Daarbij moet ervan worden uitgegaan dat de verwijzing in het vijfde bewijsmiddel naar bijlage 27 een kennelijke verschrijving betreft. Bijlage 27 betreft immers rechtmatigheidsonderzoeksformulieren AWB/WWB die zien op de situatie van [medeverdachte] en die uitsluitend door haar zijn ingevuld en ondertekend. Het hof doelt kennelijk op bijlage 26, bestaande uit de door de verdachte ingevulde en ondertekende rechtmatigheidsonderzoeksformulieren AWB/WWB.
HR, 10-12-2013, nr. 11/04510
ECLI:NL:HR:2013:1750
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-12-2013
- Zaaknummer
11/04510
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:1750, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑12‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1773, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:1773, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑09‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:1750, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0495
Uitspraak 10‑12‑2013
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht medeplegen valsheid in geschrift in het kader van bijstandsfraude.
Partij(en)
10 december 2013
Strafkamer
nr. 11/04510
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 30 september 2011, nummer 24/002980-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.
1. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van feit 2 primair en subsidiair - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring ten aanzien van het 'medeplegen' onvoldoende met redenen is omkleed.
2.2.
Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 april 2003 tot en met 29 oktober 2007 in de gemeente Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens een geschrift, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten telkens een formulier van de gemeente Lelystad, sector sociale zaken en/of Afdeling Werk en Inkomen (rechtmatigheidsformulier ABW/WBB), waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van wijzigingen in de persoonlijke gezinssituatie en/of woonsituatie – telkens valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk op dat formulier niet de samenwoning met [medeverdachte] vermeld/opgegeven en telkens dat formulier ondertekend, telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken."
2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"Uit de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de sociale recherche Flevoland, genummerd 070059/6017157/0, opgemaakt door [verbalisant 1], sociaal rechercheur in dienst van de gemeente Almere, als zodanig buitengewoon opsporingsambtenaar, gesloten op 6 augustus 2008:
1. als relaas van verbalisant [verbalisant 1] voornoemd, zakelijk weergegeven (blz. 3 ev):
In de periode 13 maart 2003 tot 6 november 2007 ontving verdachte een uitkering ingevolge de Abw/WWB, norm alleenstaande, middels de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Lelystad.
Aan de toekenning van de uitkering werd onder meer de voorwaarde verbonden dat de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling maken van alle feiten en omstandigheden, waaronder werkzaamheden en/of inkomsten en wijzigingen in de leefsituatie, waarvan hem/hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht, hoogte en de continuering van de uitkering.
Voor de verstrekking van deze gegevens dienden de verdachten gebruik te maken van verstrekte formulieren, zijnde de rechtmatigheidsonderzoeksformulieren en/of mutatieformulieren. Voornoemde voorwaarde is bepaald in artikel 65 van de Abw.
Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat verdachte [verdachte]:
- in de periode van 24 maart 2003 tot en met 30 juli 2008 al dan niet met onderbrekingen, in de gemeente Lelystad de ten name van [verdachte] gestelde rechtmatigheidsonderzoeksformulieren kennelijk opzettelijk valselijk heeft ingevuld en ondertekend en vervolgens als echt en onvervalst heeft ingeleverd bij de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Lelystad, waardoor hij een uitkering ontving, waarop hij geen recht had;
2. een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], beiden sociaal rechercheur, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, gesloten op 30 juli 2008, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (bijlage 14):
Ik ben aangehouden omdat [verdachte] wel eens bij mij is. Ik had een LAT-relatie met [verdachte]. Ik heb een uitkering van de gemeente. Ik heb wel met [verdachte] samengewoond. Ik heb [verdachte] uit de woning gezet en wilde geen relatie meer. [verdachte] en ik zijn nooit echt los van elkaar geweest. [verdachte] is nu veel bij mij. Met veel bedoel ik 3 à 4 dagen per week. Dit is zo sinds een maand of 3 à 4. [verdachte] sliep daarvoor ook vaak bij mij maar nooit de hele week.
3. een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1]. wonende [a-straat 1] te Lelystad, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden sociaal rechercheur, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, gesloten op 30 juli 2008, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (bijlage 17):
Opmerking: verbalisanten tonen de kopie pasfoto's van [verdachte] en [medeverdachte].
Deze personen wonen allebei op de [a-straat 2]. Ik woon al 15 jaar op dit adres. Zij wonen alle twee zeker 14 jaar op de [a-straat 2]. Ze zijn net na mij hier komen wonen. Ik weet dat allemaal omdat ik goed zicht heb op de woning aan [a-straat 2]. De man en de vrouw wonen al 14 jaar onafgebroken op de [a-straat 2]. De man op de foto zie ik dagelijks.
