De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Rb. Noord-Holland, 27-02-2015, nr. 15/871882-14
ECLI:NL:RBNHO:2015:2865
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
27-02-2015
- Zaaknummer
15/871882-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2015:2865, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 27‑02‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 27‑02‑2015
Inhoudsindicatie
Poging doodslag. Wel toewijzing vordering BP, geen schadevergoedingsmaatregel.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/871882-14 (P)
Uitspraakdatum: 27 februari 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 februari 2015 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag te Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. van Oosten en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y. Karga, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
primair
hij op of omstreeks 14 oktober 2014 te Haarlem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- met een (groot) mes, althans een scherp voorwerp, in de buik(streek) en/of de handen en/of de (linker)bovenarm en/of de rug en/of de benen heeft gestoken en/of gesneden en/of
- heeft gebeten in de wenkbrauw en/of in de (rechter)hand en/of
- de nek en/of hals heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de nek en/of hals met zijn handen en/of been heeft dichtgeknepen/dichtgeduwd (gehouden), ten gevolge waarvan die [slachtoffer] het bewustzijn heeft verloren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 14 oktober 2014 te Haarlem aan[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten diverse (diepe) steekwonden in haar buik en/of rug en/of handen van die [slachtoffer] en/of doorgesneden perzen in de hand(en) van die [slachtoffer], heeft toegebracht door met een (groot) mes, althans een scherp voorwerp, in de buik en/of rug en/of handen van die [slachtoffer] te steken en/of snijden;
Feit 2:
hij op of omstreeks 14 oktober 2014 te Haarlem, opzettelijk[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte,
- een (groot) mes gepakt en/of getoond aan die [slachtoffer] en/of
- gedreigd die [slachtoffer] te zullen vermoorden en/of gedreigd die [slachtoffer] in haar benen te steken en/of
- die [slachtoffer] belet de slaapkamer te verlaten en/of
- op het lichaam van die [slachtoffer] gelegen en/of haar met zijn benen afgeklemd, zodat die [slachtoffer] zich niet kon bewegen en/of
- door die [slachtoffer] (meermalen) met het mes, althans met een scherp voorwerp, te steken, haar in een staat gebracht dat zij fysiek niet in staat was te vluchten,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten diverse (diepe) steekwonden in buik en/of rug en/of handen van die [slachtoffer] en/of doorgesneden pezen in de hand(en) van die [slachtoffer], ten gevolge heeft.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Inleiding
Op dinsdag 14 oktober 2014 werd via het alarmnummer 112 verzocht om een ambulance op het adres [adres]. Bij aankomst troffen het personeel van de ambulancedienst en de politie een vrouw aan met steekwonden. Zij bevond zich in een slaapkamer vol met bloed. Deze vrouw bleek genaamd:[slachtoffer] (hierna ook te noemen: [slachtoffer]). Zij vertelde dat zij was gestoken door verdachte, haar ex-vriend en dat hij haar na het steken drie uren heeft gegijzeld alvorens hulp in te schakelen. Vervolgens is de politie op zoek gegaan naar verdachte.
Verdachte heeft zich uiteindelijk op 30 oktober 2014 bij de politie gemeld. Hij heeft zich gedurende het onderzoek beroepen op zijn zwijgrecht. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij op 14 oktober 2014 in de woning van [slachtoffer] is geweest en plotseling een mes in zijn handen had. [slachtoffer] probeerde dit mes van hem af te pakken waarna er een worsteling plaatsvond. Verdachte heeft verklaard dat hij op een gegeven moment tot zichzelf kwam en [slachtoffer] gewond op de grond zag liggen waarna hij een bekende heeft gevraagd het alarmnummer te bellen.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte zich op 14 oktober 2014 schuldig heeft gemaakt aan (1) een poging tot doodslag, subsidiair een poging tot zware mishandeling en/of aan (2) opzettelijke vrijheidsberoving met als strafverzwarende omstandigheid dat dit feit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad.
