Vgl. HvJ 12 februari 2015, ECLI:EU:C:2015:84
Rb. Den Haag, 25-05-2022, nr. 21, 1269
ECLI:NL:RBDHA:2022:5160
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
25-05-2022
- Zaaknummer
21_1269
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2022:5160, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 25‑05‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
NLF 2022/1783
Uitspraak 25‑05‑2022
Inhoudsindicatie
Eiseres maakt aannemelijk dat bij registratie van gelijksoortige auto’s is uitgegaan van een lagere CO2-uitstoot. Voor de vaststelling dat sprake is van een concurrentieverhouding is niet noodzakelijk dat de auto’s ook in uitvoering identiek zijn. Wijziging van typegoedkeuringsnummer brengt niet met zich mee dat niet langer sprake is van gelijksoortige auto’s. De voldoening op aangifte Bpm dient te worden gebaseerd op een lagere CO2-uitstoot. Beroep gegrond.
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 21/1269
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2022 in de zaak tussen
[eiseres] V.O.F., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder,
en
de Staat der Nederlanden, de Minister voor Rechtsbescherming, de Minister.
Procesverloop
Verweerder heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm).
Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld bij rechtbank Zeeland-West-Brabant. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de zaak op 8 januari 2021 ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar deze rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2022.
Namens eiseres is de gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A] en mr. [B] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres heeft op 18 juni 2019 aangifte Bpm gedaan voor de registratie van een Ford Kuga 1.5 Ecoboost ST Line (de auto). De datum van eerste toelating van de auto is 4 juli 2018. De fabrikant van de auto heeft een verklaring afgegeven dat de auto onder een typegoedkeuring is geproduceerd. Aan de betreffende typegoedkeuring is een CO2-uitstoot verbonden van 176 gram per kilometer.
2. De aangegeven en betaalde Bpm bedraagt € 7.294 en is bepaald met inachtneming van een CO2-uitstoot van 176 gram per kilometer.
Geschil 3. In geschil is of eiseres teveel Bpm op aangifte heeft voldaan. Het geschil spitst zich toe op de vraag of bij de heffing van Bpm terecht is uitgegaan van een CO2-uitstoot van 176 gram per kilometer.
4. Eiseres stelt dat teveel Bpm op aangifte is voldaan omdat van een te hoge CO2-uitstoot is uitgegaan. Daarbij heeft eiseres gewezen op andere Ford Kuga’s met een datum eerste toelating die is gelegen tussen 1 mei 2018 en 31 juli 2018, waaronder een voertuig met de dezelfde datum van eerste toelating als de auto. Deze voertuigen zijn in de periode van 1 mei 2018 tot en met 31 juli 2018 in Nederland geregistreerd waarbij is uitgegaan van een CO2-uitstoot van 143 gram per kilometer. Omdat de auto’s technisch gezien identiek of in elk geval gelijksoortig zijn, leidt het zwaarder belasten van later ingevoerde auto’s volgens eiseres tot strijd met artikel 110 VWEU. Subsidiair stelt eiseres dat de uitstootwaarde op grond van het vertrouwensbeginsel dan wel het rechtszekerheidsbeginsel dient te worden verminderd.
5. Verweerder stelt dat een juist bedrag aan Bpm op aangifte is voldaan. Volgens verweerder is van schending van artikel 110 VWEU geen sprake.
Beoordeling van het geschil
6. De CO2-uitstoot op basis waarvan de Bpm wordt berekend is niet de individueel gemeten uitstoot van het betreffende voertuig en verandert ook niet naar gelang de ouderdom, het gebruik of wijzigingen in de uitvoering van het voertuig. Tot 1 september 2017 werd de CO2-uitstoot van een (type) voertuig vastgesteld door middel van de uitvoering van de zogenoemde New European Driving Cycle-test (NEDC 1). Binnen de Europese Unie (EU) is een nieuwe test ontwikkeld, de Worldwide Harmonized Light Vehicle Test Procedure (WLTP), waarbij de CO2-uitstoot wordt gemeten onder verschillende rijomstandigheden. Sedert 1 september 2017 is het in de EU verplicht om de CO2-uitstoot vast te stellen door middel van het uitvoeren van de WLTP-test. De uitkomst van deze test wordt via een rekenmodel, CO2mpas, teruggerekend naar een CO2-uitstoot, dit geheel is de NEDC 2. Anders dan aanvankelijk door de wetgever bij de parlementaire behandeling van de wetswijzing is gesteld, is thans tussen partijen niet langer in geschil dat voor hetzelfde voertuig de uitkomst van de NEDC 2-methode hoger kan uitvallen dan de uitkomst van de NEDC 1-methode.
