Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake het wegverkeer
Artikel 4 Verkeerstekens
Geldend
Geldend vanaf 03-09-1993
- Bronpublicatie:
03-03-1992, Trb. 1997, 25 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
03-09-1993
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-03-1992, Trb. 1997, 25 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Verkeersrecht / Bijzondere onderwerpen
De Partijen bij dit Verdrag die geen Partij zijn bij het Verdrag inzake Verkeerstekens dat op dezelfde dag als dit Verdrag te Wenen voor ondertekening is opengesteld, verplichten zich er zorg voor te dragen dat:
- a.
alle verkeerstekens op borden, en alle verkeerslichten en verkeerstekens op het wegdek aangebracht op hun grondgebied, een samenhangend stelsel vormen en zodanig ontworpen en geplaatst zijn dat zij gemakkelijk te herkennen zijn;
- (b)
het aantal soorten verkeerstekens beperkt blijft en dat verkeerstekens uitsluitend geplaatst worden waar zij geacht worden van nut te zijn;
- (c)
gevaarstekens op voldoende afstand van de obstakels worden geplaatst om de bestuurders doeltreffend te waarschuwen;
- (d)
het verboden is:
- (i)
aan een verkeersteken, aan zijn paal of standaard, of aan enig ander apparaat ten dienste van de regeling van het verkeer, iets te bevestigen dat geen betrekking heeft op het doel van zo'n teken of apparaat; indien echter de Verdragsluitende Partijen, of onderdelen daarvan, aan een organisatie zonder winstoogmerk de bevoegdheid verlenen informatieve verkeerstekens te plaatsen, dan kunnen zij zo'n organisatie tevens vergunnen haar embleem op dat teken of de paal of standaard aan te brengen, mits zulks het begrijpen van dat teken niet bemoeilijkt;
- (ii)
borden, aankondigingen, tekens of apparaten aan te brengen die zouden kunnen worden verward met verkeerstekens of andere apparaten tot regeling van het verkeer, of die deze minder zichtbaar of doeltreffend zouden kunnen maken, of die weggebruikers zouden kunnen verblinden of hun aandacht zouden kunnen afleiden op een wijze die de verkeersveiligheid in gevaar brengt;
- iii.
op trottoirs en in bermen installaties of apparaten aan te brengen waardoor voetgangers, met name ouderen en gehandicapten, onnodig worden gehinderd.