4. Bewijs
4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde, te weten de poging tot doodslag op [slachtoffer] en de opzettelijke vrijheidsberoving van diezelfde [slachtoffer]. Het gevolg van deze wederrechtelijke vrijheidsberoving en het geweld dat daarbij is gebruikt heeft in de visie van de officier van justitie geleid tot zwaar lichamelijk letsel. Met betrekking tot de opzet van het onder 1. primair tenlastegelegde stelt de officier van justitie dat de duur van de geweldtoepassing, het gebruik maken van een mes, het steken in de buikstreek ter hoogte van vitale delen van het lichaam en het (langdurige dichtknijpen en dichthouden van de keel) ruim voldoende is om voorwaardelijk opzet op de dood aan te nemen. Volgens de officier van justitie is zelfs sprake van ‘vol opzet’ omdat verdachte volgens aangeefster [slachtoffer] meerdere malen heeft gezegd dat hij haar dood ging maken en dat hij haar ging vermoorden. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie benadrukt dat uit de verklaringen van de buren van [slachtoffer], te weten getuige[getuige 1] en getuige [getuige 2] het tijdstip van de worsteling is af te leiden en dat verdachte pas rond 12.30 uur de ambulance heeft laten bellen. Dat tijdsverloop past bij het geconstateerde bloedverlies en de aangetroffen situatie in de slaapkamer van [slachtoffer].
4.2.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 (primair en subsidiair) en 2. tenlastegelegde. Kort samengevat heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte en [slachtoffer] sinds 8 april 2014 trouwplannen hebben en dat deze trouwplannen nog steeds aanwezig zijn, maar dat deze steeds onder druk komen te staan doordat de familie van [slachtoffer] wil dat zij met iemand anders huwt dan verdachte.
Primair heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte nooit (vol) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer]. Dat blijkt uit de handelingen die verdachte nadien heeft verricht en met name het zorgen voor hulp voor [slachtoffer].
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat evenmin sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood. Aangeefster heeft niet gezien dat ze is gestoken. Uit de stukken blijkt dat geen sprake is van steekwonden, maar snijwonden waarbij geen vitale organen zijn geraakt. Het letsel betreft voornamelijk kleine snijwondjes die geenszins een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood opleveren.
Meer subsidiair is volgens de verdediging geen sprake van zwaar lichamelijk letsel. Tenslotte ontkent verdachte [slachtoffer] te hebben gegijzeld in haar slaapkamer. In tegendeel, toen hij bij zinnen kwam heeft hij direct de alarmcentrale laten bellen.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1. primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Redengevende feiten en omstandigheden feit 1 primair1.
[slachtoffer], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende aan de[adres], heeft op 14 oktober 2014 aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij in de ochtend van 14 oktober 2014 in haar woning met haar ex-vriend [verdachte] (hierna ook: verdachte) woorden kreeg, in de slaapkamer met hem in gevecht raakte en dat zij doodsbang voor hem was. Hij schreeuwde dat hij haar ging vermoorden en zichzelf in de woonkamer zou gaan ophangen zodat ze weer snel bij elkaar zouden zijn. In een flits zag ze dat hij een groot mes in zijn handen had. Later voelde zij een hevige pijn in de rechterzijde van haar buikstreek en zag zij dat ze een steekwond had opgelopen. Vervolgens dreigde verdachte dat hij haar ging doodmaken en bleef hij maar zeggen dat hij haar zou gaan vermoorden. Zij heeft gevochten voor haar leven en daarna op hem ingepraat en hem gesmeekt een ambulance te bellen. Tijdens het vechten heeft verdachte haar in haar rechterwenkbrauw en in haar rechterhand gebeten. Ook heeft zij het mes vastgepakt waarmee hij haar probeerde te verwonden. Uiteindelijk heeft verdachte een familielid opgebeld en gevraagd of hij een ambulance wilde bellen2..