7. Indien opgenomen in de zogenoemde restantvoorraadregeling mag de CO2-uitstoot van bestaande modellen die zijn geproduceerd vóór 1 juni 2018 worden vastgesteld door middel van NEDC 1.
8. De Bpm is een belasting op de registratie van motorvoertuigen op het Nederlands grondgebied met het oog op het in het (handels)verkeer brengen van die motorvoertuigen. Het betreft een binnenlandse belasting, die aan artikel 110 VWEU moet worden getoetst.
9. Volgens vaste rechtspraak kan een belastingstelsel van een lidstaat slechts worden geacht verenigbaar te zijn met artikel 110 VWEU, indien vaststaat dat het zodanig is ingericht dat het in alle gevallen is uitgesloten dat ingevoerde producten zwaarder worden belast dan binnenlandse producten en dat het bijgevolg in geen geval discriminerende gevolgen heeft. In dat verband wordt artikel 110, eerste alinea, VWEU geschonden wanneer de belasting op het ingevoerde product en die op het soortgelijke binnenlandse product op verschillende wijze en volgens verschillende modaliteiten worden berekend, waardoor het ingevoerde product, al is het maar in sommige gevallen, zwaarder wordt belast.1.
10. Met betrekking tot de vraag wanneer sprake is van soortgelijke producten heeft het Hof van Justitie van de EU in het arrest van 19 december 20132.(zaak C-437/12) het volgende overwogen:
“22. Voorts zij eraan herinnerd dat de in een lidstaat in de handel zijnde motorvoertuigen “nationale producten” van deze lidstaat in de zin van artikel 110 VWEU zijn (…).
23. Wanneer deze producten op de markt voor tweedehands voertuigen van die lidstaat te koop worden aangeboden, moeten zij worden beschouwd als ,,gelijksoortige producten”, zijnde producten van dezelfde soort als ingevoerde tweedehands voertuigen, wanneer zij zich door hun eigenschappen en door de behoeften waarin zij voorzien, in een concurrentieverhouding bevinden. De mededinging tussen twee modellen hangt af van de mate waarin zij voldoen aan een aantal vereisten op het punt van, onder meer, prijs, afmetingen, comfort, prestaties, verbruik, duurzaamheid en betrouwbaarheid. Het referentievoertuig moet het voertuig zijn waarvan de kenmerken het dichts aanleunen bij die van het ingevoerde voertuig. Dat houdt in dat rekening wordt gehouden met het model, het type, en andere kenmerken, zoals de aandrijving of de uitrusting, de ouderdom en de kilometerstand, de staat van onderhoud of het merk (…).
24. Dienaangaande zij opgemerkt dat de in het vorige punt vermelde criteria limitatief noch dwingend zijn opgesomd. Het referentievoertuig kan natuurlijk variëren naargelang van de specifieke kenmerken van het ingevoerde voertuig. Twee voertuigen die op dezelfde datum voor het eerst in gebruik zijn genomen, zijn niet noodzakelijk gelijksoortig, bijvoorbeeld wegens andere slijtage. Het staat aan de nationale rechter om, met inachtneming van de in het vorige punt vermelde kenmerken, vast te stellen van welke nationale producten de kenmerken het dichts aanleunen bij die van het betrokken ingevoerde voertuig.”
11. De auto is een Ford Kuga 1.5 Ecoboost ST-Line met productiedatum 10 juni 2018 en datum eerste toelating 4 juli 2018. Gelijksoortige voertuigen op de markt voor tweedehands voertuigen zijn in ieder geval de voertuigen van hetzelfde merk en type met een datum van eerste toelating rond 4 juli 2018 met een vergelijkbare kilometerstand. Met het toekennen van een Nederlands kenteken zijn dit “nationale producten” van de Nederlandse markt geworden.
12. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat zich onder de door haar genoemde voertuigen gelijksoortige auto’s bevinden. Omdat het gaat om een zeer gangbaar merk en type auto en de auto geen bijzondere kenmerken heeft acht de rechtbank aannemelijk dat, naast de auto’s uit de restantvoorraadregeling, op de Nederlandse tweedehands voertuigenmarkt gelijksoortige voertuigen worden aangeboden, waarvan de voor de registratie verschuldigde Bpm is vastgesteld op basis van de CO2-uitstoot vastgesteld volgens de NEDC 1. Dit betekent dat voor de registratie van de auto (de invoer van de auto) meer belasting wordt geheven dan is geheven voor de invoer van de inmiddels tot de nationale producten behorende gelijksoortige auto’s. De rechtbank heeft hierbij als uitgangspunt genomen dat met het type van de auto wordt gedoeld op de typegoedkeuring, waaronder de fabrikant de auto heeft geproduceerd en dat hiermee vaststaat welke brandstof de auto verbruikt, het aantal cilinders van de auto en over welke transmissie, aandrijving, motorinhoud, wielbasis en vermogen de auto beschikt.
