NJB 2014/820:Geen ‘rechtmatige uitoefening van zijn bediening’ in de zin van art. 180 Sr hoewel tegen aangehouden verdachte gegronde heterdaadverdenking bestond? Aan de rechtmatigheid van de aanhouding – en dus aan de rechtmatigheid van de uitoefening van de bediening – staat niet in de weg dat het opsporingsonderzoek naar het op heterdaad ontdekte feit, achteraf bezien, onvolledig of gebrekkig is geweest, zoals een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit ook kan hebben bestaan indien bij nader onderzoek mocht blijken dat iemand het feit waarvan hij is verdacht niet heeft begaan of dat feit niet een volgens de wet strafbaar feit oplevert