Op 14 oktober 2014 omstreeks 12.32 uur kregen verbalisanten [verbalisant 1]en [verbalisant 2]een melding om naar de [adres] te gaan. Eenmaal onderweg naar [adres] kregen verbalisanten te horen dat er een vrouw was neergestoken en dat deze in de woning zou liggen. Ter plaatse troffen verbalisanten in één van de slaapkamers een vrouw aan die later bleek te zijn genaamd [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Zij zagen [slachtoffer] op de rand van het bed en dat zij onder het bloed zat. Ook zagen zij veel bloed op de vloer en op het bed. [slachtoffer] vertelde verbalisanten dat zij door [verdachte], haar ex-vriend, was gestoken en zij wees daarbij op de rechterzijde van haar buik. De verbalisanten constateerden aldaar een steekwond van ongeveer vijf centimeter breed. [slachtoffer] kwam erg versuft over3..
In de geneeskundige verklaring van 16 oktober 2014 betreffende medische informatie over[slachtoffer] wordt melding gemaakt van een steekwond aan de rechterbovenbuik (uitwendig waargenomen letsel) met een breedte van 7 centimeter en uitwendig bloedverlies tot circa 1 liter, verwondingen aan handen en polsen en bijtwonden in gelaat4.. Over de opname van[slachtoffer] op de afdeling Intensive Care (IC) van het Kennemer Gasthuis te Haarlem is op 3 november 2014 nader gerapporteerd dat [slachtoffer] op de IC is opgenomen met een hypovolemische shock met multipele steekverwondingen (o.a. steekwond caudaal van de lever, niet penetrerend door de buikwand). Tevens was sprake van uitgebreid peesletsel aan beide handen5..
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich op 14 oktober 2014 in de woning van [slachtoffer] bevond en dat [slachtoffer] vertelde dat zij hem wilde verlaten. Volgens verdachte had hij plotseling een mes in zijn handen. [slachtoffer] probeerde dit mes van hem af te pakken waarna er een worsteling plaatsvond. Verdachte heeft verklaard dat hij op een gegeven moment tot zichzelf kwam en [slachtoffer] gewond op de grond zag liggen, waarna hij het mes op het bed en later op de slaapkamerkast heeft gelegd. Vervolgens heeft hij een bekende gevraagd het alarmnummer te bellen.
Eindconclusie
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich, gedurende de tijdspanne waarin [slachtoffer] het letsel (wond aan de buik) heeft opgelopen, bevond in de woning van [slachtoffer] aan [adres]. De rechtbank is van oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat geen andere persoon in die periode in de woning aan [adres] is geweest. Noch uit uitgebreid onderzoek (naar eventuele (DNA) sporen), noch uit verklaringen van aangeefster [slachtoffer] en verdachte of anderszins uit het onderzoek ter terechtzitting is enige aanwijzing daarvoor naar voren gekomen.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij door verdachte – tijdens een worsteling – in haar buikstreek is gestoken met een mes. Deze verklaring van aangeefster wordt op essentiële onderdelen door andere bewijsmiddelen, het proces-verbaal van de verbalisanten, de verklaring van verdachte en het geconstateerde letsel – ondersteund, terwijl geen concrete aanknopingspunten voor de onjuistheid van de verklaring van aangeefster aannemelijk zijn geworden. De rechtbank ziet daarom geen grond voor twijfel aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster en zal voor de bewezenverklaring uitgaan van haar verklaring, te weten dat verdachte heeft geprobeerd die [slachtoffer] van het leven te beroven door haar met een mes in de buikstreek te steken/snijden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ‘vol opzet’ had op de dood van die [slachtoffer]. Dat opzet blijkt uit het feit dat verdachte en [slachtoffer] hebben gevochten, verdachte een mes in zijn handen had en hij [slachtoffer] daarbij in de bovenbuik heeft gestoken/gesneden in combinatie met hetgeen verdachte voor en na het steken meerdere keren tegen [slachtoffer] heeft gezegd (ik ga je vermoorden’ of ‘ik ga je doodmaken’). Uit die handelingen gecombineerd met die bewoordingen blijkt immers duidelijk dat verdachte op dat moment de bedoeling had om [slachtoffer] te doden en dat [slachtoffer] door het door verdachte gepleegde geweld zou (kunnen) komen te overlijden. [slachtoffer] heeft, volgens haar eigen verklaring, gevochten voor haar leven hetgeen wordt ondersteund uit de vele en diepe snijwonden in haar beide handen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd[slachtoffer] van het leven te beroven, op de wijze zoals in de bewezenverklaring onder 1. primair is beschreven.