13. Verweerder heeft aangevoerd dat eerst sprake is van een verboden onderscheid indien komt vast te staan dat ook de uitvoering van de auto gelijk is aan die van de op de binnenlandse markt aangeboden voertuigen en dat eiseres niet heeft aangetoond dat sprake is van identieke auto’s. Naar het oordeel van de rechtbank is voor de vaststelling dat sprake is van een concurrentieverhouding niet noodzakelijk dat ook in uitvoering sprake is van identieke auto’s. Of sprake is van een concurrentieverhouding wordt bepaald door de eigenschappen van de auto’s zoals hiervoor in het arrest van 19 december 2013 genoemd. De uitvoering van de auto kan van invloed zijn op de uiteindelijke beslissing tot daadwerkelijke aanschaf door de consument, net zoals bijvoorbeeld de door verkoper aangeboden garantie en/of service invloed kan hebben, maar dit is bij zeer gangbare en standaard producten als de auto het gevolg van de persoonlijke voorkeur van de koper en niet van een verschil in eigenschappen van de producten.
14. Verweerder heeft voorts gesteld dat door de invoering van de NEDC 2 het nummer van de typegoedkeuring is gewijzigd en dus geen sprake (meer) is van gelijksoortige producten. De wijziging van het nummer van de typegoedkeuring betekent op zichzelf echter niet dat de eigenschappen van de auto veranderen. Overigens betwijfelt de rechtbank of voor auto’s die min of meer gelijktijdig met de auto zijn geproduceerd met de verplichtstelling van de NEDC 2 test ook sprake is van een typewijziging. Omdat de vraag of er sprake is van een concurrentieverhouding wordt beantwoord op basis van de eigenschappen van het product en niet op basis van het nummer van de typegoedkeuring, brengt de wijziging van het typegoedkeuringsnummer niet met zich dat niet langer sprake is van gelijksoortige producten.
15. Tenslotte heeft verweerder erop gewezen dat alle landen in de EU de mogelijkheid hebben gehad gebruik te maken van de restantvoorraadregeling. Dit betekent dat er in alle landen gelijksoortige auto’s op de tweede handsmarkt zijn, waarvan de vastgestelde CO2-uitstoot verschilt. Verweerder stelt dat dit betekent dat er geen onderscheid op basis van nationaliteit gemaakt wordt. De rechtbank overweegt dat, nu de Bpm een belasting is op de registratie van motorvoertuigen op het Nederlands grondgebied, dus bij de import van voertuigen, waarvan de hoogte van het verschuldigde bedrag wordt bepaald door de op het niveau van typegoedkeuring vastgestelde CO2-uitstoot, alle na de verplichtstelling van de NEDC 2 ingevoerde auto’s zwaarder worden belast dan de eerder ingevoerde auto’s, die na hun invoer tot de nationale producten zijn gaan behoren. Ingevoerde producten (onverschillig uit welk land van de Europese Unie zij worden ingevoerd) worden zwaarder belast dan nationale producten.
16. Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft eiseres teveel Bpm op aangifte voldaan en dient het beroep gegrond te worden verklaard. De voldoening op aangifte dient te worden gebaseerd op een CO2-uitstoot van 143 gram per kilometer. De rechtbank zal verweerder opdragen opnieuw uitspraak op bezwaar te doen met inachtneming van deze uitspraak.
17. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade ontstaan door termijnoverschrijding. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, moet worden aangesloten bij de uitgangspunten die zijn neergelegd in het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2005.3.Behoudens in geval van bijzondere omstandigheden wordt een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase in dit verband als redelijk beschouwd. Hiervan komt een half jaar toe aan de bezwaarfase.
18. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 26 juni 2019 en heeft op23 maart 2020 uitspraak op bezwaar gedaan. Vervolgens is door de rechtbank op 25 mei 2022 uitspraak gedaan. Vanaf het indienen van het bezwaarschrift tot de uitspraakdatum is een periode van twee jaar en bijna 11 maanden verstreken. Aan eiseres komt daarom een schadevergoeding toe van € 1.000 (€ 500 per overschrijding van (een gedeelte van) een half jaar). De termijnoverschrijding dient voor 3/11e deel (€ 273) aan de bezwaarfase te worden toegerekend en voor 8/11e deel (€ 727) aan de beroepsfase.
Proceskosten
19. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.351 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 269, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 541 en een wegingsfactor 1). Voor het indienen van repliek wordt geen vergoeding toegekend omdat eiseres daartoe niet door de rechtbank in de gelegenheid is gesteld.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op opnieuw uitspraak op bezwaar te doen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van immateriële schade van eiseres tot een bedrag van € 727;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van immateriële schade van eiseres tot een bedrag van € 273;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.351;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 25‑05‑2022