NJB 2018/2169:Uitgangspunten en regels die in herzieningszaken worden gehanteerd: de herhaalt het beoordelingskader uit HR 17 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:605. Herziening op grond van nieuw oordeel deskundige: De Hoge Raad voegt aan voormeld kader thans toe dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad sedert HR 18 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BA1024 aan de omstandigheid dat een deskundige op wiens bevindingen de bewezenverklaring in belangrijke mate steunt, nadien tot een ander oordeel komt, in beginsel meer gewicht kan worden toegekend dan aan een – van die deskundige afwijkend – oordeel van een andere deskundige. Een herzieningsaanvraag die uitsluitend is gebaseerd op het inzicht van iemand die op het desbetreffende terrein deskundig is, dat afwijkt van het inzicht van de deskundige waarop de bewezenverklaring in belangrijke mate steunt, is niet zonder meer toereikend voor herziening. Voor de beoordeling van zo een aanvraag is derhalve van belang waarin het verschil van inzicht zijn grond vindt. De aanvraag dient daaromtrent een toelichting te bevatten. In dat verband kan van belang zijn de reactie van een deskundige die in de strafzaak heeft verklaard, op het inzicht van de deskundige waarop de herzieningsaanvraag steunt. I.c. bevat de herzieningsaanvraag onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen of en in hoeverre de bevindingen waartoe andere deskundigen inmiddels kwamen kunnen gelden als nova. De Hoge Raad komt daarom onder meer tot het oordeel dat het voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is dat de oorspronkelijke deskundigen in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de rapporten van de deskundigen waarop de herzieningsaanvraag is gebaseerd