Met betrekking tot het tenlastegelegde dichtknijpen van hals en/of nek is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangeefster op dit punt onduidelijk zijn en niet worden ondersteund door enig ander bewijsmiddel zodat de rechtbank verdachte voor dit onderdeel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
Vrijspraak feit 2
Aan verdachte is onder 2. ten laste gelegd dat hij [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met als strafverzwarende omstandigheid dat dit feit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad.
Aangeefster heeft verklaard dat zij tijdens een worsteling door verdachte werd gestoken en dat zij vervolgens moest smeken om een ambulance te mogen bellen. Onduidelijk is wanneer dit steekincident heeft plaatsgevonden. Mogelijk was het tijdstip gelegen op 14 oktober 2014 tussen 9.30 – 10.00 uur aangezien een aantal buren ([getuige 2], pagina 152) en[getuige 1], pagina 156) op dat moment lawaai hoorde in de flat. Vast staat dat rond 12.30 uur de ambulance bij de woning van aangeefster arriveert. Aangeefster kan zich het tijdsverloop niet precies herinneren, verklaart hier wisselend over en is ook nog even het bewustzijn verloren. Verdachte ontkent dat hij haar van haar vrijheid heeft beroofd.
Nu de feitelijke toedracht, en met name het tijdsverloop, onvoldoende kan worden vastgesteld, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2. tenlastegelegde.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 oktober 2014 te Haarlem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een groot mes, in de buikstreek heeft gestoken en/of gesneden en/of de handen heeft gestoken en/of gesneden en heeft gebeten in de wenkbrauw en in de (rechter)hand, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat - indien de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen – rekening gehouden dient te worden met het feit dat verdachte geen strafblad heeft, verdachte veel spijt heeft van het gebeuren en aangeefster [slachtoffer] in haar schriftelijke slachtofferverklaring vermeldt dat zij verdachte heeft vergeven en hem graag een tweede kans geeft. Aan verdachte dient geen langere onvoorwaardelijke straf te worden opgelegd dan het ondergane voorarrest. Eventueel kunnen een taakstraf en/of een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 14 oktober 2014 schuldig gemaakt aan een geweldsdelict gepleegd binnen de relationele sfeer. Verdachte heeft geprobeerd zijn (ex-)partner te doden door haar
in haar eigen huis, waar zij zich juist veilig zou moeten voelen, te mishandelen en met een groot mes in de buikstreek te steken. Toen hij vervolgens bij zinnen kwam heeft hij gewacht met het zoeken van hulp voor zijn (ex-)partner die op dat moment veel bloed had verloren. Door op deze manier te handelen had aangeefster dood kunnen gaan. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat verdachte haar vertrouwen heeft geschaad en zij veel last heeft van het letsel dat zij heeft opgelopen bij de worsteling met verdachte.
Anderzijds heeft de rechtbank kennisgenomen van het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 oktober 2014, waaruit blijkt dat verdachte (op twee transacties na in 2002 en 2011) niet eerder voor enig strafbaar feit in Nederland is veroordeeld zodat hij in die zin kan worden beschouwd als een zogenoemde ‘first offender’. Ook uit het dossier en het verhandelde ter zitting komt verdachte niet als een agressieve persoonlijkheid naar voren en lijkt het incident te zijn voorgekomen uit oplopende emoties die samenhangen met de druk die de familie van aangeefster uitoefende om de relatie tussen verdachte en aangeefster te beëindigen. Aangeefster heeft ter zitting benadrukt dat zij verdachte heeft vergeven en dat zij een toekomst voor hen samen ziet weggelegd.
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie wordt een lagere straf opgelegd dan geëist. Zij acht een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden. Voor een deels voorwaardelijke straf ziet de rechtbank geen aanknopingspunten, mede nu verdachte zegt zich niets te kunnen herinneren van de gebeurtenis.
8. Vordering benadeelde partij[slachtoffer] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij[slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 78.760,81 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
Ziekenhuisdaggeldvergoeding € 308,--
Huishoudelijke hulp (eerste 13 weken) € 1.690,--
Eigen risico zorgverzekering 2014 € 360,--
Eigen risico zorgverzekering 2015 € 375,--
Kleding (korte broek / shirt) € 25,--
2 pers. matras € 250,--
Dekbed € 89,--
Hoeslaken € 39,--
Laminaat + herstel € 292,50
Kledingkast € 250,--
Bed € 250,--
Garderobe (i.v.m. gewichtsverlies) € 750,--
Verlies verdien vermogen ORT (verleden) € 750,--
Extra woonlasten (kostgeld) € 450,--
Extra rijlessen € 350,--
Extra reiskosten € 75,--
Extra telefoon, kopieer en portikosten € 25,--
Kosten medisch advies drs. D. van Arkel € 585,95
Opvragen medische stukken ZKH € 27,--
Opvragen medische stukken HA € 37,24
21. Smartengeld € 20.000,--
(Toekomstige schade)
22. Verlies verdien vermogen toekomst € 3.000,--
22. Verhuis- en stofferingskosten € 5.000,--
22. Huishoudelijke hulp €43.782,12
Totaal €78.760,81
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten onder 1 tot en met 20 rechtsreeks voortvloeien uit het tenlastegelegde zodat deze kosten kunnen worden toegekend zoals verzocht. Met betrekking tot het (onder 21) gevorderde smartengeld en de (onder 22 tot en met 24) gevorderde toekomstige schade heeft de officier van justitie benadrukt dat een beoordeling van dit deel van de vordering lastig is aangezien de benadeelde partij een relatie met verdachte is aangegaan en zij samen toekomstplannen hebben. Bovendien ziet een deel van de het gevorderde smartengeld op behandeling voor de Post traumatische stressstoornis (PTSS); op dit moment valt niet goed in te schatten welk bedrag hier tegenover moet staan. De officier van justitie heeft de rechtbank daarom verzocht een bedrag (lager dan gevorderd) vast te stellen en de vordering voor zover die ziet op toekomstige schade niet-ontvankelijk te verklaren.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting is voor het strafgeding en om die reden niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard.
Subsidiair heeft de raadsvrouw de volgende schadeposten betwist:
(2.) Huishoudelijke hulp (eerste 13 weken);
(3) Eigen risico zorgverzekering 2014;
(13) verlies verdienvermogen ORT (verleden);
(15) Extra rijlessen;
(18), (19) en (20) die zien op medisch advies en het opvragen van medische stukken;
(21) smartengeld;
(22), (23) en (24) die zien op toekomstige schade.
Nu de gevorderde schade onder 1, 4 t/m 12, 16 en 17 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 primair bewezen verklaarde feit en door de verdediging niet is betwist en deze de rechtbank niet onrechtmatig voorkomt is de rechtbank van oordeel dat deze kostenposten kunnen worden toegekend zoals verzocht. Voorts zal ook de door de verdediging betwiste kosten onder (18), (19) en (20) die zien op het opvragen van medische stukken worden toegekend zoals verzocht nu deze kosten zijn aan te merken als redelijke kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid.