4. een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2], opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden sociaal rechercheur, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, gesloten op 30 juli 2008, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (bijlage 22):
Op [a-straat 2] te Lelystad woont mijn vriendin [betrokkene 3], haar moeder [medeverdachte] en haar stiefvader [verdachte]. [verdachte] staat niet ingeschreven op [a-straat 2]. Ik kom ongeveer al drie jaar bij [betrokkene 3] over de vloer. Sinds die tijd is [verdachte] ook op de [a-straat 2].
5. als schriftelijke bescheiden, rechtmatigheidsonderzoeksformulieren AWB/WWB van de gemeente Lelystad, Afdeling Werk en Inkomen, gericht aan en ondertekend door verdachte en betrekking hebbend op de periode 13 maart 2003 tot en met november 2007 (bijlage 27 - de Hoge Raad leest: 26)."
2.4.
Aangezien de bewezenverklaring, voor zover behelzende dat de verdachte meermalen "tezamen en in vereniging met een ander" een tot bewijs van enig feit bestemd geschrift valselijk heeft opgemaakt, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed en is het middel in zoverre derhalve terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak voor zover aan zijn oordeel onderworpen niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 10 december 2013.
Conclusie 24‑09‑2013
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht medeplegen valsheid in geschrift in het kader van bijstandsfraude.
Nr. 11/04510
Mr. Bleichrodt
Zitting 24 september 2013 Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, heeft de verdachte bij arrest van 30 september 2011 veroordeeld wegens het medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, waarvan 70 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. V.C. van de Velde, advocaat te Almere, heeft een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie. Deze zaak hangt samen met de zaak tegen [medeverdachte] (11/04559), waarin ik vandaag eveneens concludeer.
3.1. Het middel houdt in dat de tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen de bewezenverklaring niet kunnen dragen. In het bijzonder zouden de bewezenverklaring van “in vereniging met” en “de samenwoning met [medeverdachte]” niet uit de gebezigde bewijsmiddelen volgen.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op tijdstippen in de periode van 4 april 2003 tot en met 29 oktober 2007 in de gemeente Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen telkens een geschrift, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – te weten telkens een formulier van de gemeente Lelystad, sector sociale zaken en/of Afdeling Werk en Inkomen (rechtmatigheidsformulier ABW/WBB), waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van wijzigingen in de persoonlijke gezinssituatie en/of woonsituatie – telkens valselijk heeft opgemaakt immers heeft verdachte telkens valselijk op dat formulier niet de samenwoning met [medeverdachte] vermeld/opgegeven en telkens dat formulier ondertekend, telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.”
3.3. Aan de bewezenverklaring heeft het hof een vijftal bewijsmiddelen ten grondslag gelegd:
“Door het hof gebezigde bewijsmiddelen.
Uit de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de sociale recherche Flevoland, genummerd 070059/6017157/0, opgemaakt door [verbalisant 1], sociaal rechercheur in dienst van de gemeente Almere, als zodanig buitengewoon opsporingsambtenaar, gesloten op 6 augustus 2008:
1. als relaas van verbalisant [verbalisant 1] voornoemd, zakelijk weergegeven (blz. 3 ev): In de periode 13 maart 2003 tot 6 november 2007 ontving verdachte een uitkering ingevolge de Abw/WWB, norm alleenstaande, middels de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Lelystad.
Aan de toekenning van de uitkering werd onder meer de voorwaarde verbonden dat de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling maken van alle feiten en omstandigheden, waaronder werkzaamheden en/of inkomsten en wijzigingen in de leefsituatie, waarvan hem/hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht, hoogte en de continuering van de uitkering. Voor de verstrekking van deze gegevens dienden de verdachten gebruik te maken van verstrekte formulieren, zijnde de rechtmatigheidsonderzoeksformulieren en/of mutatieformulieren. Voornoemde voorwaarde is bepaald in artikel 65 van de Abw.
Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat verdachte Bosch:- in de periode van 24 maart 2003 tot en met 30 juli 2008 al dan niet met onderbrekingen, in de gemeente Lelystad de ten name van [verdachte] gestelde rechtmatigheidsonderzoeksformulieren kennelijk opzettelijk valselijk heeft ingevuld en ondertekend en vervolgens als echt en onvervalst heeft ingeleverd bij de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Lelystad, waardoor hij een uitkering ontving, waarop hij geen recht had;
2. een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], beiden sociaal rechercheur, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, gesloten op 30 juli 2008, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (bijlage 14):
Ik ben aangehouden omdat [verdachte] wel eens bij mij is. Ik had een LAT-relatie met [verdachte]. Ik heb een uitkering van de gemeente. Ik heb wel met [verdachte] samengewoond. Ik heb [verdachte] uit de woning gezet en wilde geen relatie meer. [verdachte] en ik zijn nooit echt los van elkaar geweest. [verdachte] is nu veel bij mij. Met veel bedoel ik 3 à 4 dagen per week. Dit is zo sinds een maand of 3 à 4. [verdachte] sliep daarvoor ook vaak bij mij maar nooit de hele week.
3. een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1], wonende [a-straat 1] te Lelystad, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden sociaal rechercheur, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, gesloten op 30 juli 2008, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (bijlage 17):
Opmerking: verbalisanten tonen de kopie pasfoto's van [verdachte] en [medeverdachte]. Deze personen wonen allebei op de [a-straat 2]. Ik woon al 15 jaar op dit adres. Zij wonen alle twee zeker 14 jaar op de [a-straat 2]. Ze zijn net na mij hier komen wonen. Ik weet dat allemaal omdat ik goed zicht heb op de woning aan [a-straat 2]. De man en de vrouw wonen al 14 jaar onafgebroken op de [a-straat 2]. De man op de foto zie ik dagelijks.
4. een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2], opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden sociaal rechercheur, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, gesloten op 30 juli 2008, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (bijlage 22):
Op [a-straat 2] te Lelystad woont mijn vriendin [betrokkene 3], haar moeder [medeverdachte] en haar stiefvader [verdachte]. [verdachte] staat niet ingeschreven op [a-straat 2]. Ik kom ongeveer al drie jaar bij [betrokkene 3] over de vloer. Sinds die tijd is [verdachte] ook op de [a-straat 2].
5. als schriftelijke bescheiden, rechtmatigheidsonderzoeksformulieren AWB/WWB van de gemeente Lelystad, Afdeling Werk en Inkomen, gericht aan en ondertekend door verdachte en betrekking hebbend op de periode 13 maart 2003 tot en met november 2007 (bijlage 27).”
3.4. Voor zover het middel erover klaagt dat niet uit de bewijsmiddelen kan volgen dat de verdachte op tijdstippen in de periode van 4 april 2003 tot en met 29 oktober 2007 met [medeverdachte] heeft samengewoond, kan het niet slagen. In het bijzonder heeft het hof uit de verklaringen die in de bewijsmiddelen 3) en 4) zijn vervat, kunnen afleiden dat de verdachte en [medeverdachte] op tijdstippen in de ten laste gelegde periode hebben samengewoond. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kon het hof voorts afleiden dat de verdachte rechtmatigheidsonderzoeksformulieren ABW/WBB telkens valselijk heeft opgemaakt door daarop de situatie van samenwoning niet te vermelden.1.Dit oordeel is niet onbegrijpelijk en het is toereikend gemotiveerd.
3.5. Uit de bewijsvoering kan echter naar mijn mening niet volgen dat de verdachte zo nauw en bewust met de medeverdachte [medeverdachte] heeft samengewerkt dat sprake is van het medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. De bewijsmotivering zou, gelet op hetgeen onder 3.4 is opgemerkt, toereikend zijn geweest als de bewezenverklaring zou zien op het – eveneens ten laste gelegde - plegen van valsheid in geschrift. Het hof heeft echter het primair ten laste gelegde medeplegen bewezen verklaard, terwijl de bewijsmiddelen niets inhouden waaruit zou kunnen worden afgeleid dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte]. Als bewijsmiddel 2 is een proces-verbaal inhoudende een verklaring van [medeverdachte] voor het bewijs gebezigd, waarin zij over haar verhouding met de verdachte verklaart en waarin zij meldt dat zij een uitkering van de gemeente heeft. Dat is evenwel onvoldoende om de conclusie te kunnen dragen dat het valselijk opmaken van de formulieren die betrekking hebben op de verdachte in bewuste en nauwe samenwerking tussen beide partners heeft plaatsgevonden. Uit de verklaring van [medeverdachte] noch uit enig ander bewijsmiddel volgt dat sprake is geweest van medeplegen. De bewezenverklaring is aldus niet naar de eis van de wet met redenen omkleed. In zoverre treft het middel doel en kan de bestreden uitspraak niet in stand blijven.2.
3.6 Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing naar het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
n.d.
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 24‑09‑2013
Vgl. HR 12 januari 2010, ECLI:NL:HR 2010, BK0972.