deze wijze enger uitgelegd dan door de voorstanders.
Tot op de dag van vandaag wordt in Nederland de iustum pretium-leer over het algemeen afgewezen omdat deze teveel inbreuk maakt op de contractvrijheid.7 In het Interbellum is discussie geweest over de vraag of de iustum pretium-doctrine in Nederland weer geïntroduceerd diende te worden. De tegenstanders van de herintroductie waren in de meerderheid. Als doorslaggevend argument gold dat wanneer een partij zichzelf benadeelt door een overeenkomst te sluiten waarbij hij geen gelijkwaardige tegenprestatie krijgt, dit geheel aan hem is te wijten.8 Als sprake is van (onaanvaardbare) ongelijkheid, dan kan dit bovendien met open normen als redelijkheid en billijkheid, dwaling of misbruik van omstandigheden worden opgelost.9 Cherednychenko merkt op dat hoewel de iustum pretium-doctrine niet geaccepteerd is in het Nederlandse civiele recht, deze leer toch via het publieke recht weer zijn intrede doet.10 In de paragrafen 3.6 en 5.6.7 komt deze observatie over de iustum pretium-doctrine nader aan de orde. Vanuit privaatrechtelijk oogpunt zullen prijsvaststellingen door de toezichthouder in deze paragrafen nader worden geanalyseerd.