De exhibitieplicht
Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/4.2.1:4.2.1 Stelplicht behelst slechts een begrensde en indirecte verplichting tot verstrekking van informatie
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/4.2.1
4.2.1 Stelplicht behelst slechts een begrensde en indirecte verplichting tot verstrekking van informatie
Documentgegevens:
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS373530:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 29 november 1957, NJ 1958, 31(Nering Bögel/Dover Enginering).
HR 25 april 1986, NJ 1986, 624, r.o. 3.2(Millenaar/Oerlemans c.s.) en HR 7 september 2001, NJ 2001, 616, r.o. 3.5.2(Staat/M).
HR 20 november1987, NJ 1988, 500, r.o. 3.4(Timmer/Deutman); HR 18 februari 1994, NJ 1994, 368, r.o. 3.3(Schepers/De Bruyn); HR 13 januari 1995, NJ 1997, 175, r.o. 2.3.3(De Heel/Staat c.s.); HR 7 september 2001, NJ 2001, 615, r.o. 3.5 (M/Van D).
HR 10 januari 1997, NJ 1999, 286, r.o. 3.5.2(W/W).
HR 29 januari 1999, NJ 1999, 245, r.o. 3.3.3(Filipovic/Interpolis c.s.).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De vraag, waar de grenzen moeten liggen bij de informatie uitwisseling is geenszins nieuw. Hoe die grenzen bepaald moeten worden, komt immers al van oudsher aanstonds bij de aanvang van het debat aan de orde bij het bepalen van de eisen aan de stelplicht. Terwijl de historie laat zien dat aanvankelijk kon worden volstaan met wat in aan juristen eigen jargon heet "een blote ontkenning", is die tijd al ver achter ons en moeten stellingen én verweer concreet en specifiek zijn. Tot de kern teruggebracht verlangen de belangrijkste regels over uitwisseling van informatie - die over stellen en verweren - immers dat stellingen en verweren voldoende concreet worden onderbouwd. Dat betekent dat voldoende specifiek moet worden wordt gereageerd op hetgeen een wederpartij stelt. Die regels bieden de mogelijkheid om stellingen als juist te aanvaarden, wanneer daarop niet of onvoldoende concreet wordt gereageerd, hoewel een concrete(re) reactie van de nalatige procespartij verwacht mag worden.
De regels over de stelplicht vergen niet zo zeer debat over alle mogelijk beschikbare informatie, maar debat over die informatie die relevant (b)lijkt voor de beoordeling van een vordering of het daartegen gevoerde verweer. Kenmerkend voor de regels over de stelplicht is dat zij bovendien niet rechtstreeks een verplichting tot verstrekking van informatie inhouden: zij zetten slechts een sanctie op het niet deugdelijk reageren. Reageert een partij onvoldoende, dan kunnen de stellingen van de wederpartij immers als onvoldoende betwist (voorshands) voor juist worden gehouden.
Deze regels over stelplicht kunnen een partij die informatie ontbeert op achterstand zetten doordat deze niet in staat is om deugdelijk op de stellingen van haar wederpartij te reageren. Wanneer die wederpartij over meer informatie beschikt, kan het gerechtvaardigd zijn om die achterstand te beperken. Aan het ondervangen van die achterstand ontleent de zogenaamde verzwaarde stelplicht zijn betekenis. Deze behelst dat nadere eisen aan het verweer worden gesteld, wanneer de verwerende partij meer dan de eisende partij toegang heeft tot de informatie die van belang is om het geschil te beslechten. In dat geval kunnen aan het verweer hogere eisen gesteld worden, hetgeen aldus wordt verwoord dat voor de verwerende partij een verzwaarde stelplicht geldt. Meer voor de hand ligt eigenlijk om te spreken van een verzwaarde betwistplicht, nu het gaat om aanvullende eisen gesteld aan de betwisting.
Zo'n verzwaarde stelplicht komt met name aan de orde, indien de stellingen feiten betreffen, waarvan slechts de wederpartij kennis kan dragen. Als gevolg daarvan is de verzwaarde stelplicht geïntroduceerd in 1957 toen in een intellectuele eigendomszaak de eiser zich erop beriep dat gedaagde een merk gedurende drie jaar niet had gebruikt, waaromtrent natuurlijk slechts die gedaagde deugdelijk en eenvoudig kon verklaren.1 Nadien is ook in andere zaken aangenomen dat de partij op wie de bewijslast niet rust in zijn verweer aanknopingspunten moet bieden voor bewijslevering door de partij op wie de bewijslast rust. Het toepassingsgebied van de verzwaarde stelplicht is aldus uitgebreid naar zaken, waarin een werkgever werd verweten dat hij een valse ontslaggrond had opgegeven2 en beroepsaansprakelijk-heidszaken bij onder meer medici3 en notarissen,4 waarin van de aangesproken beroepsbeoefenaar wordt verlangd dat hij aanknopingspunten voor bewijslevering levert. De verzwaarde stelplicht heeft evenwel geen algemeen geldingsbereik: zo is onjuist, dat voor de bestuurder van een motorrijtuig bij een verkeersongeval met betrekking tot de wijze, waarop hij heeft gereden een verzwaarde stelplicht zou gelden.5 Informatieachterstand is, kortom, niet in zijn algemeenheid reden voor het creëren van een informatieverplichting.