HR, 27-01-2015, nr. 14/00138
ECLI:NL:HR:2015:123
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-01-2015
- Zaaknummer
14/00138
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:123, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑01‑2015; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2013:10045, Niet ontvankelijk
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:2796, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:2796, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑11‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:123, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0042
Uitspraak 27‑01‑2015
Inhoudsindicatie
Art. 437.2 Sv. Verdachte wordt n-o verklaard, nu geen schriftuur houdende middelen van cassatie is ingediend.
Partij(en)
27 januari 2015
Strafkamer
nr. 14/00138
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 20 december 2013, nummer 21/003952-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2015.
Conclusie 25‑11‑2014
Inhoudsindicatie
Art. 437.2 Sv. Verdachte wordt n-o verklaard, nu geen schriftuur houdende middelen van cassatie is ingediend.
Nr. 14/00138 Zitting: 25 november 2014 | Mr. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 20 december 2013 de verdachte wegens primair “overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige geen voorrang heeft verleend” veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren, een taakstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, één en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Deze zaak hangt in administratief opzicht samen met de zaken tegen [medeverdachte 1] (nr. 14/00081) en [medeverdachte 2] (nr. 14/01778), waarin ik vandaag eveneens concludeer.
3. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Er is geen schriftuur ingediend.
4. De aanzegging in cassatie is op 24 april 2014 uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank te ’s-Gravenhage, omdat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is. Daarbij is voldaan aan de zogenaamde VIP-controle. De ID-staat SKDB betreffende de verdachte van 24 april 2014 houdt in dat de verdachte niet was gedetineerd en dat hij niet stond ingeschreven in de GBA (met ingang van 2 mei 2013 vertrokken onbekend waarheen), terwijl uit de stukken van het geding niet blijkt dat van hem een feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland dan wel een adres in het buitenland bekend was. De cassatie-akte vermeldt als adres van de verdachte eveneens “thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande”. Bovendien is op 24 april 2014 mededeling van de betekening van de aanzegging gedaan aan de raadsman van de verdachte (mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat te Arnhem). Aldus is de aanzegging overeenkomstig art. art. 588, eerste lid, onder b, sub 3º, Sv rechtsgeldig betekend.
5. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv niet in acht genomen, zodat de verdachte niet in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen.
6. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG