V-N 2014/2.20
Bodemvoorrecht fiscus behoudt rang op stil verpande zaken ondanks opeising bij deurwaardersexploot tijdens afkoelingsperiode in surseance van betaling
HR 13-12-2013, ECLI:NL:HR:2013:1910, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 december 2013
- Magistraten
Bakels, Van Buchem-Spapens, Streefkerk, Heisterkamp, De Groot
- Zaaknummer
13/00861
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- JCDI
JCDI:ADS654698:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Invordering / Verhaalsrecht
Invordering (V)
Fiscale wetsvoorstellen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:1910, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑12‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:787, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑09‑2013
- Wetingang
art. 241c lid 2 Fw; art. 21 lid 2 en art. 22 IW 1990
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat art. 241c lid 2 Faillissementswet niet zo ruim moet worden uitgelegd dat een opeising van bezitloos verpande bodemzaken door de pandhouder bij exploot, tijdens een afkoelingsperiode in surseance van betaling, ertoe leidt dat het bodemrecht van de Belastingdienst niet aan de bezitloos pandhouder kan worden tegengeworpen
Samenvatting
De stille pandhouders (Rabobank en DLL) eisen bij deurwaardersexploot afgifte van aan hen (de stille pandhouders) verpande zaken nadat surseance van betaling is verleend aan de pandgever (Danvo). De bewindvoerder van de pandgever weigert afgifte met een beroep op de afkoelingsperiode. Binnen deze afkoelingsperiode ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.