Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregels ontslag om bedrijfseconomische redenen 2020
2.7.2 Afwijking afspiegelingsbeginsel
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2020
- Redactionele toelichting
De dag van de datum van afkondiging is gezet op 01.
- Bronpublicatie:
01-09-2020, Internet 2020, www.uwv.nl (uitgifte: 01-09-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-09-2020, Internet 2020, www.uwv.nl (uitgifte: 01-09-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid werkloosheid / Algemeen
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
De werkgever mag volgens de leden vier tot en met zes van artikel 11 van de Ontslagregeling in een beperkt aantal gevallen afwijken van het afspiegelingsbeginsel. Dat is het geval als een werknemer werkzaam is onder toezicht en leiding van een derde en vervanging niet van de werkgever kan worden verlangd, als een werknemer onmisbaar is, of als het gaat om een werknemer met een arbeidsbeperking. In dat geval wordt die werknemer bij de toepassing van de afspiegeling buiten beschouwing gelaten. Buiten beschouwing laten betekent in dit verband het volgende. De werknemer maakt deel uit van het personeelsbestand waarover de afspiegelingsberekening wordt gemaakt voor een evenredige verdeling van de krimp over de leeftijdsgroepen. Als de werknemer binnen zijn leeftijdsgroep op grond van de duur van zijn dienstverband geselecteerd zou moeten worden, wordt hij overgeslagen en moet in zijn plaats de eerstvolgende werknemer binnen die leeftijdsgroep worden geselecteerd. Zie rekenvoorbeeld 5 voor de situatie dat de leeftijdsgroep is uitgeput. Beroep op deze afwijkingsmogelijkheden is niet mogelijk ten gunste van een AOW-gerechtigde werknemer. Onderstaand worden enkele afwijkingsmogelijkheden nader toegelicht.
Onmisbare werknemer (lid 5)
De toelichting bij lid 5 van artikel 11 van de Ontslagregeling beschrijft wanneer een verzoek om een onmisbare werknemer bij de toepassing van het afspiegelingsbeginsel buiten beschouwing te laten, moet worden gehonoreerd.
Concreet betekent dit dat de werkgever op de volgende aspecten moet ingaan:
- —
de bijzondere kennis of bekwaamheid van deze werknemer en dat die normaal niet behoort tot de vereiste kennis of bekwaamheid van de functie; indien mogelijk met stukken te onderbouwen;
- —
in welk opzicht het ontslag van deze werknemer te bezwaarlijk is voor het functioneren van de onderneming. Vragen die hierbij aan de orde kunnen komen, zijn:
- —
waarom en/of hoe vaak de werkgever deze bijzondere kennis of bekwaamheden nodig heeft gehad in de voorafgaande zes maanden en hoe vaak hij verwacht deze de komende zes maanden nodig te zullen hebben;
- —
hoe de werkgever thans de vervanging van deze werknemer regelt bij langdurige afwezigheid (ziekte/verlof); welke werknemer dan zijn taken overneemt;
- —
hoeveel tijd en kosten gemoeid zijn met de overdracht van de bijzondere kennis of bekwaamheden aan een andere werknemer (al dan niet met extra scholing).
Werknemer met een arbeidsbeperking (lid 6)
Onder een arbeidsbeperkte wordt volgens artikel 38b, eerste lid, Wet financiering sociale verzekeringen (afdeling 8) het volgende verstaan:
- a.
een persoon die met ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet naar een dienstbetrekking is of wordt toegeleid, en van wie uitsluitend op verzoek van het college van burgemeester en wethouders door het UWV is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet, met uitzondering van de persoon die arbeid verricht in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet,
- b.
een persoon die geïndiceerd is als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening of een nog geldende indicatiebeschikking heeft op grond van artikel 11 van die wet, zoals dat artikel luidde voor de datum van inwerkingtreding van artikel II van de Invoeringswet Participatiewet,
- c.
een persoon die recht op arbeidsondersteuning of een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten heeft, tenzij deze persoon duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 1a:1 van die wet, of
- d.
een persoon die voldoet aan een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde indicatie.
Op grond van artikel 11, lid 6 kan de werkgever een werknemer met een arbeidsbeperking bij de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing laten. Uit het artikel en de toelichting daarbij volgt dat als hij in de betreffende categorie uitwisselbare functies meerdere werknemers met een arbeidsbeperking in dienst heeft, de ontslagvolgorde dient te worden bepaald op basis van het afspiegelingsbeginsel. Van deze werknemers dient de werknemer met de minste afspiegelingsrechten als eerste voor ontslag te worden voorgedragen.