Uit de slachtofferverklaring volgt afdoende dat verdachte door zijn handelen psychische schade bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt. Hoe ernstig dat is en of er sprake is van een post traumatische stressstoornis waarvoor behandeling nodig is staat echter geenszins vast. Vergoeding van de (21) immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,- komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
In zoverre zal de vordering (zoals hieronder weergegeven) dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
1. ziekenhuisdaggeldvergoeding € 308,--
4. Eigen risico zorgverzekering 2015 € 375,--
5. Kleding (korte broek 1 shirt) € 25,--
6. 2 pers. matras € 250,--
7. Dekbed € 89,--
8. Hoeslaken € 39,--
9. Laminaat + herstel € 292,50
10. Kledingkast € 250,--
11. Bed € 250,--
12. Garderobe (i.v.m. gewichtsverlies) € 750,--
16. Extra reiskosten € 75,--
16. Extra telefoon, kopieer en portikosten € 25,--
16. Kosten medisch advies drs. D. van Arkel € 585,95
16. Opvragen medische stukken ZKH € 27,--
16. Opvragen medische stukken HA € 37,24
16. Smartengeld € 2.500,--
Totaal €5.878,69
Met betrekking tot de overige gevorderde schade overweegt de rechtbank dat behandeling van deze kostenposten een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet in haar vordering zal kunnen worden ontvangen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is in de vordering. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Ten aanzien van (2.) Huishoudelijke hulp (eerste 13 weken) is de rechtbank met de raadsvrouw van oordeel dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen nu de benadeelde partij na opname in het ziekenhuis bij haar ouders is ingetrokken. Evenmin kan naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing in aanmerking komen de gevorderde kosten terzake (3) Eigen risico zorgverzekering. Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat onduidelijk is of al eerder dat jaar door de benadeelde partij gebruik is gemaakt van haar eigen risico voor dat jaar. De stelling van de verdediging dat dit niet het geval zou zijn is niet onderbouwd met een overzicht van haar verzekeraar. Voorts zijn door de verdediging de kosten die zien op (13) verlies verdienvermogen betwist. Nu deze voorts niet zijn onderbouwd komen ook deze kosten naar het oordeel van de rechtbank niet voor toewijzing in aanmerking. Met betrekking tot (14) extra woonlasten in de vorm van kostgeld dat de benadeelde partij aan haar ouders moet betalen nu zij bij hen is ingetrokken overweegt de rechtbank dat deze kosten niet voldoende zijn onderbouwd. Immers zou de benadeelde partij, wanneer zij in haar eigen woning was blijven wonen, ook geld kwijt zijn geweest aan eten en drinken. Volgens de verdediging zijn de kosten (15) voor de extra rijlessen geen rechtstreeks gevolg van het tenlastegelegde en dienen om die reden te worden afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten wellicht rechtstreeks voortvloeien uit het tenlastegelegde feit, maar dat zij dit niet kan vaststellen omdat dit op geen enkele wijze is onderbouwd. Tenslotte is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat de behandeling van (22), (23) en (24) die zien op toekomstige schade – mede gelet op het feit dat de benadeelde partij van plan is om in de toekomst met verdachte te gaan trouwen – te gecompliceerd en onduidelijk is om daar thans in het strafproces over te oordelen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet, gelet op het feit dat sprake is van verzoening tussen verdachte en aangeefster en zij van plan zijn in de toekomst te trouwen en bovendien ter zitting is gebleken dat zij elkaar ook financieel steunen, geen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De rechtbank gaat er van uit dat zij onderling tot een betalingsregeling kunnen komen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van € €5.878,69, bestaande uit € 3.378,69 voor de materiële en € 2.500,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, aan[slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.J.B. Corbey, voorzitter,
mr. I.M. Nusselder en mr. S.C.A. van Kuijeren, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. de Graag,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 februari 2015.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 27‑02‑2015
Proces-verbaal van aangifte van 15 oktober 2014 inhoudende de verklaring van[slachtoffer], (doorgenummerde) pagina 10-11.
Proces-verbaal van 14 oktober 2014 inhoudende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 2] (doorgenummerde) pagina 46 en 47.
Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring d.d. 16 oktober 2014, inhoudende medische informatie over[slachtoffer], opgemaakt door een persoon werkzaam bij de IC (handtekening onleesbaar) van het Kennemer Gasthuis te Haarlem, (doorgenummerde) pagina 18 en 19.
Een geschrift, zijnde een specialistenbericht d.d. 3 november 2014, betreffende de opname van[slachtoffer] op de IC van het Kennemer Gasthuis te Haarlem, opgemaakt door [arts] (als bijlage gevoegd bij de vordering benadeelde partij).